Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 - Introductie, diagnostische cyclus 1
Hoorcollege 2 - Waarneming 5
Hoorcollege 3 - Aandacht, EF & Sociale cognitie 11
Hoorcollege 4 - Geheugen 15
Hoorcollege 5 - Prestatie validiteit 22
Hoorcollege 6 - Diagnostiek van taalstoornissen 27
Hoorcollege 7 - Diagnostiek bij migranten 31
Hoorcollege 8 - Intelligentie 37
,Hoorcollege 1 - Introductie, diagnostische cyclus
Neuropsychologische diagnostiek
● Elke testbatterij is nieuw en afgestemd op de patiënt
● Neuropsycholoog moet snel kunnen switchen, flexibel en creatief zijn, en in hoog
tempo beslissingen kunnen nemen
Voorbeeld uit de praktijk
● Hersentumor links parietaal. Mogelijke functiebeperkingen: aandachtsproblemen,
taalfuncties, tumor kan drukken tegen sensorische cortex en dan is sensoriek
aangetast. Parietaal kwab is het gebied waar ongeveer de meeste functies aan
gedaan kunnen worden. Ook meer specifiekere functies zoals rekenen, lezen,
schrijven, vingeragnosie.
● Patiënt is aangemeld ten behoeve van wakkere hersenoperatie
Begrippen
cognitieve monitoring = tijdens de operatie cognitieve functies testen
wakkere resectie = wakkere hersenoperatie
Opstellen van hypothese
Hypotheses stel je op voordat je de patiënt hebt gezien, dus op basis van eerdere informatie
van de patiënt (patiëntdossier). Maar na het spreken van de patiënt of zelfs tijdens of na het
testen van de patiënt kan je de hypothesen aanpassen of nieuwe hypothesen stellen.
Voorbeelden van problemen bij patient
Taalproblemen
● last van semantische parafasieën, zegt woorden die wel gerelateerd zijn aan het
doelwoord.
● woordvindproblemen
● perseveraties, bijv. blijven hangen in woorden
● begrijpt testinstructies matig
● schrijfbeweging zonder pen in de handen, roert met suiker i.p.v stokje → mogelijk
sprake van ideatoire apraxie.
Observaties
Motorisch kan patiënt de beweging uitvoeren, patiënt lijkt ook te weten wat bijvoorbeeld
“liften” is, maar lijkt niet de beweging bij (willen) liften direct te kunnen bedenken (de duim
omhoog). Uiteindelijk maakt patiënt de duim-beweging, maar weet niet precies in welke
richting ze de duim moet opsteken (omhoog, omlaag etc.). Vervolgens bij een andere vraag
van de testleider gebruikt patiënt de duim van het liften, dit kan duiden op perseveraties.
Perseveraties moeten in een testonderzoek meerdere keren voorkomen om te kunnen
concluderen dat er sprake is van perseveratie bij de patiënt.
Omdat patiënt de uitleg van de opdrachtjes niet begreep is verder onderzoek naar het
taalbegrip van patiënt gedaan. Hierbij wordt de ‘token test’ gebruikt. Echter was de test te
lastig en heeft de testleider een makkelijkere test erbij gepakt. Dit om de patiënt niet te veel
te demotiveren. Bij de token test bleef ze hangen in de eerste opdracht, het opnoemen van
de kleuren. Bij een andere opdracht, waarbij patiënt verschillende kleuren bij elkaar moest
1
,leggen, herhaalde ze de eerste opdracht en noemde ze alleen de kleuren. Niet zeker of
patiënt de opdracht niet kon of de opdracht niet kon onthouden of begrijpen. Daarom is
gekozen om een non-verbale werkgeheugen test te doen. Hieruit bleek dat het non-verbaal
werkgeheugen intact was.
