IM Gedragswetenschappen Tentamen 3
Geheugen, Motivatie & Emotie, Stress - Gezondheid & Welzijn, Sensatie & Perceptie, Individuele
verandering, Psychologische ontwikkeling, Familiegerichte zorg & de zorgkracht van sociale
netwerken
Geheugen
4.1 Cognitieve psychologen definiëren het geheugen als een systeem dat informatie codeert, opslaat
en weer terughaalt.
Het geheugen van de mens is een cognitief geheugensysteem dat informatie krijgt van de zintuigen
en een gedeelte daarvan omzet in betekenisvolle patronen die opgeslagen kunnen worden voor
eventueel later gebruik.
Geheugensysteem: het geheugen van de mens is een informatieverwerkingssysteem dat constructief
werkt om informatie te coderen, op te slaan en weer terug te halen.
Brain-based learning: breinleren -> vertrekt vanuit de vaststelling dat het leerproces kan worden
gestimuleerd door rekening te houden met onze kennis van het brein.
Neuroplasticiteit: het menselijke brein verandert onder invloed van leerprocessen.
Cognitieve psychologen zien het geheugen van de mens als een interpretatief systeem dat informatie
opneemt en vervolgens, als een soort kunstenaar, bepaalde details verwijdert en de rest in
betekenisvolle patronen reorganiseert. Deze cognitieve benadering van het geheugen heet het
informatieverwerkingsmodel. Bij dit model ligt de nadruk op het gegeven dat het geheugen
functioneel is.
De belangrijkste elementaire functies van het geheugen zijn het coderen, opslaan en terughalen van
informatie.
Het proces van reconstructie is geen objectief proces.
De drie essentiële functies van geheugen:
1. Om informatie te kunnen coderen moet je eerst een stimulus selecteren uit de immense brij
van prikkels die via je zintuigen binnenkomen en een eerste classificatie maken.
Vervolgens moet je de onderscheidende kenmerken van die stimulus identificeren. Als je dat
allemaal hebt uitgezocht, plak je in gedachten een label op de ervaring om deze betekenisvol
te maken.
Tijdens een proces dat elaboratie wordt genoemd, wordt de nieuwe informatie gekoppeld
aan informatie die reeds in je geheugen ligt opgeslagen.
, 2. Opslaan heeft te maken met het gedurende een langere tijd bewaren van het gecodeerde
materiaal. Herinneringen worden gedurende een bepaalde tijd en in een bepaalde vorm
opgeslagen.
3. Terughalen is de beloning voor je eerdere inspanningen bij coderen en opslaan.
Helaas werkt het terughalen niet altijd goed, doordat het menselijk geheugensysteem soms
fouten maakt, informatie vertekend of zelfs volkomen tekortschiet.
4.2 Als informatie onderdeel moet worden van je permanente geheugen, moet je 3 stadia
doorlopen:
1. Sensorisch geheugen
2. Werkgeheugen
3. Langetermijngeheugen
Dit driestadiamodel is ontwikkeld door Richard Atkinson en Richard Shiffrin.
Sensorisch geheugen Werkgeheugen Langetermijngeheugen
Functie Houdt korte tijd Betrokken bij controle Langetermijnopslag
informatie vast van aandacht. Kent van informatie
voordat deze in het betekenis toe aan
werkgeheugen komt. informatie. Legt
verbanden tussen
ideeën en
gebeurtenissen.
Codering Sensorische beelden: Codeert informatie Slaat informatie op in
geen betekenisvolle om deze bruikbaar te betekenisvolle mentale
codering, enkel maken voor categorieën.
registratie langetermijnopslag.
Opslagcapaciteit 12-16 items 7 +/- 2 items of Onbeperkt
chunks
Duur Van ongeveer een Ongeveer 20 Onbeperkt
kwart seconde tot een seconden, tenzij
paar seconden. meerdere malen
gerepeteerd
Structuur Een apart sensorisch Centrale bestuurder, Procedureel geheugen
register voor elk fonologische lus, en declaratief
zintuig. schetsboek, buffer. geheugen.
