HOORCOLLEGES LOCOMOTIE
HOORCOLLEGE 1: INLEIDING
Organisatie
• Studiewijzer en bijlagen te vinden op BB
• Practica sterk aanbevolen
• Responsie/anatomietoets moet voldoende zijn
• Dissectieprotocol zelf (met je eigen groepje)
• schrijven, inleveren via BB, verplicht
– Instructie volgt tijdens PR2
• Zelfstudie/ziekteleer hoort tot eindtoets!
• Studielandschap
Toetsing
• Eindtoets
– 3 februari 2023
– 80% van het eindcijfer
• Responsie/anatomietoets
– 20 januari 2023
– Via Remindo, n.b. 30 minuten!
– 20 % van het eindcijfer
• Dissectie protocollen: voldaan/niet voldaan
Bouw en beweging
• E-learning kat, konijn en paard
• Gangpatronen:
https://media.vet.uu.nl/videos/anatomie/
Basisbouwplan
Geel = Scapula (schouderblad
Groen = Humerus (bovenarm)
Blauw = Radius (spaakbeen)
Roze = Ulna (ellepijp)
Oranje = Femur (dijbeen)
Paars = Tibia (scheenbeen)
Geel rechts = Fibula (kuitbeen)
Carpus = pols
Tarsus = hak
,Oorsprong bewegingsapparaat
• Axiaal:
– somieten
• Appendiculair:
– laterale plaat mesoderm
In het rood worden de somieten weergegeven met daarboven de neurale
plaat. In het midden ligt de chorda = axiaal mesoderm. De somieten
zijn pars axiaal mesoderm. De somieten zijn verdeeld in segmenten,
dat is rechts te zien. Gedurende de ontwikkeling worden er drie
structuren uit het pars axiaal mesoderm gevormd:
1. Sclerotoom = strengen richting de neurale buis/chorda
a. Deze vormen uiteindelijk de wervels
2. Myotoom
a. Lateraal van het sclerotoom
b. Vormt de spieren
3. Dermatoom
a. Lateraal van het myotoom
b. Vormt de huid
Bouw wervel
Het dorsale uitsteeksel = processus spinosus
De wervelboog (arcus) omvat een holte waar het
ruggenmerg doorheen loopt = foramen vertebrale.
Onder het ruggenmerg is het wervellichaam. = corpus
Tussen twee wervels in bevinden zich de
tussenwervelschijven (discus). Deze zitten aan de
ventrale zijde van het ruggenmerg en is een demping/
koppelstuk tussen twee wervellichamen.
De facetgewrichten zijn de gewrichten tussen
wervels. Hierdoor kunnen de wervels ten opzichte
van elkaar bewegen. De facetgewrichten hebben
een hele specifieke uitlijning, waardoor ze hele
erge laterale of wring bewegingen blokkeren en
op die manier het ruggenmerg beschermen. De
dwarsuitsteeksels zijn de processus transversus.
Axiaal deel gekenmerkt door segmentale bouw:
Het sclerotoom gaat splitsen, het caudale deel van het sclerotoom gaat fuseren met het craniale deel van de
volgende sclerotoom. Hierdoor kunnen de zenuwen doorsteken. Deze zenuwen gaan naar het myotoom=
spieren. Het myotoom splitst niet, de spier overbrugt dus twee wervels. Als je als spier een gewricht overbrugt
-> verbinding van twee botdelen overbrugt dan kan je dus beweging uitoefenen. Als deze splitsing niet zou
plaatsvinden, dan zou de spier op één en dezelfde wervel aanhechten en dan kan hij wel samentrekken maar
dan gebeurt er niks. De chorda zien we terug als de nucleus pulposus = kern van de tussenwervelschijf. De kern
is wat steviger/harder dan het omliggende gedeelte van de tussenwervelschijf = fibreus. Bij een Hernia plopt de
kern eruit richting het ruggenmerg en verdrukt hierdoor het ruggenmerg. Een stukje chorda schiet dorsaal uit
de tussenwervelschijf richting het ruggenmerg en dit is erg pijnlijk.
, • Caudale deel sclerotoom vergroeit met craniale deel van volgend sclerotoom (“resegmentation”).
• Craniale deel wordt wervellichaam -> 1
• Caudale deel wordt wervelboog -> 2
• Wervel ontstaat uit verschillende ossificatiecentra
• Chorda wordt nucleus pulposus uit tussenwervelschijf
Links is dorsaal en rechts is ventraal.
Epaxiale en hypaxiale spieren
Hypaxiale spieren liggen onder de wervelkolom.
De epaxiale spieren liggen boven de
wervelkolom.
Een voorbeeld van een hypaxiale spier is de
musculus longus colli = diepe halsbuiger
Appendiculair deel bewegingsstelsel
• Basisbouwplan
• Adaptatie naar functie
– Vorm
– Reductie
,Ontwikkeling pootknop
De pootknoppen ontstaan uit het somatisch mesoderm. De kern zijn
mesenchymcellen en zijn bedekt met ectodermale cellen. Om de
pootknop te laten ontwikkelen is een somiet en de groeifactor
FGF10 essentieel.
