COLLEGE 1 – INLEIDING IN DIAGNOSTIEK
Diagnostiek, waar is het goed voor?
- Om symptomen te ordenen (beschrijvend of onderkennend)
- Om klachten te begrijpen (verklarend)
- Om gedrag of klachtenverloop te voorspellen (prognose)
- Om een behandeling te plannen (indicatie)
- Om een behandeling te evalueren (evaluatie)
Diagnostische instrumenten
- Observatie Kan heel veel zeggen over de gemoedstoestand van de patiënt
(ruikt iemand met een depressie bijvoorbeeld onfris i.v.m. slechte zelfzorg?)
- Gestructureerde interviews Nuttig, maar je moet wel weten hoe je moet
scoren. Iemand die ‘ja’ scoort op de vraag ‘Heb je de afgelopen week ruzie
gehad?’ kan z’n tong hebben uitgestoken en de ander drie minuten hebben
genegeerd, of iemand kan het servies door de kamer gesmeten hebben. Dat
is nogal een verschil.
- Vragenlijsten Kan een aanknopingspunt zijn om verder te vragen
- Tests Tests die je kunt afnemen, zoals een intelligentietest
- Hetero-anamnese Het maakt nogal uit wie je bevraagt (partner, moeder,
broer, docent)
De diagnostische cyclus
1. Onderkennen Wat is er aan de hand?
2. Verklaren Hoe kan ik dat verklaren?
3. Predictie Kan ik dat proberen te voorspellen?
4. Indicatie Kan ik een indicatie geven over wat er aan gedaan kan worden?
5. Evaluatie Evalueren
Als het probleem niet verdwijnt, ga je een paar stappen terug en probeer je het
opnieuw.
, 1. Onderkenning – Wat is er aan de hand?
- Inventarisatie van klachten en problemen
- Ordening hiervan in clusters van disfunctioneel gedrag of stoornissen
- Inschatting van de ernst van de klachten
- Wat kan het nog meer zijn – differentiaaldiagnoses
Differentiaaldiagnose
- Een differentiaaldiagnose is een alternatieve diagnose voor een bepaalde
groep klachten
- Bijvoorbeeld een differentiaaldiagnose voor hoofdpijn is griep, migraine,
voorhoofdsholteontsteking of een hersentumor
Classificatie vs. Diagnose
Classificatie Diagnose
Beschrijven symptomen in DSM5 Individuele kenmerken
termen
NIET theorie gebonden Theorie over het probleem
(onderkennen én verklaren)
Zegt niks over de oorzaak Wat is er aan de hand?
Waarom nu?
Hoe is het ontstaan?
Wat houdt het in stand?
Een belangrijk criterium voor een DSM classificatie is de aanwezigheid van
klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige
functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
Voor- en nadelen van de DSM
Voordelen Nadelen
Toenemende kritiek Kennis en systematiek
Stigmatisering Veel wetenschappelijk onderzoek
Zorgverzekeringslabel Wereldwijd dezelfde taal
Over- en onderdiagnosticering (Nog) geen alternatief, risico
polarisatie/verwarring
Teveel overlap in symptomen Nieuwe bevindingen worden
toegevoegd
Classificeren is het best passende label. Diagnostiek is niet alleen pure wetenschap.
Psychiatrische diagnoses doen we op basis van kennis/testjes, maar er worden zo
makkelijk fouten gemaakt en dingen moeten steeds zo anders worden
geïnterpreteerd per persoon dat het geen pure wetenschap is. Maar ter nuance: alles
wordt wel gevoed door klinische wetenschap, dus er is zeker wel
wetenschappelijkheid.
Veel biologische testen in de psychologie worden gebruikt om dingen uit te sluiten:
iemand met paniekklachten kan ook iets aan de bijnierschors hebben. Of iemand met
een delier kan hoge ontstekingswaarden hebben, of als gevolg van medicatie.
,Het indiceren/vaststellen van een classifcatie in de psychiatrie wordt niet met
biologische tests gedaan.
Hypothesen formuleren
Formuleren onderkennende hypothesen:
- Probleemcluster(s) X (, Y en Z) wijst/wijzen op stoornis A plus een korte
definitie van de classificatie met wetenschappelijke referentie.
o De sociale problemen en angst voor negatieve beoordeling wijzen op
een sociale angststoornis [DSM5, 2017].
