Module: V2ZEE15
ZEE – kunstgeschiedenis
Boek: De kleine geschiedenis van de kunst, Susie Hodge
Samenvatting blz. 25 t/m blz. 38
13 kunststromingen -> neoclassicisme, romantiek, realisme, impressionisme, postimpressionisme,
neo-impressionisme = pointillisme, Jugendstil, expressionism, duits expressionisme, fauvisme,
kubisme, futusime en dada/dadaïsme
12 pagina’s
, Neoclassicisme
1750-1830/1850
5 belangrijke kunstenaars:
- Anton Rafaël Mengs
- Pompeo Batoni
- Angelica Kauffmann
- Jacques-Louis David
- J.A.D. Ingres
In 1748 ontstond een hernieuwde belangstelling voor de kunsten van de klassieke oudheid
Het ontwikkelde zich als:
Een reactie op de frivole sensualiteit van het rococo
De stijl sloot aan bij het rationele denken van de verlichting
Werd geïnspireerd door:
De klassieke Griekse en Romeinse kunst en begon in Rome, waarna de stijl zich over Europa
verspreidde
In 1789 stond Frankrijk aan de vooravond van zijn 1e revolutie en de neoclassicisten wilden hun
patriottische gevoelens tot uitdrukking brengen. Ze vonden dat kunst serieus moest zijn en hadden
meer waardering voor tekenkunst dan voor schilderkunst
Doel:
Gladde contouren en schilderen zonder zichtbare penseelstrepen
2 kenmerken kunst:
- Rust en ingetogenheid uitstralen
- Zich richten op heroïsche onderwerpen, waarin zelfopoffering en nationalisme belangrijk zijn
De stijl werd al snel in heel Europa populair, mede door de grand tour
3 kenmerken:
- Helderheid van vorm
- Sobere kleuren
- Onderwerpen ontleed aan de kunst en cultuur van het oude Griekenland en Rome