C-2 -Jensen Meckling - Theory of the Firm
Kern
3 vormen van agency-kosten. Bonding costs, monitoring costs en residual losses. Deze 3
soorten kosten moeten gemaakt worden om de belangen van de manager gelijk te stellen op
dat van de principaal. De noodzaak tot deze kosten nemen toe naarmate de manager/agent
minder eigenaar is van het bedrijf, en dus minder niet-monetaire voordelen uit het bedrijf
haalt.
Aant uit college:
• Punt D in grafiek 1 is bij 100% aandeelhouderschap. Zijn niet-geldelijke vergoedingen
zijn dan Fster. Bij minder eigendom (ga naar punt A) nemen zijn niet-geldelijke
vergoedingen af tot F0, en de waarde van het bedrijf tot F0. Slope = -1 is de echte
waarde van het bedrijf, en SLOPE=-a is de vraagprijs. Het verschil hiertussen duidt op
informatie-assymetrie en de agency-kosten. Dus hoe minder eigendom, hoe meer
agency-kosten/informatie-assymetrie
• Punt Z in grafiek 2 is bij 100% aandeelhouderschap. Vervolgens 2 lijnen: een naar punt C
bij 100% eigenaarschap, en een naar D en vervolgens L voor geen 100% eigenaarschap.
Verschil tussen C en D zijn agency-kosten. Deze kromme lijn zorgt ervoor dat de
bedrijfswaarde steeds meer daalt bij minder eigenschap (en dus meer niet-geldelijke
onttrkkingen)
• Figuur 3 laat zien wat het verschil is tussen wel agency-activiteiten en geen agency-
kosten. Deze hebben economisch toegevoegde waarde (hogere bedrijfswaarde)
• Verschil tussen C en G zijn de residual losses (bonding en monitoring kosten/baten
zitten daar al in. Verschil tussen C en D is totale agency-kosten.
• Toegevoegde waarde accountant volgens Jensen en Meckling: residual costs verlagen.
Hierbij geldt een baten-lasten afweging tav de monitoringkosten. Residual costs
verlagen kan door:
o Door verlagen informatie-asymmetrie door een effectieve controle op de
verantwoording door het management
o Door goede communicatie het vertrouwen van de principalen in de controle te
versterken.
o Door efficiëntere controles uit te voeren en daarmee de monitoringkosten te
verlagen terwijl de kwaliteit van de controle gelijk blijft en deze voordelen door
te geven aan de gecontroleerde organisatie.
, • Vanuit perspectief management geschreven
• Toegevoegde waarde accountant is belangrijk (3 manieren waarop, zie hierboven)
• Economisch voordeel: accountantsontrole bespaart geld.
Sectie 1
Dit paper schetst eigenlijk het ontstaan van bedrijven, en de agency-structuur die hierbij
belangrijk is. Uiteindelijk komt het artikel uit bij de toegevoegde waarde van de
accountantscontrole voor bedrijven.
Gedurende de eerste paar pagina's behandelen Jensen en Meckling de theorieën die tot nog
toe de ronde deden over bedrijven, en hoe deze opereren. De ''Black box'' theorie, en de
''theory of the firm'' komen onder andere voorbij. Je kunt er ook naar kijken dmv de agency-
theory. Dit is mijns inziens ook onlosmaakbaar verbonden met het voeren van een bedrijf.
Afgezien van eenmanszaken en zzp’ers natuurlijk.
Binnen de agency-theory is het mogelijk voor de principaal (die graag wil dat de agent in zijn
belang handelt) bonding costs maakt om te garanderen dat de agent geen dingen doet die het
belang van de principaal schaden. Tevens kunnen er monitoring costs gemaakt worden om de
agent in de gaten te houden. Het is volgens Jensen en Meckling niet mogelijk om zonder
additionele kosten die goal congruence te bereiken tussen de principaal en de agent. Mede
omdat er altijd een residual loss ontstaat als belangen gelijkgesteld moeten worden. Deze
theorie wordt ook ondersteund door veel aanvullend onderzoek, en tijdens de opleiding op
Nyenrode kijken we er ook op deze manier naar. Meckling en Jensen kijken wel op een
positievere manier naar het agency-probleem dan de meeste literatuur, en zelf vind ik het ook
een lastig maar helaas altijd aanwezig probleem in dergelijke situaties. Het positieve zie ik er
nog niet echt van in.