Daarnaast was de vraag of haar waarneming van kleuren wel in orde was? Hier zijn niet veel
testen voor en ook had de testleider deze op het moment niet tot beschikking. Daarom
moest de testleider improviseren en kreeg de patiënt de opdracht voorwerpen uit de kamer
op kleur te sorteren. Kleurwaarneming leek op orde, maar toch ging niet de hele opdracht
goed. Tussen de voorwerpen zaten ook dezelfde voorwerpen (de kleurmarkers), de patiënt
vond dit ontzettend lastig. Ze leek het lastig te vinden alleen bij de opdracht van de kleur te
blijven en kon het overzicht niet goed houden.
Diagnostisch proces
Niet alleen voorafgaand aan het proces, maar ook tijdens observaties en testafname. Dus
een dynamisch proces.
Vraagstelling en hypothese
● Patiënten komen niet uit zichzelf bij een neuropsycholoog terecht. Het is belangrijk
dat de doorverwijzers een duidelijke vraag hebben voor de neuropsycholoog.
Daarnaast is het belangrijk om te weten waar we zitten in het proces. Neurologie is
nog meer gericht op de diagnostiek. Bij revalidatie meer in behandeling.
● Onderscheid diagnostische en beschrijvende vraagstellingen
● Verdere differentiatie typen vraagstellingen
○ Onderkenning: Wat is er met deze patient aan de hand?
○ Verklaring: Waarom vertoont deze pt. deze gedragsproblemen?
○ Predictie: Gaat meer over een voorspelling, hoe kan een bepaalde
behandeling het functioneren/gedrag beïnvloeden. Hoe kan een operatie het
cognitief functioneren beïnvloeden?
○ Indicatie: Wat zijn de implicaties van de cognitief sterke en zwakke punten
voor revalidatie?
○ Evaluatie: Wat is het effect van het gebruik van Ritalin op het cognitief
functioneren? (Zie tabel 4.1 hoofdstuk 4)
Besproken casus: vraagstelling meer gericht op indicatie! Kunnen we de wakkere operatie
uitvoeren? Antwoord was ja dus indicatie is gesteld.
Voorbeeld
Oudere patiënt met sinds enkele maanden geheugenklachten. Is soms ook somber, drinkt
daarnaast veel alcohol.
Hypotheses:
- beginnende dementie
- depressie
- alcoholgerelateerde cognitieve achteruitgang
- normale veroudering
2
,Stappen
● Om de hypotheses te toetsen stel je in de anamnese vragen over het soort
geheugenproblemen, de stemming, het beloop (steeds erger of juist van een op
andere dag ging alles mis (plotseling beloop)), alcoholgebruik etc.
● Testonderzoek bouw je op met o.a. dementiescreening, verschillende typen
geheugentaken, stemmingsvragenlijsten
● Door het verwerpen van een aantal hypotheses kom je uit op een
waarschijnlijkheidsdiagnose (niet met zekerheid)
● Soms andere disciplines nodig voor verder onderzoek naar overige hypotheses
● Medicus stelt medische diagnose
→ Te vergelijken met wetenschappelijk onderzoek. NPO bij individuele patiënt is eigenlijk
een N=1 wetenschappelijke studie
Testselectie en afname
● Om hypothese te toetsen gebruik je verschillende bronnen: anamnese, observaties,
vragenlijsten en testen
● Keuze voor test hangt af van doel van onderzoek en kenmerken van patiënt
○ Wat als iemand afatisch is? → (een taalstoornis heeft)
○ Wat als iemand een hemiparese (halfzijdige verlamming) heeft?
○ Wat als iemand een heel laag opleidingsniveau heeft?
○ Wat als iemand geen Nederlands spreekt? → Uitwijken naar niet talige taken.
● Kwaliteitscriteria: validiteit, betrouwbaarheid en normering
● COTAN beoordeling (Commissie Testaangelegenheden Nederland) –
Uitgangspunten bij constructie
1. Uitgangspunten
2. Kwaliteit testmateriaal
3. Kwaliteit handleiding
4. Normen
5. Betrouwbaarheid
6. Begripsvaliditeit
7. Criteriumvaliditeit
MAAR veel testen staan niet in de COTAN, daarom zelf kritisch beoordelen of test geschikt
is, gebruik Lezak, Strauss, wetenschappelijke literatuur
● Problemen van herhaald testen
● Leereffect, dit willen we zoveel mogelijk voorkomen.