• Kern mesenchymcellen, bedekt met ectoderm; ontstaat
onder invloed van FGF10 expressie door somieten en het
ontbreken van Wnt ter plaatse
• Lokaal gevormd:
– Bloedvaten en bindweefsels (inclusief bot)
• Uit somiet:
– Musculatuur; dorsaal (strekkers) en ventraal (buigers)
• Uit ruggenmerg:
– Voorpoot innervatie
▪ craniodorsaal: C5 - C7
▪ caudoventraal: C8 – T2
– Achterpoot innervatie
▪ craniaal: L3-L6
▪ caudaal: L5-S3
Ontwikkeling pootknop: Lengtegroei
• Distaal verdikking van het ectoderm tot een AER = apicale ectodermale richel
• AER induceert de proliferatie van het onderliggende mesenchym, langs de proximo-distale as
(lengtegroei)
• Blijft bestaan gedurende de uitgroei van de ledemaat;
– Remt de differentiatie distaal
– Proximaal dan wel al differentiatie tot definitieve vorm (FGFgradiënt vanuit AER)
,Ontwikkeling pootknop: As-bepaling
Craniaal
• ZPA = zone van polariserende activiteit = caudaal van de pootknop
• ZPA-cellen zorgen indirect voor expressie en aanmaak Shh eiwit
o Verder weg van ZPA = minder Shh mesoderm
- Verantwoordelijk voor cranio-caudale as
o Gevolg: ontwikkeling duim (weinig Shh) of pink (veel Shh)
• Wnt-7a uit dorsale ectoderm verantwoordelijk voor dorso-ventrale as
Samenvattend:
• Proximo-distaal
– AER → FGF
• Cranio-caudaal
– ZPA (caudaal) → retinoic acid → Shh expressie (gradiënt)
– Shh houdt ook AER in stand
• Dorso-ventraal
– Wnt -7a → dorsaal en ventraal onderdrukking van En1 Caudaal
• Expressie van Hox-genen proximaal anders dan distaal;
– Structuren dichtbij het lichaam komen er anders uit te zien dan structuren distaal van het
lichaam
Evolutie van Beweging
• Lagere diersoorten maken undulerende bewegingen met lichaam; poten dienen
als ankerpunten
• Beweging in sagittale vlak, met flexie/ extensie van lendenwervels om
achterhand ‘eronder’ te brengen;
• Paslengte wordt bepaald door;
o Lengte been
o Mogelijkheid tot ‘verlenging’ via flexie-extensie wervelkolom
Draaiing extremiteiten
• Verandering van de pootstand van reptielen (boven) naar
zoogdieren (onder).
• Een vergelijkbare ontwikkeling wordt gezien bij de pootknop
van het zoogdierembryo
Stand extremiteiten
Bij een normale stand van de kat, zijn de gewrichten van een kat allemaal
licht gebogen. Als de kat hier niks aan zou doen dan valt hij als een
harmonica in elkaar. De kat is een jager en daar ligt ook de clou van dit
verhaal. Als je denkt aan een paard, dan weet je dat daarbij de gewrichten
niet allemaal gebogen zijn. Waarom kan een kat dat zich wel veroorloven en
een paard niet? De kat slaapt toch 18 uur per dag en staan pas op als ze gaan
jagen. Het voordeel van gewrichten die altijd een beetje gebogen zijn =
je kan je veel sneller afzetten.
Vebening bij geboorte
Mede afhankelijk van gedrag onmiddellijk na de geboorte: nestvlieders of nestblijvers.
Nestvlieders/vluchtdieren hebben meer verbening dan de botten van nestblijvers.
,Ontwikkeling innervatie
• Voorpoot innervatie
Craniodorsaal
o C5-C7
Caudoventraal
o C8-T2
• Achterpoot innervatie
Craniaal
o L3-L6
Caudaal
o L5-S3
Ingroei van spinale zenuwen in voorste pootknop;
vorming plexus brachialis (voorpoot) = samenkomst van zenuwen
Ontwikkeling musculatuur
• Migrerende cellen uit myotoom
• Twee spiermassa’s
o Dorsaal (strekkers) -> grotere hoek
o Ventraal (buigers) -> kleinere hoek
• Lokaal worden kraakbeen, pezen, ligamenten en onderhuids bindweefsel gevormd
• Extrinsieke musculatuur
o Bijv. spier die voorpoot met romp verbindt = uit de voorpoot weg
• Intrinsieke musculatuur
o In zichzelf
o Bijv. spier die alleen invloed heeft op de voorpoot
Bouw voorbeen; opvangen schokken
• Adaptatie aan doelmatige beweging:
– Zijdelings afgeplatte thorax
– Geen sleutelbeen
▪ = Benige verbinding romp en
schoudergewricht
▪ Voorbeen kan nu dus meer
bewegen ten opzichte van de
romp
– Schouderblad op laterale vlakte thorax,
▪ Langs de ribben
▪ Kan meedoen in de pas
– Verbonden d.m.v. synsarcosis
▪ Extrinsiek spieren die voorbeen en romp met elkaar verbinden
– Verlenging i.v.m. efficiëntie
– Reductie in beweging (schoudergewricht, elleboog)
– Reductie in aantal tenen
Een paard staat op zijn nagel -> hierdoor legt hij bij elke stap een grotere afstand af en dus kan hij sneller
vluchten.
