HC 4 Hoofdstuk 9 en 10
HOODSTUK 9
Schizofrenie
- Schizofrenie – gespleten geest
- Patiëntenverenigingen spreken liever van disfunctionele perceptie syndroom
- Psychosen
- Wanen en hallucinaties
- Bij hallucinaties gaat het niet om een verkeerde interpretatie van waarnemingen
- Hallucinaties hebben betrekking op alle zintuigelijke functies
- Coping-gedrag om het evenwicht te handhaven
Belangrijke klinische kenmerken van schizofrenie
A. Twee of meer van de volgende kenmerken moeten gedurende een belangrijk deel van de tijd
gedurende een periode van één maand aanwezig zijn
a. Wanen
b. Hallucinaties
c. Spraak die onsamenhangend is of die wordt gekenmerkt door een opvallende
ontkoppeling van associaties
d. Gedesorganiseerd of katatoon gedrag
e. Negatieve kenmerken (bijvoorbeeld vlak affect)
B. Het functioneren op gebieden zoals sociale relaties, werk of verzorging van het lichaam is
tijdens het verloop van de stoornis opvallend afgenomen ten opzichte van het niveau voor het
begin van de stoornis. Als de stoornis tijden de jeugd of adolescentie ontstaat, wordt het
verwachte niveau van sociale ontwikkeling bereikt
C. Gedurende een periode van ten minste zes maanden zijn voortdurend symptomen van de
stoornis opgetreden. Deze periode moet een actieve fase van ten minste één maand omvatten
waarbij psychotische symptomen aanwezig zijn die kenmerkend zijn voor schizofrenie
D. De stoornis kan niet aan de effecten van een middel of aan een algehele medische aandoening
worden toegeschreven
Ontstaan schizofrenie
- Meestal rond het 20e levensjaar
- Meestal eerste tekenen rond 25e jaar
- Kan plotseling ontstaan of binnen enkele weken of maanden
4 fasen schizofrenie
1. Premorbide fase
a. Niet ziek, maar mogelijk al wel bepaalde trekken of biologische of
neuropsychologische makers die de kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van
schizofrenie aangeven
2. Prodromale fase
a. Eerste verschijnselen van de ziekte doen zich voor
b. Afnemende belangstelling voor sociale activiteiten
c. Toenemende problemen met het vervullen van de dagelijkse activiteiten
d. Slechte verzorging
3. Aarte fase
a. Patiënt is manifest psychotisch met wanen en denkstoornissen
4. Restperiode
a. Patiënt functioneer weer op min of meer het niveau van de prodromale fase
HOODSTUK 9
Schizofrenie
- Schizofrenie – gespleten geest
- Patiëntenverenigingen spreken liever van disfunctionele perceptie syndroom
- Psychosen
- Wanen en hallucinaties
- Bij hallucinaties gaat het niet om een verkeerde interpretatie van waarnemingen
- Hallucinaties hebben betrekking op alle zintuigelijke functies
- Coping-gedrag om het evenwicht te handhaven
Belangrijke klinische kenmerken van schizofrenie
A. Twee of meer van de volgende kenmerken moeten gedurende een belangrijk deel van de tijd
gedurende een periode van één maand aanwezig zijn
a. Wanen
b. Hallucinaties
c. Spraak die onsamenhangend is of die wordt gekenmerkt door een opvallende
ontkoppeling van associaties
d. Gedesorganiseerd of katatoon gedrag
e. Negatieve kenmerken (bijvoorbeeld vlak affect)
B. Het functioneren op gebieden zoals sociale relaties, werk of verzorging van het lichaam is
tijdens het verloop van de stoornis opvallend afgenomen ten opzichte van het niveau voor het
begin van de stoornis. Als de stoornis tijden de jeugd of adolescentie ontstaat, wordt het
verwachte niveau van sociale ontwikkeling bereikt
C. Gedurende een periode van ten minste zes maanden zijn voortdurend symptomen van de
stoornis opgetreden. Deze periode moet een actieve fase van ten minste één maand omvatten
waarbij psychotische symptomen aanwezig zijn die kenmerkend zijn voor schizofrenie
D. De stoornis kan niet aan de effecten van een middel of aan een algehele medische aandoening
worden toegeschreven
Ontstaan schizofrenie
- Meestal rond het 20e levensjaar
- Meestal eerste tekenen rond 25e jaar
- Kan plotseling ontstaan of binnen enkele weken of maanden
4 fasen schizofrenie
1. Premorbide fase
a. Niet ziek, maar mogelijk al wel bepaalde trekken of biologische of
neuropsychologische makers die de kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van
schizofrenie aangeven
2. Prodromale fase
a. Eerste verschijnselen van de ziekte doen zich voor
b. Afnemende belangstelling voor sociale activiteiten
c. Toenemende problemen met het vervullen van de dagelijkse activiteiten
d. Slechte verzorging
3. Aarte fase
a. Patiënt is manifest psychotisch met wanen en denkstoornissen
4. Restperiode
a. Patiënt functioneer weer op min of meer het niveau van de prodromale fase
