Geschiedenis tijdvak 6
De tijd van regenten en vorsten
§1 Een wereldeconomie
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie.
In de tijd van steden en staten waren handelaren belangrijk geworden. Door
handel met luxeproducten was toen het kapitalisme ontstaan: economisch
systeem waarbij personen geld in een onderneming investeren om winst te
maken. De productiemiddelen (hulpmiddelen voor productie) waren privébezit.
Handelaren hielden zich bezig met handel en nijverheid, met handel als
hoofdzaak (handelskapitalisme). In de tijd van ontdekkers en hervormers
groeide het handelskapitalisme, want er was kapitaal nodig voor overzeese
ontdekkingsreizen. Rijke kooplieden gingen daarom samenwerken.
In de tijd van regenten en vorsten kwam het handelskapitalisme tot bloei. Na de
Nederlandse ontdekking van Oost-Azië werden ze daar actief en stichtten ze
compagnieën voor de handel. In 1602 gingen die op in 1 groot bedrijf de
Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). De VOC had het recht om als enige
Nederlandse onderneming te handelen met Azië (monopolie), mocht verdragen
sluiten met vorsten, oorlog voeren en gebieden besturen. In Engeland werd ook
in 1600 de East India Company gesticht.
De VOC verkocht aandelen: papieren waarmee kopers mede-eigenaar werden
van het bedrijf. De VOC had hierdoor genoeg geld voor zeeschepen, salarissen en
zilver om producten te kopen. De aandeelhouders kregen jaarlijks een deel van
de winst en de rest werd in het bedrijf gestoken (eerste bedrijf die dit ooit deed).
Het bedrijf werd geleid door aparte bestuurders uit de Hollandse en Zeeuwse
steden. In Azië werd een gouverneur-generaal de hoogste bestuurder.
De VOC was eerst vooral geïnteresseerd in specerijen. De kruidnagels en
muskaatnoten groeiden alleen op de Molukken. De VOC veroverde met geweld
hier een monopolie. Molukkers mochten alleen met de VOC handelen en andere
landen werden verjaagd. Na een opstand van de bewoners van de Molukse
Banda-eilanden werden bijna alle inwoners in 1621 door een VOC-leger
vermoord, uitgehongerd of tot slaaf gemaakt. Hierna stichtte de VOC hier
landbouwbedrijven met slaven uit India.
Gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen had bevel gegeven om de
Bandanezen uit te roeien. Hij vernietigde in 1618 Jakarta op Java en bouwde er
Batavia, het hoofdkwartier van de gouverneur-generaal en de verzamelplek van
alle schepen. De VOC was als multinational ook actief in China, Japan, Perzië,
India en Ceylon met factorijen. Zo nam de compagnie deel aan de bestaande
handel tussen delen van Azië. Bij Kaap de Goede Hoop (Zuid-Afrika) stichtte de
VOC een kolonie die als verversingspost diende.
In de 17e eeuw verdiende de VOC het meest aan specerijen en in de 18 e eeuw
was er thee (China) en koffie (Mokka in Arabië). Op Java werden boeren
gedwongen om koffie te verbouwen.
In 1621 werd de West Indische Compagnie (WIC) opgericht, met een monopolie
op de Nederlandse handel rond de Atlantische Oceaan. De WIC hield zich eerst
meer bezig met tegen Spanje. Ze moest de aanvoer van goud en zilver uit de
Spaanse koloniën verhinderen. Hiervoor kreeg de WIC kaperbrieven:
, toestemming om schepen te overvallen en plunderen. Met de kaapvaart
veroverde Piet Heyn in 1628 een Spaanse zilvervloot. Het handelsnetwerk van de
WIC bestond uit handelsposten, forten, eilanden en kustgebieden.
De VOC was in de 17e eeuw de grootste Europese onderneming van Azië, maar
de WIC was in Afrika en Amerika minder machtig. Spanjaarden, Portugezen,
Engelsen en Fransen waren hier actief met plantagekoloniën.
De wereldwijde handelscontacten die de handelskapitalistische compagnieën
aanknoopten, was het begin van de wereldeconomie. De Europeanen haalden
uit Azië specerijen, katoen, thee en andere producten. Naar West-Afrika brachten
ze wapens, ijzer en alcohol voor goud, ivoor en slaven die ze tewerkstelden op
suiker-, tabaks- en koffieplantages in Amerika. Suiker, tabak en koffie werd weer
vervoerd naar Europa.
Uit Amerika kwamen gewassen naar Europa, Afrika en Azië die hier eerder niet
voortkwamen (mais, aardappel, tomaat) en omgekeerd kwamen er nieuwe
gewassen naar Amerika.
§2 De gouden eeuw van Nederland
De bijzondere plaats in staatskundig opzicht en de bloei in economisch en
cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
De bourgeoisie (rijke burgerij) had in de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden de leiding. Door de opstand tegen Spanje hadden de gewesten en
steden hun zelfstandigheid behouden. De Republiek had in staatskundig opzicht
een bijzondere plaats in Europa. In andere landen groeide de macht van de
koning, maar de Republiek had geen eens een staatshoofd. De gewesten
maakten besluiten met de Staten-Generaal over het leger, de vloot, gezamenlijke
buitenlandse politiek en bestuur van de generaliteitslanden: gebieden die in
de 17e eeuw door Spanje veroverd waren.
De Staten was het hoogste bestuur van elk gewest, waarin de steden en de adel
van het gewest waren vertegenwoordigd. Regenten waren de bestuurders in de
Republiek. De macht was in handen van een kleine groep regenten (oligarchie)
die elkaar benoemde. Regentbanen bleven in rijke (handel) families.
De machtigste man van de Republiek was een stadhouder (regent), als
opperbevelhebber van leger en vloot, toezichthouder van de rechtbank en
invloed op de benoeming van platteland regenten. Maar in Amsterdam had hij
geen macht. Ondanks dat de stadhouder door de Staten werd benoemd, was de
functie erfelijk, want de prins van Oranje werd altijd benoemd.
De Stadhouders gedroegen zich als een vorst. Frederik-Hendrik liet paleizen
bouwen en trouwde zijn zoon met de dochter van de Engelse koning. Zijn
ambities leidde tot wantrouwen bij regenten, die bang waren dat de stadhouder
hun vrijheid zou inperken. Prinsgezinde regenten waren voorstander van een
sterke stadhouder en staatsgezinde die wouden liever geen stadhouder. Na de
dood van Willem II in 1650 zorgden de staatsgezinden ervoor dat er geen nieuwe
stadhouder werd benoemd. Dit stadhouderloos tijdperk eindigde in 1672. Twee
keer leidde de strijd tussen regenten en de stadhouder tot de dood van de
raadspensionaris.
De Gouden Eeuw (economische bloeiperiode) in de 17e eeuw maakte de
Republiek het welvarendste land van Europa. Dit kwam door de handel, met
Amsterdam als belangrijkste stapelplaats. Goederen uit de hele wereld werden
hier verhandeld. Na de val van Antwerpen in 1585 werd Amsterdam de
belangrijkste stad met hout en graan uit Noord-Europa. Rijke kooplieden