Biologische basis Zintuiglijke De hippocampus en Verschillende delen
zenuwbanen. de frontaalkwabben van de cerebrale
cortex.
,Het eerste stadium: het sensorisch geheugen
Beelden, geluiden, geuren, texturen en andere sensorische indrukken blijven slechts kort in het
sensorisch geheugen hangen, niet langer dan een paar seconden. De belangrijkste taak van het
sensorische geheugen is de stroom van sensaties net zo lang vasthouden tot je hersenen hebben
besloten welke informatie jouw aandacht verdient.
Sensorische herinneringen produceren een nabeeld in het sensorische geheugen en blijven net lang
genoeg hangen om in elkaar over te lopen en onze ervaring een gevoel van continuïteit te geven,
zonder de verwerking van nieuwe sensorische indrukken te verstoren.
De sensorische opslagruimte voor beelden wordt het iconisch geheugen genoemd. Hier worden
gecodeerde lichtpatronen geregistreerd die wij uiteindelijk waarnemen als visuele beelden.
In het sensorisch geheugen voor geluiden, het echoïsch geheugen, worden auditieve stimuli
geregistreerd of vastgehouden.
De beelden in het sensorisch geheugen hebben nog geen betekenis.
Het tweede stadium: het werkgeheugen
Het werkgeheugen is de verwerker van bewuste ervaringen, inclusief informatie uit het sensorisch
geheugen en informatie die wordt opgehaald uit het langetermijngeheugen. Ook hier wordt de
informatie slechts tijdelijk vastgehouden, maximaal twintig tot dertig seconden, waardoor het
werkgeheugen een handige buffer is voor items die je maar even hoeft te onthouden.
De oorspronkelijke term van werkgeheugen is het kortetermijngeheugen.
Het werkgeheugen is waar we informatie sorteren en coderen voordat we die aan het
langetermijngeheugen toevoegen.
Het werkgeheugen is ook de plaats waar we spelen met ideeën en beelden die we uit het
langetermijngeheugen hebben opgehaald, een proces dat we denken noemen.
Het werkgeheugen wordt geassocieerd met een ‘magisch getal’: 7 +/- 2 -> het werkgeheugen kan
ongeveer 7 items bevatten, hoewel dat van persoon tot persoon kan verschillen.
Het werkgeheugen heeft de minste capaciteit van alle drie de geheugensystemen. Deze beperking en
de beperkte tijd dat informatie beschikbaar blijft, maakt dit deel van het geheugen tot de
‘bottleneck’ van het totale geheugensysteem.
Je kunt de beperkingen die door de weinige opslagcapaciteit van het werkgeheugen ontstaan op
twee belangrijke manier omzeilen: door middel van chunking en door middel van repeteren en
actief herhalen.
,Een chunk is elk patroon of elke betekenisvolle eenheid van informatie die zich in het geheugen
bevindt. Door middel van chunking kun je meer materiaal in de zeven vakjes van je werkgeheugen
kwijt.
Om informatie in het werkgeheugen vast te houden, blijf je dingen herhalen, dit wordt repeteren
genoemd. Het is echter geen efficiënte manier om informatie over te brengen naar het
langetermijngeheugen.
Een betere manier om informatie naar het langetermijngeheugen te transporteren, is door middel
van actief herhalen door verbanden of elaboratie. Deze methode houdt in dat je de informatie niet
simpelweg herhaalt, maar haar actief verbindt met kennis die je al eerder hebt opgeslagen.
Een mindmap is een diagram dat is opgebouwd uit begrippen, teksten, plaatjes en andere items,
geordend in een boomstructuur rond een centraal thema. Een mindmap combineert dus taal met
visuele stimuli.
De structuur van het werkgeheugen:
- De centrale bestuurder: richt je aandacht op belangrijke input en coördineert welke
informatie bewust verwerkt dient te worden.
