Diagnostiek in de klinische psychologie
(200300176)
Hoorcollege aantekeningen
Universiteit Utrecht
12.05.2023
Daphne Psychologie (2023)
DIAGNOSTIEK IN DE KLINISCHE PSYCHOLOGIE - HOORCOLLEGE AANTEKENINGEN 1
,Inhoudsopgave
College 1 - Introductie
College 2 - Intake en suïcidaliteit
Intakegesprek met Tom
College 3A - Klachtenvragenlijsten
College 3B - Klachtenvragenlijsten
College 4A - Neuropsychologische diagnostiek
College 4B - Intelligentie
College 5 - Persoonlijkheidsstoornissen
Adviesgesprek Tom
College 6 - Teruggave Tom en theorie over indicatiestelling
DIAGNOSTIEK IN DE KLINISCHE PSYCHOLOGIE - HOORCOLLEGE AANTEKENINGEN 2
,College 1 - Introductie
Het eerste kwartier gaat over de cursus, maar hier heb ik geen aantekeningen van gemaakt.
Daarna gaat het over de vraag waar diagnostiek goed voor is.
Waarom is diagnostiek belangrijk?
In de praktijk worden er veel diagnoses verkeerd gesteld. Vanuit de psycholoog wordt er
enerzijds niet goed gediagnosticeerd, maar vanuit de cliënt wordt ook niet alle informatie
gedeeld die je wilt weten als psycholoog. Als je naar de huisarts gaat en je hebt een kleine
klacht en een grote klacht, is de kans groot dat je niet vertelt waar het echt over gaat omdat
de huisarts het bijvoorbeeld heel druk heeft. Dat is bij psychologen niet veel sterker aan de
hand, want daar gaat het ook over vertrouwen. Mensen beginnen eerst voorzichtig met
vertellen, waarna ze controleren of de psycholoog hen ‘aankan’, voordat ze vertellen waar
het echt om draait. Uit een meta-analyse blijkt dat artsen in maar 47% van de gevallen op
een correcte manier de diagnose depressie stellen. Vaak wordt een depressie te snel
gediagnosticeerd waardoor er sprake is van overdiagnosticering. Dit leidt tot onnodig lijden,
omdat het vinden van een passende behandeling op deze wijze vertraagd.
Diagnostiek is puzzelen. Je moet continu op zoek gaan naar redenen waarom een
behandeling wel of niet werkt. De redenen dat diagnostiek van belang is:
1. Beschrijvend/onderkennend - Om symptomen te ordenen.
2. Verklarend - Om klachten te begrijpen.
3. Prognose/suïcide/terugval/etc - Om gedrag of klachtenverloop te voorspellen. Als
je bijvoorbeeld weet dat iemand PTSS heeft, kun je op basis van voorgaande
ervaringen voorspellen hoeveel sessies iemand nodig heeft om op te knappen.
4. Indicatie - Om een behandeling te plannen. Hoeveel kans heeft iemand bijvoorbeeld
om ervan af te komen?
5. Evaluatie - Om een behandeling te evalueren.
Diagnostische instrumenten
Wat hebben we aan diagnostische instrumenten?
1. Observatie - Wat je ziet (bijvoorbeeld of iemand heel verzorgd eruit ziet) is heel
belangrijk omdat je hier informatie aan kunt ontlenen. Heeft iemand bijvoorbeeld
eczeem? PTSS heeft vaak invloed op je autonome zenuwstelsel. Iemand met eczeem
kan bij oplopende spanning gaan krabben. Wat gebeurt er als diegene niet krabt?
Dat is interessant om te ontdekken.
2. Gestructureerde interviews - Die worden gebruikt om te classificeren. Dit zijn goed
genormeerde interviews, zoals de SCID of de MINI. Het is altijd belangrijk om je
daarin te verdiepen. Je vraagt niet alleen wat er in de handleiding staat, maar het is
afhankelijk van jou als clinicus hoe je de antwoorden scoort. Denk aan de vraag of
DIAGNOSTIEK IN DE KLINISCHE PSYCHOLOGIE - HOORCOLLEGE AANTEKENINGEN 3
, iemand in de afgelopen tijd ruzie heeft gehad. Wat is ruzie? Dat iemand met deuren
slaat? Of dat iemand de ander stilzwijgt? Het ene past meer bij borderline dan bij
het andere. Je moet begrijpen wat je vraagt, zodat je het op een passende manier
kunt scoren, en daar heb je kennis voor nodig.
3. Vragenlijsten - Dit gaat om zelfrapportage. Daarbij hangt het ervan af wie het
invult. Sommige mensen scoren gevoelens onder de maat, terwijl anderen een
situatie ernstiger inschatten. Vragenlijsten kunnen dus een indicatie geven, maar ze
zijn niet betrouwbaar genoeg om een conclusie uit te trekken. Ze kunnen enkel
aanwijzingen geven voor vervolgonderzoek.
4. Tests - Denk aan tests over de executieve functies. Zo moeten dementerende
mensen een MMSE uitvoeren, waarbij ze aan moeten geven op een klok hoe laat het
is.
5. Hetero-anamnese - Wanneer je aan familie/naasten vraagt hoe het met iemands
klachten zit. Dit wordt in de praktijk niet veel gedaan, maar het is vaak heel
informatief. Als je bijvoorbeeld ook op huisbezoek gaat, zegt iemands huis
bijvoorbeeld ook heel veel. Daar kun je zien hoe netjes iemand is, wat kan wijzen op
dwangmatigheid, terwijl iemand zelf aangeeft dat-ie niet zo heel netjes is. Bij ADHD
heb je altijd hetero-anamnestische informatie nodig. Wat iemand zelf ervaart, is niet
altijd hoe een ander het ziet.
Diagnostische cyclus
Deze ziet er als volgt uit:
1. Onderkenning - Wat is er aan de hand?
a. Het inventariseren van klachten en problemen > Dit is de intakefase. Je
probeert zicht te krijgen op wat er goed gaat met iemand, en wat er niet
goed gaat. Wat er goed gaat is bijna even belangrijk. Als iemand depressief
is, maar wel een leuke baan en partner heeft, zou je iemands situatie
gunstiger inschatten dan wanneer iemand dat niet heeft. Dus het is van
belang dat je het hele plaatje in kaart brengt.
b. Ordening in clusters van disfunctioneel gedrag/stoornissen > Dit dient ervoor
te zorgen dat iemand niet 6 diagnoses krijgt. Er zijn nota bene veel
symptomen die overlappen.
c. Inschatting van de ernst van de klachten
d. Differentiaaldiagnoses > Wat kan het nog meer zijn? Een
differentiaaldiagnose is een alternatieve diagnose voor een bepaalde groep
aan klachten. Dit is belangrijk omdat je dan niet te veel narrow minded naar
klachten kijkt. Stel iemand vertoont concentratieproblemen en impulsief
gedrag, kun je denken aan ADHD, maar je kunt ook denken aan
schildklierproblemen, epilepsie, een verstandelijke beperking, autisme, PTSS,
etc. Je hoeft niet alles te weten, want bij Boom psychologie kun je
DIAGNOSTIEK IN DE KLINISCHE PSYCHOLOGIE - HOORCOLLEGE AANTEKENINGEN 4