1
,Inhoud
College 1: Inleiding systeemtheorie en het gezin ...................................................................... 3
Hoofdstuk 1: Het werkterrein van de systeemgerichte social worker .................................. 3
Hoofdstuk 3: Het gezin als systeem ......................................................................................... 5
Bregman (2017) De wetenschap leert nu: beschaving is een veel dikkere laag dan
gedacht ........................................................................................................................................ 7
College 2: Systeemtheorieën ..................................................................................................... 10
Hoofdstuk 2: Systeemtheorieën ............................................................................................. 10
College 3: Dynamische systeemtheorieën................................................................................ 17
Thelen, E. (2005). Dynamic systems theory and the complexity of change....................... 17
Granic et al. (2007). A dynamic systems analysis of parent–child changes associated with
successful “real-world” interventions for aggressive children. ............................................ 19
College 4: Casussen en communicatie...................................................................................... 22
Hoofdstuk 4: Communicatie, interactie en gesprekstechnieken ........................................ 22
College 5: Bouwstenen en samenhangende factoren ............................................................ 27
Hoofdstuk 5: Bouwstenen van hedendaagse systeemgerichte interventies .................... 27
Hoofdstuk 6: Samenhangende factoren binnen het systeemgericht hulpverlenen ........ 33
College 6: Aanmelding en van doel naar werkplan ................................................................. 36
Hoofdstuk 7: Aanmelding, screening en taxatie ................................................................... 36
Hoofdstuk 8: Van doel naar werkplan .................................................................................... 40
College 7: Interventies en evaluatie ........................................................................................... 42
Hoofdstuk 9: Interventies binnen de actiefase ..................................................................... 42
Hoofdstuk 10: Interventies met betrekking tot het suprafamiliare systeem en de
omgeving .................................................................................................................................. 45
Hoofdstuk 11: Evaluatie en monitoring van het hulpverleningstraject .............................. 47
2
,College 1: Inleiding systeemtheorie en het gezin
Hoofdstuk 1: Het werkterrein van de systeemgerichte social worker
Inleiding
Systeemgericht werken richt niet altijd op de hele omgeving van de cliënt, maar is een
visie om te kijken naar de cliënt en de hulpverlener. Er wordt vanuit gegaan dat de cliënt
alleen gezien kan worden in de context van relaties.
Wat is een systeem?
- Een systeem gaat over geordende delen die bij elkaar horen en elkaar
beïnvloeden, het is erop gericht om bepaalde doelen te bereiken.
- Een systeem is een eenheid opgebouwd uit deeleenheden; het gaat om delen, het
geheel en de doelgerichte circulaire relaties daartussen.
Verschillende betekenissen van systeemgericht werken
1. Een therapie die niet alleen richt op de cliënt, maar waarbij ook personen uit de
omgeving van de cliënt aanwezig zijn.
2. Niet alleen het beantwoorden van de hulpvraag van de cliënt, maar ook het
functioneren van het (gezins-)systeem verbeteren. Hierbij hoort het doorbreken van
negatieve interactiepatronen.
3. Handelen naar de circulaire (wederzijdse) interactiepatronen in een systeem.
Het individuele systeem
De mens is een open systeem. Dit is weergegeven in de
afbeelding. Er is input, dit is materie, energie en informatie (van
een individu), dit wordt bewerkt door het systeem (throughput)
en vervolgens wordt dit uitgewisseld met de omgeving
(output). Het systeem krijgt telkens feedback, het is dus een
circulair proces.
Het individuele systeem bestaat uit de psyche en het lichaam.
Een open systeem heeft interactie met de omgeving, een gesloten systeem niet. Entropie
betekent dat mensen (een open systeem) steeds meer gesloten raken, door bv. een
psychische aandoening. In het geval van entropie is er geen interactie met de omgeving,
bij negentropie is er wel interactie.
Zelfstabilisatie: wanneer iemand het systeem (zichzelf) of de omgeving aanpast, dit is
tijdelijk.
Zelforganisatie: wanneer systemen structureel worden gewijzigd.
Het subsysteem: Binnen het gezin zijn er verschillende subsystemen, bv. ouders, kinderen
en grootouders. Het zijn wel open systemen. Het dyadische subsysteem bestaat uit twee
personen (kleinste subsysteem).
3
, Het suprafamiliare systeem: De familie (tot in de vierde lijn) is een belangrijk
systeem/sociaal netwerk van het gezin. Familie is vaak ook op de hoogte van problemen
die spelen in een gezin. Ze kunnen een bijdrage leveren in de hulpverlening.
De omgeving als systeem: De omgeving bestaat uit interne en externe factoren die het
gezin beïnvloeden. De invloed tussen gezin en omgeving is wederzijds en vindt plaats
door input, output en feedback. Mensen uit de omgeving kunnen bijdragen aan de
hulpverlening.
Het systeempentagram: De vijf systemen (cliënt, ouders/opvoeders, gezin, suprafamiliaar
en omgeving) zijn allemaal van belang voor de social worker en moeten allemaal op
gelijke manier aan bod komen (geen is belangrijker).
De plek van de social worker binnen de systemen
De social worker heeft een brede oriëntatie. Dit is de basis voor een werkalliantie. Bij
systeemgericht werken ga je allianties aan met meerdere personen.
Componenten van een werkalliantie: het doel van de behandeling, de taak (hoe wordt het
doel bereikt?), de relatie tussen cliënt en therapeut.
De social worker hoeft niet altijd te beginnen met de cliënt, maar kan juist ook starten met
het gezin.
De individuele cliënt: De social worker moet oog hebben voor de relatie tussen de
psychische en lichamelijke (somatische) klachten van een cliënt, de twee onderdelen van
het individuele systeem.
Het subsysteem: Wanneer je alleen de cliënt begeleidt in het veranderen van het gedrag,
kan het subsysteem vreemd reageren op het “nieuwe gedrag”. Daarom moet ook het
subsysteem (en interacties daarbinnen) worden meegenomen in behandeling.
Typen interactiepatronen:
- Symmetrische interactie: personen in de interactie reageren op dezelfde manier op
elkaar, het gaat hier om verhoudingen van macht die kunnen escaleren.
- Complementaire interactie: gedrag in de interacties vult elkaar aan, er is een
leidende en een volgende rol en beide partijen moeten geven en ontvangen.
Het gezin: de social worker heeft een leidende rol, maar zorgt ook voor empowerment van
het gezin. Eerst staat de social worker boven het gezin, vervolgens naast en tot slot buiten
het gezin.
Het suprafamiliare systeem: de social worker moet binnen de familie aan de zijlijn staan en
vertrouwen hebben in het oplossingsvermogen van de familie. Pleegopvang binnen de
familie is een onderwerp waar social workers mee te maken krijgen.
Eigen kracht: omarmen van de eigen kracht van de burger. De cliënt is eigenaar van het
probleem, is eigenaar van de conferentie en het plan, houdt de regie over de uitvoering
van het plan.
4