Wat houdt de studie naar biologische psychologie en gedrag in? - Chapter 0
1. Wat is de focus van de biologische psychologie?
A) De relatie tussen fysica en psychologie
B) Het bestaan van het universum
C) De link tussen de opbouw van de hersenen en gedrag
D) De ontwikkelingsmechanismen van gedrag
2. Wat zijn de vier soorten biologische verklaringen voor gedrag volgens Tinbergen?
A) Ontogenetische, fysiologische, functionele, en evolutionaire verklaringen
B) Genetische drift, evolutionaire geschiedenis, fysiologische toestand, en ontwikkeling
binnen een organisme
C) Functionele, ontogenetische, evolutionaire, en genetische verklaringen
D) Fysiologische, ontogenetische, evolutionaire, en functionele verklaringen
3. Wat is het ventrale gezichtspunt van de hersenen?
A) Het aangezicht van de hersenen van bovenaf
B) Het aangezicht van de hersenen van onderaf
C) Het aangezicht van de hersenen van opzij
D) Het aangezicht van de hersenen van achteren
4. Wat is de ontogenetische verklaring van vogelzang?
A) Vogels moeten hun zang leren van andere vogels
B) Vogels maken dezelfde geluiden als hun soortgenoten zonder dit ooit gehoord te hebben
C) Vogels zingen alleen tijdens het broedseizoen
D) Vogelzang is afhankelijk van een specifiek hersengebied bij zangvogels
5. Wat is de functionele verklaring van het zanggedrag van mannetjesvogels?
A) Het lokt vrouwtjes van de eigen soort en verjaagt andere mannetjes
B) Het lokt andere vogelsoorten aan
C) Het zorgt voor territoriumafgrenzing
D) Het heeft geen specifieke functie
6. Wat suggereert de gelijkenis in de zang van verschillende vogelsoorten?
A) Deze verschillende vogelsoorten zijn geëvolueerd van dezelfde voorouder
B) Ze hebben dezelfde functie in het ecosysteem
C) Ze hebben vergelijkbare fysiologische mechanismen
D) Ze hebben een gemeenschappelijke taal
,Vragen gaan door op pagina 4
,
, 7. Welke dieren worden vaak als proefdieren gebruikt in de psychologie?
A) Muizen, ratten, en vogels
B) Katten, honden, en konijnen
C) Vissen, reptielen, en insecten
D) Primaten, vogels, en vissen
8. Wat is de centrale vraag bij de ontogenetische verklaring?
A) Hoe ontwikkelt gedrag zich binnen een organisme?
B) Wat is de invloed van genen op gedrag?
C) Wat is het effect van voeding op gedrag?
D) Wat zijn de ervaringen die gedrag beïnvloeden?
9. Welke stroming staat fel tegen het gebruik van proefdieren?
A) Minimalisten
B) Evolutionisten
C) Abolitionisten
D) Reductivisten
10. Welke stroming vindt onderzoek op dieren soms wel nodig, maar met zo min mogelijk
gebruik?
A) Minimalisten
B) Reductivisten
C) Abolitionisten
D) Evolutionisten
11. Welke dieren worden vaak gebruikt in gedragsonderzoek op dieren?
A) Muizen en ratten
B) Katten en honden
C) Primaten en reptielen
D) Vissen en vogels
12. Wat zijn de drie "R's" in het ethische debat over proefdieren?
A) Reductie, vervanging, welgemanierdheid
B) Respect, verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid
C) Rationaliteit, rechtvaardigheid, risicobeperking
D) Reductie, vervolging, welzijn