Politie en Veiligheid – hoorcollege
College 1 (6 september)
Deel 1: De geschiedenis van de Nederlandse politie en algemene beginselen van behoorlijke
politiezorg – Edward Kleemans
Politie: organisatie en ‘proces’
Politie is een recent verschijnsel -> eerst burgers zichzelf beschermen.
Langzaam natiestaten zijn ontstaan. Bestuurlijke eenheden die geweldmonopolie hebben
gekregen. In handen gekomen van de staat (politie). dit is de politie als organisaties.
Politie als proces.
Het principe van policing -> er zit veel meer achter dan alleen de politie als organisatie. Denk
aan burgers, Koninklijke M. op Schiphol. Politietaken kunnen door veel organisaties worden
uitgevoerd. Allerlei private partijen die zelf de taken invullen (denk aan cybercriminaliteit).
Politie als politieke instelling
Begrip politie:
- Politea, staat voor criminaliteitsbestrijding.
- Staatsvormingsprocessen (17e/18e/19e eeuw)
o Kernfuncties staat: interne, externe veiligheid, belasting, organisatie /
bestuur.
o Overheidsmonopolie fysiek geweld
o Opbouw rechtsstaat -> macht vraagt om tegenmacht. Rechtstaat is nu
almachtig en burger moet ook daarvoor beschermt worden.
Zijn ook voorbeelden van mensen die zich verzetten tegen de politie (Nelson Mandela).
In politie acties zit een politieke keuze op dingen op een bepaalde manier te doen.
Ontstaan politie:
- Is een recent verschijnsel, napoleontische tijd (Franse tijd)
- High and low policing (Brodeur, 1983/1988)
- Belangen van de staat is het ene uiterste en belangen van de burger is andere
uiterste
o Belangen van de staat; politiestaat, dictoriale regimes, burger als potentiele
drieging, geheime politie, informanten, rule of law afwezig.
o Belangen van de burger (kant van de NL politie): onderdeel democratische
rechtsstaat, rule of law, checks and balances, dicht bij burger georganiseerd,
centraal begrip (community policing)
- Bepaalde extreme voorbeelden van een politiestaat (Nazi-Duitsland).
Functie van de politie:
- Handhaving van de openbare orde
- Handhaving rechtsorde
- Hulpverlening als dat nodig is.
1
,High policing and low policing
- High policing
o Belangen van de staat staan centraal. Nationale veiligheid en openbare orde
staat centraal (meer grote organisaties en grotere criminaliteit)
o Voorbeelden in NL: AIVD, MIVD, NCTV (terrorisme)
o Methoden: spionage, informanten, open bronnen, interceptie
berichtenverkeer
- Low policing
o 24/7 kleine orde verstoringen
o Noodhulp, meldingen, verkeer, voetbalwedstrijden, grote evenementen
o Reiner: onvermijdelijk onderdeel van de moderne samenleving
Waarom: staat heeft steeds meer macht en ons leven is langzaam
steeds complexer geworden.
Heel veel mensen -> veel dingen die geregeld moeten worden.
Macht en controle
- Hoe wordt macht uitgeoefend?
- Black lives matter -> ook door de politie en staat. Hierdoor is er veel meer aandacht
voor discriminatie binnen de politie.
Algemene beginselen
- Politie en rechtstaat:
o Waakzaam en dienstbaar aan de waarden van de rechtstaat
o Denk aan art 1 van de grondwet -> gelijkheid
- Richtinggevende gedragsnormen voor fatsoenlijk en behoorlijk handelen
o Geschreven en ongeschreven regels.
o Er is ook een hoofdstuk op basis van politieklachten.
- Overheid kan niet zomaar wat doen.
- Voorbeelden:
o Vertrouwensbeginsel: verwachtingen moeten nageleefd worden.
o Gelijkheidsbeginsel: waarom de ene wel en de andere niet.
o Beginselen van evenredige belangenafweging: in de ene situatie mag het wel
en de andere situatie mag het niet (zoals een deur intrappen als je iemand
bewusteloos ziet liggen).
o Verbod op detournement de pouvoir: machtsmisbruik.
o Rechtmatigheid en behoorlijkheid.
Beleidsvrijheid
- Je kan het gedrag van een politieman/vrouw niet helemaal dichtregelen.
- Street level bureaucracy -> beleid moet worden uitgevoerd door de mensen op de
straat, dus zij hebben een bepaalde mate van autonomie.
Waarom is deze autonomie nodig?
- Fysieke en sociale kloof agenten en leidinggevenden.
- Informatievoorsprong (je weet wat je doet in bijvoorbeeld een wijk, direct contact
met burgers).
- Uitgebreid juridisch raamwerk waaruit kan worden gekozen en politiefunctionaris
bepaalt steeds zelf of en welk juridisch instrument moeten worden ingezet
2
, - Interne sturing politieorganisaties belangrijke randvoorwaarde:
o Gedecentraliseerde organisatie (opgebouwd uit verschillende niveaus,
rekening gehouden met dat je vanaf boven niet alles kan regelen).
o Leerstuk van de professionele ruimte
Wel rekening houden dat je niet alles vanaf boven kan regelen, maar ook dat er niet zomaar
beslissingen kunnen worden genomen. -> checks and balances.