● Van veel testen zijn geen test-hertest gegevens beschikbaar. Van wel beschikbare
gegevens, kan je corrigeren voor de test-hertest.
● Gebruik parallel testen, MAAR voor lang niet alle testen is een parallel test
beschikbaar.
● Echter, dan nog steeds testwise, bijvoorbeeld figuur van Rey. Patiënt weet nog
steeds dat hij straks na een half uur de tekening uit zijn hoofd moet tekenen. Dus het
verrassings effect is weg.
● Kort of lang onderzoek?
● Vaste testbatterij (als al verwachting is van bepaald ziektebeeld) of individueel
toegesneden?
● Sommige functies zijn niet te testen met neuropsychologische tests. Hiervoor worden
gedragsneurologische proeven gebruikt (gezichtsvermogen, apraxie etc).
3
, ● Volgorde van test: zorg dat er geen interferentie is! Bijv bij 15 woorden test, na een
half uur nog vragen welke woorden de patiënt kan herinneren. Als je dan tussendoor
een plaatjes test gaat doen, dan kan het zijn dat de woorden van de plaatjes gaan
interfereren met de 15 woorden test. Daarom moet je hier voorzichtig mee zijn.
● Zorg voor standaardisatie, MAAR soms afwijken van testinstructies. Als je bijv. weet
dat patient heel traag is, en de test die je wilt afnemen test niet specifiek de snelheid
→ dan kan je overwegen om het tijdslimiet te laten zitten bij deze test. Dit heet
testing the limits.
● Computergestuurde diagnostiek
○ Steeds meer de toekomst
○ Veel voordelen
○ Maar ook nadelen: ben ik nog wel aan het meten wat ik wil meten, testing the
limits wordt lastig. Ook de oudere generatie is minder opgegroeid met
computers en hierdoor kan je nog te veel aan het meten zijn of ze vaardig zijn
met het gebruik van computers. Maar meten ze wel hetzelfde?
● Naast cognitief functioneren ook andere factoren in kaart brengen, kan d.m.v.
vragenlijsten
● Persoonlijkheid, bv. NPV (Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst)
● Emotionele problemen, bv. BDI, GDS of HADS
● Klachten, bv. SCL-90 (symptoom checklist)
● Kan van invloed zijn op cognitief functioneren
Psychometrie in de klinische neuropsychologie
● Meting bestaat uit twee onderdelen:
○ Het resultaat van meetprocedure zelf
○ Bijdrage van invloeden die daarbuiten liggen, hiervoor worden geen
hypotheses opgesteld
■ Stoorfactoren (vermoeidheid, gebrek aan motivatie, faalangst,
motorische beperkingen etc)
● Betrouwbaarheid van de test is belangrijk: blijft het resultaat van de test hetzelfde als
je nogmaals afneemt?
● Validiteit van test eveneens belangrijk: meet de test wat hij beoogt te meten?
● Normen: gezonde controles van een vergelijkbare patiëntgroep. Het is belangrijk dat
je de score van de patiënt vergelijkt met de controlegroep en ook nog corrigeert voor
leeftijd en opleidingsniveau.
Normaalverdeling
● T-scores en percentiele (in deze cursus gefocust op percentiele).
Let op!
● Van studenten wordt verwacht om een bewoording te geven aan scores. Hoe
evalueer je de scores? De benaming gaat aan de hand van de indeling van Hendriks
en colleges.
● Weet goed het verschil tussen sensitiviteit en specificiteit.
○ Daarnaast is de ROC curve belangrijk. Als sensitiviteit toeneemt dan neemt
specificiteit af of visa versa. Met de ROC kan je het optimale punt vinden.
4