GENOTYPE MODIFICATIES
Chromosomen zijn langgerekte dunne
Fenotype = alle draden in de celkern Het fenotype wordt bepaald door
waarneembare Karyotype = rangschikking van het genotype en door
eigenschappen van chromosomen in een cel, ook wel milieufactoren
een individu chromosomenportret of karyogram Modificatie = verandering in
Informatie voor Chromosomenparen noem je ook wel fenotype die niet veroorzaakt wordt
erfelijke autosomen (22 paren) door een verandering van de
eigenschappen ligt Homologe chromosomen = ieder informatie in de chromosomen
op de chromosomen chromosoom van een chromosomenpaar is Aangeboren afwijking = als een
Genotype = de gelijk in lengte afwijking, aandoening of ziekte als
informatie voor alle Het 23e chromosomenpaar bepaald het in de baarmoeder ontstaat
erfelijke geslacht van een individu en wordt daarom Erfelijke ziekte = als de ziekte
eigenschappen van de geslachtschromosomen genoemd genetisch via de ouders wordt
een individu doorgegeven
FENOTYPE EN
GENEN
GENOTYPE
Gen of erffactor = deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor een of meer erfelijke eigenschappen
Vaak is bij een bepaalde eigenschap meer dan één gen betrokken
DNA is opgebouwd uit vier verschillende bouwstenen de nucleotiden
Een nucleotide bestaat uit een fosfaatgroep, desoxyribose en een stikstofbase
In cellen van schimmels, planten en dieren bevindt het DNA zich in de kern en mitochondriën
Genoom = alle DNA-moleculen in een cel
In een DNA-molecuul komen vier stikstofbasen voor : adenine, thymine, cytosine en guanine
Basenparing = de stikstofbasen die een vast paar met elkaar vormen (A-T & C-G)
DNA-sequentie = specifieke volgorde van stikstofbasen in een gen
In de DNA-sequentie kunnen variaties voorkomen
Allel = variatie in volgorde stikstofbasen
Genexpressie = als genen worden aangezet en ze tot uiting komen
Inactivatie = als de genen uit staan
, HOMOZYGOOT EN DOMINANT EN RECESSIEF GENEN WEERGEVEN
HETEROZYGOOT
Dominante allel = het allel dat In de genetica geef je genen aan met letters
Locus = plaats van een gen tot uiting komt in het fenotype Dominant allel krijgt een hoofdletter
in een chromosoom Recessieve allel = het allel Recessief allel krijg een kleine letter
Homologe chromosomen komt alleen tot uiting in het
hebben dezelfde lengte, fenotype als er geen dominant TWEELINGEN
vorm en plaats in het allel aanwezig is
chromosoom en bevat Onvolledig dominant = als het Eeneiige tweeling ontstaat uit versmelting van één
genen voor dezelfde recessieve allel toch een zaad en één eicel
erfelijke eigenschappen beetje tot uiting komt in het Eeneiige tweeling heeft een gelijk genotype
Homozygoot = als beide fenotype Twee-eiige tweeling ontstaat uit twee zaad en twee
allelen voor een bepaalde Intermediair = als het fenotype eicellen
erfelijke eigenschap gelijk een mengvorm van beide Beide leden van een twee-eiige tweeling hebben
zijn allelen is niet hetzelfde genotype
Heterozygoot = als de Codominantie = als beide
allelen voor een bepaalde allelen volledig tot uiting
erfelijke eigenschap komen in het fenotype
ongelijk zijn
GENENPARE
RECOMBINATIE EN MUTATIE
Recombinatie = het herverdelen van erfelijke eigenschappen
Door recombinatie hebben nakomelingen een andere combinatie van allelen dan beide ouders
Recombinatie vindt plaats door meiose en geslachtelijke voortplanting
Bij meiose I gaan de chromosomen van een chromosomenpaar uit elkaar
Door recombinatie ontstaat een grote verscheidenheid in genotypen binnen een soort (=genetische variatie)
Door genetische variatie heeft de soort een grote overlevingskans
Mutatie = verandering in erfelijke eigenschappen