- De fonologische lus: het werkgeheugen zet alle woorden die we tegenkomen om in geluiden
van gesproken taal en stuurt ze naar de fonologische lus. In de fonologische lus slaat het
werkgeheugen de verbale patronen tijdens de verwerking in akoestische vorm op.
- Het schetsboek: het codeert visuele beelden en mentale representaties van voorwerpen in
de ruimte. Het bevat de visuele beelden die je in gedachten hebt als je je iets probeert te
herinneren.
- De episodische buffer: verbindt verschillende stukjes informatie in het werkgeheugen met
elkaar tot een coherente episode. De episodische buffer helpt ook om de verhaallijnen van
een film of ander evenement te onthouden, doordat hij een plaats biedt waar we de visuele,
ruimtelijke, fonologische en chronologische aspecten organiseren tot een episode.
- De semantische buffer: betekenis toekennen aan woorden die we zien of horen. Deze buffer
zou een beroep doen op de betekenis van woorden in het langetermijngeheugen.
Volgens de theorie van verwerkingsniveaus van Fergus Craik en Robert Lockhart zorgt ‘diepere’
verwerking ervoor dat nieuwe informatie aan betekenis wint en dus beter herinnerd wordt.
Het derde stadium: het langetermijngeheugen
LTG: langetermijngeheugen
Het langetermijngeheugen ontvangt informatie uit het werkgeheugen en kan voor een langere tijd
bewaard worden.
Procedureel geheugen: een archief voor procedures van handelingen waarvan we weten hoe we ze
moeten verrichten.
, Declaratief geheugen: een opslagplaats voor informatie die we kunnen beschrijven; feiten die we
kennen en ervaringen die we ons herinneren.
Het episodisch geheugen is het deel van het declaratief geheugen waarin persoonlijke informatie ligt
opgeslagen. Het bevat ook mentale tijdlabels, waarmee je kunt vaststellen wanneer een gebeurtenis
plaatsvond en contextuele labels, die aangeven waar een gebeurtenis plaatsvond.
Het semantische geheugen bevat de elementaire betekenissen van woorden en concepten, alle
feiten en concepten die je kent liggen hier opgeslagen.
Schema: een cluster van kennis in het semantisch geheugen dat ons een context geeft waarin we
gebeurtenissen kunnen begrijpen.
Infantiele amnesie: een verschijnsel waarbij de meeste mensen zich gebeurtenissen voor hun derde
verjaardag moeilijk kunnen herinneren.
Anterograde amnesie: onvermogen om nieuwe herinneringen te vormen.
De hippocampus en de amygdala zijn noodzakelijk voor het opslaan van nieuwe declaratieve
herinneringen.
De hippocampus is aangetast door de ziekte van Alzheimer, waarbij het vermogen om nieuwe
declaratieve herinneringen aan te maken verloren gaat.
De amygdala speelt ook een rol bij de hardnekkige en storende herinneringen waar veel soldaten en
anderen die gewelddadige gebeurtenissen hebben meegemaakt, melding van maken.
Op het niveau van afzonderlijke neuronen ontstaan herinneringen aanvankelijk als fragiele chemische
overblijfselen bij de synaps (de microscopisch kleine spleet tussen zenuwcellen) en in de loop der tijd
consolideren ze zich tot duurzamere synaptische veranderingen. Tijdens dit consolidatieproces zijn
herinneringen bijzonder kwetsbaar voor verstoring door nieuwe ervaringen, bepaalde
geneesmiddelen of een klap op het hoofd.
Retrograde amnesie: ernstig geheugenverlies
4.3 Impliciete herinneringen: herinneringen die je gedrag kunnen beïnvloeden zonder dat je daar
een bewust besef van hebt.
Expliciete herinneringen: je weet dat je over bepaalde informatie beschikt; je weet wat je weet.
Je semantisch geheugen bewaart zowel expliciete informatie als impliciete informatie.
Cues: aanwijzingen
Herinneringscues: zoektermen