Formuleren verklarende hypothesen
- Probleemcluster(s) X (Y, Z) wordt/worden veroorzaakt (in stand gehouden,
versterkt) door factor A.
o De problemen in schools functioneren worden veroorzaakt door een
beneden gemiddelde intelligentie.
2. Verklaring
Wat is de oorzaak van het probleem en wat houdt het in stand of doet het toenemen?
- Kennis van beloop van stoornissen
- Kennis van instandhoudende factoren
Correlatie hoeft geen causaliteit te zijn! Als het warm en zonnig is wil ik veel ijsjes
eten en kan ik verbrand raken. Maar het is niet zo dat als ik een ijsje eet, ik ook
verbrand raak.
We moeten veel weten over iemands omstandigheden. Dit maakt zoveel uit! Wat
helpt voor de behandeling is de vraag: kan ik de omstandigheden veranderen of
niet?
Verder moet je bij de verklaringen ook kijken of er theoretische verklaringen zijn.
Bijvoorbeeld een theoretische verklaring voor een sociale fobie:
- Clark & Wells: Model voor Zelfbewustzijnstheorie
o Mensen met een sociale fobie hebben vaak een verhoogd
zelfbewustzijn. Dit betekent dat ze zich vooral richten op zichzelf en wat
er in zichzelf omgaat en wat ze voelen.
Valkuilen verklaringsanalyses
- Aetiologie van psychopathologie is complex
o Risicofactoren en kwetsbaarheid kunnen bij iedereen anders zijn
- Als therapeut ga je af op wat de cliënt je vertelt
o Je eigen normen, waarden, cultuur, etc. spelen altijd mee, dus hoe je
interpreteert is altijd deels subjectief
- Alles begrijpen vs. pragmatisme
o Kun je alles begrijpen van je cliënt, moet je alles weten? Pas op met
aannames
, 3. Prognose
Hoe zal het probleem zich gaan ontwikkelen?
Denk aan de kans op suïcide, terugval, of toename klachten als gevolg van
medicatie of biologische factoren (ziekte)
4. Indicatie
- Kennis van effectieve behandelingen
- GGZrichtlijnen.nl
o Voor veel stoornissen
o Echter niet altijd even up to date
o Of is niet geschikt voor de desbetreffende specifieke patiënt
- Draagkracht, eerste GGZ aanmelding, hulpvraag
- Hoeveel moet je weten – Stepped care
5. Evaluatie
- Werkt de behandeling volgens de verwachting?
o Zo niet: hoe komt dat?
- Blijf kritisch
- Klopt de diagnose, klopt de casusconceptualisatie?
- Mis ik iets?
Biases van de diagnosticus als mens
Bias Een denkfout die iedereen maakt. Een mens kan niet alle informatie om zich
heen constant verwerken, waardoor we mentale shortcuts gebruiken om snel en
effectief beslissingen te nemen
Halo-effect Een eigenschap krijgt veel nadruk en de persoon wordt in zijn geheel
beoordeeld op basis van die indruk
- Van artsen wordt heel vaak gedacht dat zij heel intelligent zijn, dus het aan
doen van een labjas helpt al om een meer intelligente indruk te maken op
basis van het Halo-effect
Leniency-effect De neiging om (bekende) mensen positief te beoordelen en
negatieve eigenschappen te relativeren.
- Gaat over hoe coulant/meegaand je bent afhankelijk van of je iemand kent of
als iemand op je lijkt. Bijvoorbeeld van je huisgenoot kan je het beter hebben
als die iemand staat uit te foeteren dan als een vreemde dat doet.
Anchoring-effect/Referentie-effect Overmatig beïnvloed worden door het eerste
stuk informatie dat je krijgt
- Als je eerst een trui ziet voor 90 euro, en dan voor 50 euro, vind je die 50 euro
een koopje. Maar als je ‘m eerst ziet voor 30 euro, en dan voor 50, dan vind je
die 50 euro heel duur
- Je eerste indruk bepaalt hoe je naar iemand kijkt