HIV/AIDS.
Het menselijk immuun systeem bestaat uit barrières die ziektekiemen tegenhouden.
Barrières zoals de huid, slijm in neus, keel en cellen die ziektekiemen bestrijden. Als een
bacterie of virus binnenkomt heb je de tweede lijn van defensie; het immuunsysteem dat de
ziektekiem detecteert en elimineert voordat het zich reproduceert. Als de virus of bacterie
kan reproduceren en problemen veroorzaakt, probeert je immuunsysteem om deze te
elimineren. Zo heb je B-cellen die worden in het beenmerg gemaakt (samen met rode en
witte bloedcellen) deze beschermen tegen bacteriën en parasieten en maken antilichamen
die op antigenen passen. T-helper cellen (lymfocyten) deze beschermen tegen virussen, ook
bekend als ‘cell mediated immunity’.
HIV kan worden overgedragen van moeder op ongeboren kind, onveilige seks met iemand
die besmet is, geprikt worden met een besmette naald of middels een besmette
bloedtransfusie (dit komt weinig voor in de Westerse wereld).
HIV is een retrovirus, deze repliceert zich in T-helper cellen en zorgt ervoor dat T-helper
cellen HIV gaat aanmaken.
Prevalentie is nu ongeveer stabiel 0.8%
Wanneer onbehandeld, nemen T-helper cellen met 1/3e af 12-18 maanden na
infectie. Daarna is de afname trager.
Een tweede snelle afname van T-helper cellen gebeurt vlak voor de onset van AIDS.
Een gezond persoon heeft 1000 T-helper cellen per unit bloed, iemand die AIDS
heeft, heeft er minder dan 200.
Iemand met AIDS heeft meer T-suppressor cellen dan T-helper cellen; dit onderdrukt
het immuunsysteem ipv het te activeren. Dit zorgt voor een kettingreactie in het
immuunsysteem, aangezien andere systemen niet geactiveerd kunnen worden.
De ontwikkeling van AIDS duurt 2-15 jaar.
- +/- 50% ontwikkelen AIDS binnen 10 jaar na HIV-infectie.
,HIV-infectie, 4 stages:
1. Initiële incubatieperiode na infectie is asymptomatisch, duurt tussen de 2-4 weken.
2. Acute infectie, duurt ongeveer 28 dagen en kan symptomen bevatten. Als
symptomen zich presenteren denkt iemand echter niet vaak gelijk aan HIV.
3. Latency stage, weinig tot geen symptomen kan duren van 2 weken tot meer dan 20
jaar.
4. AIDS, de laatste stage van HIV-infectie, symptomen van opportunistische infecties.
Preventie:
PrEP, kan NL’se infecties met 25% verminderen, kan actief HIV-infectie voorkomen als
mensen het goed toe blijven dienen; 92-97%.
Post-exposure prophylaxis kan het risico van infectie reduceren als het zo snel mogelijk
wordt opgestart. Echter werkt dit niet altijd en mensen zijn zich vaak niet bewust dat ze
geïnfecteerd zijn.
HAART-therapie
Bijwerkingen zijn; misselijkheid, diarree, lipodystrophy syndrome, lever en nierschade, hoge
cholesterol (wat CVD kan veroorzaken), stemmingswisselingen.
>50% van mensen die geen HAART ontvangen sterven binnen 2 jaar door initiations of AIDS.
Reasons for non adherence
Grote psychosociale issues, zoals slechte toegankelijkheid tot medische zorg, geen goede
sociale support, depressie en drugsgebruik.
Het gebruiken van meer vermijdende copingstrategieën.
De complexiteit van behandeling; hoeveelheid medicatie, dosering frequentie, maaltijd
restrictie en bijwerkingen.
Door het grote level van non-adherence en non-persistence heeft de
gezondheidspsycholoog een grote rol.
Stigma, bereavement, depressie 39%. Not disclosing HIV status.
90% milde cognitieve problemen.
Anti-anxiety medications and antidepressants can interact with antiretroviral
medication, psychological interventions are therefore a good treatment option.
,Interventies:
To improve treatment adherence
To improve coping skills
To reduce sexual risk behaviors
In couples:
Feelings of isolation and being misunderstood.
Fear of HIV transmission (this can decrease intimacy).
Fear of dependency (if one partner gets very ill).
Fear of loss or abandonment.
Reproductive dilemmas.
Aims; be able to:
• The medical management of HIV-AIDS
• Know how to screen/identify psychosocial issues in people living with HIV-
AIDS
• Provide an overview of how a psychologist can help people with HIV-AIDS
Oncologie
• know the risk factors of cancer development and cancer progression
• summarize the consequences of cancer diagnosis and treatment from a
medical/psychological perspective
Kanker: ziekten waar abnormale cellen zichzelf delen zonder controle en nabije weefsels
binnen kunnen dringen.
Metastase: Kankercellen kunnen ook spreiden naar andere delen van het lichaam door
de bloed- en lymfesystemen.
Cancer diagnosis
A-specific symptoms: fatigue, washed-out, fever, weight loss.
Cancer specific symptoms; lung cancer; shortness of breath, cough (up blood).
Imaging (radiology) tests, endoscopy, biopsy, cytology/cytopathology.
Chemotherapy: systemic treatment, is used to treat or ease cancer.
, Hormone therapy: cancer treatment that slows or stops the growth of cancer that uses
hormones to grow (breast cancer).
Medication should be used for up to 8 years!
Radiation therapy: uses high doses of radiation to kill cancer cells and shrink tumors by
damaging their DNA.
External, internal or systemic.
Hyperthermia: small areas of body tissue are exposed to high temperatures; these can
damage and kill cancer cells or make them more sensitive to radiation and certain
chemotherapy drugs.
Immunotherapy: helps the immune system fight cancer by marking cancer cells or to boost
the immune system to work better against cancer.
May be used to cure cancer (5% of the cases), to increase the effect of
chemotherapy, palliative to decrease symptoms.
Targeted therapy: uses drugs or other sybstances to precisely identify and attack certain
types of cancer cells.
Bone marrow transplant
Denial; coping or defense mechanism, denial in the ‘right dosis’ reduces anxiety and is
necessary to survive.
Denial of diagnosis: 4-47% of consequences: 8-70% of affect: 18-42%.
Rule out: organic causes, ignorance. List the context of denial, judge the influence of
the health professionals, respect and ask stimulating questions.
Fatigue and sleep
Prevalentie
>30% of adults report daytime sleepiness that impairs daily activities several days a month.
Clinical perspective on fatigue
Fatigue als symptoom: (complaint requiring treatment); flu, post-infection fatigue,
cancer-related fatigue etcetera.
Fatigue as a diagnostic feature: Heart failure, depression.
Fatigue as risk factor: Exhaustion as a risk factor for cardiac events.
Fatigue as a performance measure: Workplace interventions, shift work.
Ontsteking kan bijdragen aan vermoeidheid.