,Bouw achterbeen: stuwing
• Stevige verbinding met romp i.v.m. voortstuwende krachten bij afzet
• Aanpassingen om waar mogelijk passieve stabilisatie toe te passen (ook in flexie-extensie richting)
• Reductie in gewicht (kuitbeen, ondervoet)
Snelheid is afstand per tijdseenheid; Verlenging hand en voet
• Zoolgangers (mens)
• Teengangers (kat)
• Topteengangers (paard)
HOORCOLLEGE 2: BEWEGING
Gewrichten
• Articulatio
= Iedere verbinding tussen 2 botdelen
– Fibreuze gewrichten
▪ Schedelnaden
– Kraakbeengewrichten
▪ Kraakbeen-borstbeen
– Synoviaalgewrichten
▪ Kapsel
▪ Synovia
▪ Extracapsulaire structuren
Synoviaalgewrichten zijn twee botdelen die eindigen en bekleed zijn met kraakbeen. Daaromheen zit een
kapsel, om te zorgen dat de vloeistof die in het gewricht zit, daar ook blijft. Het kapsel kan lokaal versterkt zijn
door gewrichtsbanden. De binnenkant van het kapsel is het synoviaalmembraan en die produceert de synovia =
gewrichtsvloeistof. Afhankelijk van de vorming van de gewrichten, zitten er verschillende structuren in het
gewricht, om te zorgen dat het beter past.
Vorming synoviaal gewricht
De mesenchym cellen gaan differentiëren, je krijgt
kraakbeen dat gaat verbenen. Op sommige plekken krijg je
een concentratie van fibroblasten, die maken bindweefsel.
We hebben nu dus al een bindweefselgewricht. We willen
echter een grotere bewegingsvrijheid hebben en dus
ontwikkeld het zich nog verder. Het dichte bindweefsel gaat
deels in regressie. Er blijft een holte over = gewrichtsholte
met banden. Deze banden zijn belangrijk, want deze
stabiliseren het gewricht.
, Aan de onder en bovenkant zit bot, aan de uiteinden zit
kraakbeen. Tussen het kraakbeen zit Synovia = smeersel
voor de gewrichten = gewrichtsvloeistof.
Gewrichtsdraai-as
• Rotatie = Bewegingen van botstukken, die samen een gewricht vormen, kunnen worden beschreven
als rotaties om 1 of meerdere draaiassen
• Draaias = Verzameling van punten, die bij de beweging van het gewricht niet van plaats veranderen.
– Flexie/extensie: as loopt van mediaal naar lateraal -> buigen/strekken
– Abductie/adductie: as loopt van craniaal naar caudaal -> buiten/binnen
– Endo-/exorotatie: as loopt van dorsaal naar ventraal
Denk hierbij aan een deur, de pin in het scharnier is de as en de deur draait om deze as heen. Ook in
gewrichten zijn assen, afhankelijk van het gewricht zijn er één of meerdere assen (maximaal 3).
Je hebt een as van lateraal naar mediaal -> om te kunnen buigen en strekken = flexie en extensie
Je hebt een as die van voor naar achter loopt -> om te kunnen abduceren en adduceren = naar buiten en naar
binnen -> been opzij doen en naar binnen
Je hebt een as die door het been gaat/dorso-ventraal -> endoroteren en exoroteren -> arm draaien om as
Dit zijn allemaal rotaties om een as.
Translatie is een verschuiving evenwijdig aan de as = onderkaak naar voren bewegen of heen en weer.
Als je de kruisband scheurt, dan kan je het onderbeen ten opzichte van het boven been naar voren en achter
schuiven = translatie -> pathologische beweging.
Rotatie-assen
Indeling gewrichten naar rotatie mogelijkheden:
- Scharniergewricht: 1 as
o Elleboog bij het paard
- Ei- en zadelgewricht: 2 assen
o Pols (ei)
o Vleugel vogel (zadel)
- kogelgewricht: 3 assen
o Schouder/Heup
Deze rotaties gebeuren voornamelijk bij het maken van bochten. Het is
eigenlijk niet wenselijk dat de schouder een kogelgewricht is (behalve
bij mensen). Een kogelgewricht wil vanuit het basisbouwplan geen
gewrichtsbanden. Maar daar is dus iets op verzonnen, bepaalde spieren
zorgen ervoor dat de schouder alsnog een soort gewrichtsbanden heeft.
Daarnaast zijn de pezen op een andere plek aangehecht, waardoor
bepaalde bewegingen worden voorkomen. Bij sommige honden en
katten is dit niet geheel gelukt -> deze hebben ook vaak een afgeplatte
borstkast -> zwemmertjes.