Sociale wetenschappen samenvatting
Psychologie en belang voor de praktijk
Psychologie= innerlijke leven (voelen, denken) + uiterlijk leven (gedrag van mensen, handelen)
Psychologie heeft invloed op de keuze van activiteiten, communicatie, benaderingswijze, signaleren
en aanpassen en is dus belangrijk voor de praktijk.
Invloeden op ontwikkeling
Nature= van nature, zit al in je (erfelijk)
Nurture= aangeleerd, opvoeding
Transactionele visie= ontwikkeling is het resultaat van op elkaar ingrijpende leer- en
rijpingsprocessen (visie: ontwikkeling is een combinatie van nature en nurture)
Ervaring
Nieuwe kennis/vaardigheid
Verfijning bestaande kennis/vaardigheid
Ouder worden (groei, rijping)
Wie ben ik?
- Temperament
- Karakter
- Persoonlijkheid
- Identiteit
Temperament= eigenschappen die al in ons brein zijn vastgelegd vanaf de geboorte
(nurture) zoals: druk/rustig, positief/negatief reageren op omgeving.
- Verschillende dimensies (Cauwenberghe):
Surgency/extraversie= mate waarin kinderen reageren met positieve emoties
Negatief affect= hoe sterk kinderen reageren met negatieve emoties
Zelfregulatie= controle van gedragd, aandacht en emotionele reacties
Activiteit= mate waarin een knd actief/passief is
Karakter= eigenschappen van mensen die ontwikkeld worden in interactie met de omgeving
waarbij nature en nurture op elkaar inwerken (wilskracht en moraliteit)
Persoonlijkheid= combinatie van alle karaktertrekken en alle temperamentsdimensies
- Dimensies (Big Five):
Extraversie vs introversie= gericht zijn op de wereld om je heen vs verlegen en meer op
jezelg gericht
Dienstgerichtheid= anderen helpen tegenover eigen belang
Zorgvuldigheid tegenover onzorgvuldigheid
, Emotionele stabilieit tegenover emotionele instabiliteit
Openheid ten op zichte van nieuwe ervaringen tegenover gesloten
Identiteit= dat je jezelf blijft herkennen ook al verandert de omgeving
Stadia identiteitsontwikkeling (Erik Erikson)
- Vertrouwen versus wantrouwen
- Gehechtheid / veiligheid (baby 0-1)
- Autonomie versus schaamte en twijfel
- Zelf doen / autonomie (peuter 2-3)
- Initiatief versus schuldgevoel
- Enthousiasme / speelsheid (kleuter 4-6)
- Vlijt versus minderwaardigheid
- Ijverigheid / zelfvertrouwen / faalangst (schoolleeftijd 7-13)
- Identiteit versus rolverwarring
- Belangrijke levensvragen / zelfbeeld (adolescentie 14-midden 20)
Identiteitstoestanden (Erikson/James Marzia)
- Moratorium (wachtkamer)= de periode waarin je verschillende mogelijke identiteiten
uitprobeert. (experimenteren om ergens achter te komen)
- Identiteitsverwarring (identity diffusion)= er wordt wel geëperimenteerd, maar nooit
gekozen
- Foreclosure= je hebt een identiteit gekozen, maar nooit echt geëxperimenteerd, nooit een
crisis meegemaakt waarbij je twijfelde wie je was. (bijv. omdat je verplicht bent een
familiebedrijf voort te zetten)
- Identity achievement= je hebt als adolescent genoeg onderzocht wie je bent en dingen
uitgeprobeert, je weet wie je bent
Betekenis voor praktijk
- Je wilt de omgeving (de nurture) van het kind zo optimaal mogelijk maken, zodat het kind
zich goed kan ontwikkelen.
- Pas op met leerlingen typeren en in hokjes plaatsen
- Besef dat je niet alles kunt veranderen aan een kind, maar ook niet niks (introvert kind
wordt niet extravert, maar je kunt het kind hiermee leren omgaan en zichzelf daarin leren
kennen)
- Leer de kinderen die je lesgeeft kennen (voorzichtig handvat: Big Five)
, 4 soorten hechting (Ainsworth)
- Veilig gehecht kind= zal ietwat of zelfs behoorlijk overstuur raken als de ouder of opvoeder
weggaat. Elke keer als de ouder terugkomt in de vreemde kamer, zal het kind fysiek contact
zoeken of communiceren met de ouder of opvoeder. Deze zal het kind dan ook snel kunnen
troosten, waardoor het als snel weer verder kan spelen.
- Angstig-vermijdend gehecht kind= een eerste versie van onveilige hechting, is wat minder
overstuur als de ouder of opvoeder de kamer verlaat, dan een veilig gehecht kind. Als de
ouder of opvoeder terugkomt, zal het kind deze vermijden door er met de rug naar toe te
gaan zitten of de ouder/opvoeder bewust niet aan te kijken. Kind is vooral gericht op het
speelgoed.
- Angstig-ambivalent of angstig-afwerend= kind reageert zeer overstuur en angstig op het
weggaan van de ouder. Ze reageren ook vaak heel dubbel, op de terugkomst van de ouder.
Aan de ene kant zullen ze bijvoorbeeld wel opgepakt willen worden, fysiek contact, maar
tegelijk zullen ze zich ook afweren van de ouder. Ze zullen moeilijker getroost kunnen
worden en zullen minder snel weer aan het spelen gaan. (onveilig gehecht)
- Gedesorganiseerde of gedesoriënteerde hechting= meest extreme versie van onveilige
hechting. Het kind zal duidelijke angst vertonen en het kind zal behoorlijk verwarrend
reageren door zowel aantrekken als afstoten.
Wat bepaald de veiligheid van de hechting?
Sensitieve responsiviteit= de mate waarin moeder of opvoeder de behoeften van het kind
kan lezen en gepast reageert.
Mind-mindedness= het vermogen om je als opvoeder af te stemmen op de gedachten en
gevoelens van het jonge kind. Je vraagt je echt af waarom een kind iets doet. (recenter
concept)
Evolutie van hechting
Hechting speelt vanaf geboorte een rol en blijft je gehele leven een rol spelen. Maar de vorm van
hechting en de personen waar je je aan hecht verandert.
Als jonge baby hecht je je vooral aan moeder, daarnaa ook aan de rest van het gezin. En als je ouder
wordt komen er steeds meer mensen in je omgeving waar je je aan gaat hechten. (leraren, vrienden)
Vorm van contact verandert ook, als jong kind zeer intiem en lichamelijk, dit is minder belangrijk
voor oudere kinderen.
Waarom is veilige hechting belangrijk?
- Een veilig gehecht kind zal makkelijker op jonge leeftijd al kunnen inschatten wat anderen
voelen.
- Een veilig gehecht kind zal makkelijker relaties kunnen aangaan met anderen, omdat
hechting invloed heeft op hoe je naar anderen kijkt, en hoe je mensen vertrouwt.
- Veilige hechting heeft ook positieve invloed op je zelfbeeld en de ontwikkeling van je
persoonlijkheid en identiteit.
- Onveilige hechting verhoogt de kans op psychopathologieën later in het leven
- Veilige hechting zorgt voor betere aanpassing op school.