Samenvatting 468 Oefenvragen Klinische Psychologie 3: De Ambulante Praktijk (Gehele leerstof)

Thema 1 1. Waarom is men bij een kind minder snel geneigd te denken aan een angststoornis dan bij volwassenen?

Antwoord: Bij kinderen is angst, meer dan bij volwassenen, een heel normaal verschijnsel. Voor kinderen is het heel normaal om bang te zijn, om angstig te zijn en om zich zorgen te maken. In de meeste gevallen is er geen aanleiding om bij een kind dat angstig is, bang is of ergens over piekert, te denken aan een angststoornis.

2. Waarom is het van groot belang dat een hulpverlener leert om het onderscheid te maken tussen normale angst bij kinderen en jongeren en abnormale angst?

Antwoord: Omdat angststoornissen bij kinderen voorspellend zijn voor allerlei negatieve uitkomsten in het latere leven, zoals voortdurende angststoornissen, depressie, middelenmisbruik, sociale isolatie en slechtere academische prestaties

3. Wat wordt verstaan onder internaliserende stoornissen?

Antwoord: Dit zijn stoornissen waarbij jongeren hun emotionele problemen op zichzelf afreageren.

4. Wat wordt verstaan onder de term “comorbiditeit”?

Antwoord: Dit is het fenomeen dat een individu voldoet aan de criteria van meer dan één stoornis.

5. Waarom hoeft er niet altijd sprake te zijn van meerdere diagnosen bij comorbiditeit?

Antwoord: Soms blijken verschillende diagnosen verschillende uitingsvormen van dezelfde diagnose te zijn. Dit heeft onder andere te maken met specifieke omgevingen of ervaringen. Hierbij kan gedacht worden aan culturele verschillen.

6. Wat is een mogelijke oorzaak voor de hogere prevalentie van separatieangsten en van somatische, fysiologische symptomen bij Latijns-Amerikaanse Amerikanen ten opzichte van Europese Amerikanen?

Antwoord: Dit komt doordat bij Latijns-Amerikaanse Amerikanen de nadruk sterker ligt op collectivisme en op empathie dan bij Europese Amerikanen.

7. Wat wordt door Barlow verstaan onder angst?

Antwoord: Angst is een op de toekomstgerichte emotie die wordt gekarakteriseerd door percepties van oncontroleerbaarheid en onvoorspelbaarheid ten opzichte van potentieel weerzinwekkende gebeurtenissen en een snelle verschuiving van de aandacht naar potentiele gevaarlijke gebeurtenissen of iemand eigen affectieve reactie op deze gebeurtenissen.

8. Wat is het verschil tussen ‘fear’ en ‘anxiety’?

Antwoord: Fear is een reactie op een onmiddellijk aanwezige bedreiging gekarakteriseerd door een alarmreactie en anxiety is een toekomst georiënteerde emotie gekarakteriseerd door een verhoogd angstniveau en een gebrek aan controle.

9. Uit welke 3 typen reacties op bedreiging bestaat het complexe patroon van ‘fear’ en ‘anxiety’?

Antwoord: - Openlijke gedragsreacties Zoals wegrennen, trillende stem en gesloten ogen. - Cognitieve reacties Zoals angstgedachten, afkeurende gedachten over jezelf, voorstellingen van lichamelijke bedreigingen. - Fysiologische reacties Zoals veranderingen in hartslag en ademhaling, spierspanningen en buikpijn.

10. Wat wordt verstaan onder ‘zorgen’ (worries)?

Antwoord: Dit zijn gedachten over mogelijke negatieve uitkomsten die opdringerig en moeilijk controleerbaar zijn.