Neurobiologie
Brainbow
Elk neuron geeft 1 v/d 90 verschillende kleuren, connectiekaart tussen hersendelen. Cellichaam en
uitlopers.
Zenuwweefsel
Verschillende celtypen, weinig ECM (alleen bloedvaten), zacht, cytoskelet geeft stevigheid
(intermediair filament), veel eiwitten, gespecialiseerde cel connecties, transmissie van signalen.
Cellen van het zenuwstelsel
1. Neuronen: signaal transmissie/transductie.
I. Perikaryon/soma: cellichaam, transcriptie en translatie, nucleus + andere
organellen, RER + ribosomen (basofiele kleuring; Nissl substantie), tubuline
(microtubuli) + actine (microfilament) + neurofilament.
II. Dendrieten: veel vertakkingen, connectie met neuronen, motoreiwit
transporteert protein met cytoskelet (vorm, structuur), ontvangers van
informatie via spines: kan veranderen in grootte en vorm; neural plasticity.
III. Axonen: axon hillock (start segment, veel transmembraan eiwitten;
voltage gated kanalen en Na+ kanalen), axoplasma; mitochondria + cytoskelet + vesicles + motor
eiwitten, axonaal transport; eiwitten gemaakt in soma (dynein en kinesin). Weinig vertakkingen.
Informatie naar andere neuron, ± 1m.
2. Gliacellen: support, voeding van neuron. Kleiner dan
neuron. Alles CNS, behalve schwann.
I. Ependymal cel: produceren cerebrospinal fluid (CSF)
II. Astrocyt; support, voedt neuronen bij synaps.
III. Oligodendrocytes; structuur om axonen, (z.a. schwann).
IV. Microglia: immuunsysteem.
V. Schwann cel: z.a. oligodendrocytes.
Central nervous system (CNS)
Vindt signaalintegratie plaats (hersenen, ruggenmerg). Gray matter; neuron cellichaam, buitenkant.
White matter; gebundelde axonen. Ventricles; CSF. Spinal cord: linkt CNS- met PNS-gevoel en motor
neuronen, brengt informatie over van/naar het brein, genereert basispatronen van voortbeweging.
Peripheral nervous system (PNS)
Gevoel- en motorneuronen dat verbonden is met CNS. Spinal
nerves, ganglia; groep celichamen, cranial nerves.
- Autonomic zenuwstelsel:
Sympathetic division; opwinding + energieopwekking door
norepinephrine en acetylcholine.
Parasympathetic division: kalmerend en zelfonderhoudend door
acetylcholine.
Regionale specialisatie van het brein
Phineas Gage; voorwerp door frontal lobe, prefrontal cortex
(besluit maken, plannen, temperament). Frontal lobe (primary
motor cortex) aan voorkant, parietal lobe (primary
somatosensory cortex) aan achterkant.
Forebrain > cerebrum > frontal lobe > prefrontal cortex.
, Forebrain: bulbus olfactorius (reuk), cerebrum, diencephalon; geur, regulatie slaap, leren, complexe
verwerking. Cerebrum: regelt contractie skeletspieren, centrum voor leren, emotie, geheugen en
perceptie, communicatie tussen linker en rechter hersenschors, centra plannen en
leren bewegingssequenties.
Midbrain: deel van de hersenstam; coördineert routering sensorische input.
Hindbrain: cerebellum en deel van de hersenstam; controleert onvrijwillige activiteit (bloedcirculatie)
en coördineert motorische activiteit (voortbeweging).
Limbisch systeem
Beeldvorming van het werkende brein. fMRI: hersenactiviteit
wordt gedetecteerd door toename van O 2-rijk bloed. Ervaring
van emoties.
Amygdala: emotionele ervaring opslaan als herinnering en weer
oproepen (herinneren enge gebeurtenis > verhoogd hartslag,
zweet, angst).
Hippocampus: consolidatie van informatie. Kort termijn- >
langetermijngeheugen.
Schade aan hippocampus? Onvermogen om nieuwe herinneringen
te vormen en vast te houden. Belangrijkste regio van neurogenese
in het volwassen brein.
Embryonale ontwikkeling van het brein
1. Genexpressie en signaaltransductie: bepaalt waar neuron zich vormt in ontwikkelende embryo.
2. Neuronen strijden om te overleven; neuronen hebben groei ondersteunende factoren nodig en
neuronen die de juiste locatie niet bereiken, ontvangen niet dus apoptose (50%).
3. Synapsvorming en eliminatie; gespecificeerde synapsen. Te veel synapsen > sommige stabiliseren
en sommige destabiliseren; synaptic pruning.
Soorten neuronen
1. Multipolair: ruggenmerg bevat soma en gaat naar
spieren, majority brain.
2. Bipolair: zintuig (oog, oor, huid)
3. Unipolair: ruggenmerg, onderdeel van reflect arc.
4. Anaxonisch: geen axon, cerebrum, verzendt geen
informatie.
Axonaal transport naar plaats van 'signaaloverdracht'
Zenuwimpuls/actiepotentiaal
Geïnitieerd bij axonheuvel, alles-of-niets.
Dendriet > soma (presynaptisch cel) >
signaal richting > synaps > axon hillock >
axon (postsynaptische cel).
Rustmembraanpotentiaal -70 mV