Examen syllabus
Created time @April 17, 2023 9:46 AM
Course Biologie
Type Summary
Files
Archive
Tasks
Project
Related to Student Flashcards (Property)
Eiwitsynthese
DNA
bouw DNA en RNA beschrijven en verschillen toe lichten
Bouw van DNA: DNA bestaat uit nucleïnezuren, die opgebouwd zijn uit
verschillende nucleotiden. Een nucleotide bestaat uit een suikergroep,
fosfaatgroep en één van de vier verschillende stikstofbasen (cytosine, guanine,
adenine en thymine). De vaste basenparen in DNA zijn c-g en a-t.
Bouw van RNA: RNA heeft dezelfde opbouw als DNA, maar in plaats van de
stikstofbase thymine bevat RNA uracil.
Verschil: DNA is dubbelstrengs en RNA is enkelstrengs. RNA bevat uracil in
plaats van thymine.
functies DNA, mRNA, tRNA en RNA benoemen en het verband beschrijven met
de bouw ervan
DNA → Slaat genetische informatie op en kan deze doorgeven aan de volgende
generatie.
Examen syllabus 1
, mRNA → Op basis van de genetische code op het mRNA wordt er in het
cytoplasma, met behulp van ribosomen, een eiwit geproduceerd. Het mRNA is
een kopie van de matrijsstreng van het DNA.
tRNA → Vervoert de aminozuren naar de ribosomen die verantwoordelijk zijn
voor eiwitsynthese.
rRNA → Wordt gebruikt om de erfelijke informatie van het DNA te kopiëren.
rRNA zorgt tijdens de translatie voor de vorming van peptidebindingen tussen
aminozuren.
Uitleggen op welke manieren de basenvolgorde in het DNA bepaald kan worden
De basenvolgorde wordt bepaald door af te lezen welke basen er tijdens een
speciale PCR-reactie word ingebouwd.
DNA-verdubbeling in een cel
Alleen in binas kunnen aflezen
💡 Nucleïnezuren, helixstructuur, basenparing, nucleotide, enkelstrengs en
dubbelstrengs DNA, chromosomen, nucleosomen, histonen, kernDNA,
mitochondriaal en choloroplast DNA, RNA, genetische code, plasmide,
primer, PCR, sequencen, restricite-enzym, repitief DNA
Eiwitsynthese
o.b.v de relatie tussen triplet codon en aminozuur toelichten hoe eiwitten
gevormd worden.
De codons worden afgelezen (transcriptie) en vertaald (translatie) in aminozuren
die aan elkaar worden geregen en zodoende een eiwit vormen.
proces van transcriptie en translatie beschrijven
Transcriptie is het proces waarbij DNA wordt afgelezen en er een
complementaire RNA-kopie wordt gemaakt. Dit proces verloopt als volgt:
1. Het dubbelstrengs DNA wordt gesplitst en vormt een matrijsstreng
(afleesstreng) en coderende streng (niet afgelezen).
2. De promotor is een specifiek stukje DNA-molecuul waar RNA-polymerase
aan bindt.
Examen syllabus 2
, 3. RNA-polymerase leest een enkele streng DNA af.
4. Het RNA-molecuul wordt van 5' naar 3' gemaakt, en de leesrichting is van 3'
naar 5'.
5. Het aflezen stopt bij een stopcodon. Op dat moment laat de RNA-
polymerase los van het DNA, laat de RNA-streng los van de RNA-
polymerase en herstelt de dubbele helix zich.
6. Het resultaat is pre-RNA, dat nog intronen en exonen bevat. Exonen zijn
delen van de pre-RNA die coderen voor eiwitten, terwijl intronen moeten
worden geknipt. Dit proces heet splicing, en het resultaat is mRNA.
Translatie is het proces waarbij mRNA wordt afgelezen en vertaald naar een
eiwit. Dit proces verloopt als volgt:
1. Het mRNA bindt zich in een ribosoom in de cytoplasma om de translatie te
starten.
2. De translatie begint altijd bij het codon AUG in de mRNA-sequentie.
3. Telkens neemt een tRNA-molecuul een aminozuur mee en verbindt het anti-
codon van de tRNA met het codon van de mRNA.
4. Elke keer dat er een binding is tussen het anti-codon en het codon, wordt er
gecodeerd voor een specifiek aminozuur.
5. Het tRNA gaat de hele mRNA langs.
6. Als het tRNA bij een stopcodon aankomt, is de translatie voltooid (UAA,
UAG, UGA).
uitleggen hoe de aminozuurvolgorde van een eiwit de bouw en werking van een
eiwit bepaald
Eiwitten bestaan uit een keten van aminozuren. ze fungeren als bouwstenen bij
de synthese van een eiwit.
uitleggen hoe eiwitten de bouw en werking van biologische eenheden bepalen
Eiwitten zijn de regelaars in de cel, ze regelen het metabolisme, transport en
communicatie van elke cel. Vormen ondersteunende structuren en zijn bepalend
bij de celdeling en betrokken bij vele andere functies van de cel.
Examen syllabus 3
, 💡 aminozuur, primaire, secundaire, tertiaire en quaternaire structuur,
proteïne,
peptidebinding, transcriptie, translatie, mRNA, tRNA, rRNA, cytoplasma,
ribosoom,
golgi-systeem, (ruw) endoplasmatisch reticulum, tripletcode, codon,
anticodon,
coderende streng, afleesrichting, template/matrijsstreng, DNA-
polymerase, startcodon,
stopcodon, plasmide.
Stofwisseling van de cel
Homeostase
Kenmerken van bacteriën beschrijven
eencellige micro-organismen zonder celkern
prokaryoten
DNA ligt los in het cytoplasma en bestaat uit 1 groot DNA-moleculen met
daarnaast kleinere→plasmide
Plasmides kunnen coderen voor bijv. resistentie tegen een bepaald
antibioticum
Anaerobe bacteriën → zonder zuurstof overleven
aeroob → hebben wel zuurstof nodig
Voorplanting → d.m.v deling en hebben hun eigen stofwisseling
bij deling verdubbeld genetisch materiaal en splitst hij zich in tweeën
Een eukaryote cel beschrijven als een zelfstandig functionerende eenheid, de
onderdelen van de cellen herkennen en de functies ervan benoemen
IN eukaryoten ligt het DNA opgeborgen in de celkern, ook bevat de eukaryote
cel meer organellen als: lysosomen, mitochondriën, endoplasmatisch reticulum,
celkern en een golgi-apparaat.
Examen syllabus 4