Jensen en Meckling zien een bedrijf puur als een juridische entiteit vol met contractuele
afspraken. Met managers, medewerkers, crediteuren etc. Hierbij speelt dan het agency-
probleem steeds. Ze hebben dus wel een specifieke bril op als ze naar bedrijven kijken, en
allerlei sociale aspecten worden buiten beschouwing gelaten. Dat is natuurlijk prima, en het
geeft richting aan het onderzoek.
Het artikel focust dus op de contractuele aard van bedrijven. Daardoor zien de auteurs ook
geen sociale of maatschappelijke plicht bij bedrijven. Het zijn juridische entiteiten en niets
meer. Daarom kun je ook niet spreken over ''het gedrag van een bedrijf'' Dat is in een bepaalde
zin natuurlijk waar, maar een bedrijf neemt wel deel aan het maatschappelijk verkeer, en een
BV of NV is weldegelijk een rechtspersoon, die aansprakelijk gehouden kan worden voor
bijvoorbeeld het dumpen van afval in rivieren, of het negeren van een rechterlijke uitspraak.
Hoewel daar natuurlijk het management achter zit, is het bedrijf wel juridisch aansprakelijk.
Derhalve vind ik de definitie die Jensen en Meckling geven wel een beetje beperkt.
, Sectie 2
In sectie 2 wordt er een analyse gemaakt van agency costs bij het aantrekken van eigen
vermogen. Dit doen Jensen en Meckling door een bedrijf met een eigenaar die alle aandelen
bezit te vergelijken met een bedrijf, waarbij de manager geen of bijna geen aandelen bezit (die
dus in handen zijn van beleggers, de nieuwe eigenaren).
De auteurs leggen uit hoe een manager met alle aandelen het marginale financiële nut van een
ingezette dollar anders waarderen dan een manager zonder alle aandelen in bezit. Met andere
woorden: afhankelijk van hoeveel aandelen de manager bezit, veranderd zijn gedrag.
Monitoring costs om dit verschil in belang tussen eigenaar en manager te mitigeren komen
voornamelijk ten laste van de eigenaar, omdat de markt de kosten inprijst in de aandelenprijs.
In een perfecte markt lijkt me dat wel een logische gedachte, want kosten omhoog is
toekomstige kasstromen omlaag is lagere contante waarde van het bedrijf.
Een van de grootste problemen bij het scheiden van eigendom en managen van een bedrijf is
dat de manager minder gemotiveerd zal zijn om zich in te zetten voor nieuwe
opbrengstenstromen, innovatie en groei. Hier hebben Jensen en Meckling wel de kern te
pakken van het agency-probleem. Dit probleem is bijna alleen te mitigeren door de manager
mee te laten delen in de winsten, maar dan nog zal er wel een zeker verlies van economische
waarde optreden.
Op pagina 13 maken Jensen en Meckling een aantal assumpties, die voor het onderzoek gelden.
De meeste daarvan zijn wel logisch en volgen uit de aard van het onderzoek, zoals dat er geen
rekening wordt gehouden met belastingen. Echter de tijdelijke aannames zorgen wel voor een
moeilijke toepassing van dit model in de praktijk. Dit is echter onoverkomelijk gezien een
onderzoek nooit alle praktische situaties kan meenemen. Het zal de bruikbaarheid dan niet ten
goede komen.
Figuur 1 laat de relatie zien tussen de marktwaarde van een bedrijf en de marktwaarde van de
kosten die de manager maakt om niet-financiële voordelen te behalen. Linksbovenin bij V(met
steepje) is de maximale marktwaarde van de kasstromen van een bedrijf als de manager 0 niet-
financiële voordelen uit een bedrijf extraheert (zoals dagen vrij, flexibel werken, tijd voor
andere zaken, erkenning, mogelijkheid tot educatie etc). De marktwaarde van het bedrijf is dan
dus maximaal, en rechtsonder, op de F-as bij F, is de marktwaarde van het bedrijf het laagst en
de niet-financiële voordelen van de manager het hoogst. De stijlheid van lijn VF is –1, dus voor
iedere dollar die een manager aan niet-financiële voordelen onttrekt, gaat 1 dollar
marktwaarde in het bedrijf verloren. De exponentiele lijnen U1, 2 en 3 laten zien wat de utility
van de manager is. De toegevoegde waarde is toenemend stijgend, dus hoe meer non-
pecuniary benefits hij geniet, hoe meer utility, en dat stijgt exponentieel. Hierbij geldt dan wel
dat zijn vaste salaris gelijk blijft (aanname P7).