- Intern: elkaar aanspreken, mensen met wie je moet/mag praten, intern onderzoek
- Extern: sociale media, politieklachten, monitoringsinstrumenten.
Heersen en beheersen:
- Heersen als macht organisaties
- Beheersen is dat de samenleving complexer is geworden. Onder controle houden en
regelen van de hele samenleving.
Fundamenten politie:
- 1810-13: Frans justitiebestel
o Nederland werd ingeleid door Frankrijk. Fransen hebben alles heel duidelijk
gemaakt (allemaal rechts rijden etc.). Frankrijk was heel erg gecentraliseerd.
Er kwam een nationaal beleid. Kon. Mar. En een OM. Centrale staat die macht
uit wilt oefenen, dan moet je een uniform beleid invoeren.
- 1851: Gemeentewet Thorbecke
o Heeft de parlementaire democratie ingezet. Gemeentewet ingevoerd.
Burgemeester is het hoofd van de politie ter plaatse. Gemeenteraad mag
verordeningen invoeren. Zijn vraag was waarom je overal dezelfde regels
moet hebben (heel divers land). Zijn idee was de verordeningen gebaseerd
konden worden op wat nodig is in een bepaald gebied. Gedecentraliseerd
politiestel. Burgemeester was de baas en gemeenteraad maakte de regels.
Dit zit er nog steeds een beetje in.
Fasen politie:
- 1875-1918: Moderne politieorganisaties
o Verstedelijking en industrialisering leidde tot modernisering van de politie ->
samenleving werd steeds ingewikkelder en behoefte aan politie steeg.
o Politie werd meer een organisatie, hiërarchisch verband.
o Geen opleiding
o Permanent toezicht in hele grondgebied gemeenten, nachtwacht verdwijnt.
o Recherche in grote steden
o Onuitgesproken doen: bedwingen van de sociale uitrust. Gevoel dat mensen
in opstand konden komen.
o 1914-1918: eerste wereldoorlog (veel invloed op de politie).
Er is een commando centrum en die krijgen informatie en geven dit
ook weer door aan de mensen in het veld. Meldkamer komt terug. En
ook de uniformen.
- 1918-1977: Professionele politieorganisaties
o Nieuw formele doel voor politie: volledige wetshandhaving (burger kom maar
met je probleem bij ons, wij lossen het voor je op).
o Politie heeft geweldsmonopolie en oriënteert zich op politie en de wet.
3
, o Politie kan niet zomaar iedereen zijn, het wordt een vak/opleiding. Kennis van
de wet nodig.
o Samenwerking tussen de politie op straat en het hoofdbureau.
o Politie beloofd veiligheid.
o Gebaseerd op Duitse stelsel.
o Nieuwe diensten: gespecialiseerde recherche, verkeerspolitie en
inlichtingendienst. Meer specialisatie, professionele politie.
- 1940-1945: Duitse bezetting
o Zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis. Nederlandse politie keken
op naar de Duitse politie, zij waren goed georganiseerd, mooie kleding.
o Nederlandse politie gaven heel makkelijk mee, Duitse bezetting gevolgd.
o Politie samengevoegd en ondergeschikt aan justitie
o Stapsgewijze vervanging sleutelfiguren in de politieleiding
o Inschakeling bij verwezenlijking nationaalsocialistische doeleinden, ihb
vervolging van de joden (Nederlandse politie veel Joden opgehaald).
- 1977-heden: gebiedsgebonden politieorganisatie
o Roerige jaren ’60. Politie mensen merkte dat hun aanpak niet meer overheen
kwam met wat de mensen wilden. Demonstraties tegen de oorlog, politie.
Mensen luisterden niet meer naar de politie.
o Jaren ’70. Crisis professionele model (dus idee dat de politie wel alles kon
oplossen). Waarom werkt het niet meer:
Instrumenteel zelfbeeld: gericht op middelen, doelen leken
onbelangrijk.
Wetshandhaving: miskent verlies aan legitimiteit. Wat ben je nou
eigenlijk aan het doen? contact met burger verloren.
Professionaliteit: gericht op superieuren (commando structuur),
miskenning discretionaire ruimte (hier moesten ze weer meer gebruik
van gaan maken).
Contact met burgers verloren: vuile handhaving. (VS nieuwe voorbeeld
(hier deden ze het al): problem oriented policing. Gingen meer op hun
idee van ‘het probleem’ focussen.
o Nav community policing ging het naar Gebiedsgebonden politie.
1977 rapport: politie in verandering
Terug naar de burger, naar de wijken terug. Decentralisatie en
deconcentratie.
Doel: verwezenlijking essentiële waarden in onze democratie.
Recherche werk kan weer aan de basis plaatsvinden.
Wijkteams hebben all-round politiepersoneel. Meer lokaal.
Niet alleen handhaving van de orde, maar ook hulpverlening.
Legitimiteit herstellen.
- 2013: nationale politie
Structurele spanning tussen:
- Justitie vs bestuur
- Strafrecht vs ordehandhaving
- Nationaal vs lokaal
- PG vs burgemeester
4