Uitgebreide Samenvatting
Sociale Psychologie 2e Editie
Sociale psychologie (Tilburg University)
, lOMoARcPSD|16012696
Sociale psychologie
samenvatting
Hoofdstuk 1 – Inleiding tot de sociale psychologie
1.1 Wat is sociale psychologie?
Sociale psychologie is de wetenschappelijke studie naar de manier waarop gedachten,
gevoelens en gedragingen van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of imaginaire
aanwezigheid van andere mensen.
Voorbeeld ‘imaginaire aanwezigheid van andere mensen’; omdat je moeder altijd zei
dat je je handen moet wassen nadat je naar de wc bent geweest, en dat je daar dan
aan denkt (wanneer je moeder er niet bij is) met als vervolg dat je je handen wast.
Sociale invloed is het effect dat woorden, daden of alleen al de imaginaire aanwezigheid van
andere mensen hebben op onze gedachten, gevoelens, attitudes of gedrag.
Hindsight bias is vertekening achteraf. Als je eenmaal iets weet lijkt het alsof je het altijd al
geweten hebt. Pas ervoor op!
HOE worden mensen beïnvloed door de manier waarop ze hun sociale omgeving
construeren(/waarnemen)? Waarom gedragen mensen zich zoals ze zich gedragen?
Een manier om deze vraag te beantwoorden, is simpel door hem te stellen. Het probleem
van deze benadering is dat mensen zich vaak niet bewust zijn van de redenen achter hun
eigen reacties en gevoelens.
- Sociale omgeving = de werkelijke of imaginaire aanwezigheid van andere mensen.
- Construct = de manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en
interpreteren (betekenis geven).
Verschil sociale psychologie met andere verwante disciplines
Disciplines als sociologie en antropologie, zij zijn ook geïnteresseerd in de manier waarop
mensen beïnvloed worden door hun sociale omgeving. Verschillen;
- De sociale psychologie onderscheidt zich vooral doordat ze zich niet zozeer
bezighoudt met sociale situaties in een objectieve betekenis, maar doordat ze zich in
eerste instantie richt op de manier waarop mensen beïnvloed worden door hun
interpretatie, of construct, van hun sociale omgeving.
- De sociale psychologen vinden dat je pas kunt begrijpen hoe mensen beïnvloed
worden door hun sociale wereld, wanneer je begrijpt HOE ze die sociale wereld
waarnemen, begrijpen en interpreteren. In hun ogen is dat belangrijker dan te weten
wat de objectieve eigenschappen van die sociale wereld precies zijn.
- Persoonlijkheidspsychologen richten zich vooral op individuele verschillen (die
aspecten van de persoonlijkheid die mensen onderscheiden van anderen). Sociaal
psychologen vinden dat je hierbij een essentieel onderdeel van het verhaal buiten
beschouwing laat: namelijk de machtige rol van de sociale invloed.
- Het analyseniveau verschilt van alle disciplines; bij biologen is het analyseniveau bijv.
genen, hormonen of neurotransmitters; bij persoonlijkheids- en klinisch psychologen
, lOMoARcPSD|16012696
het individu; sociologie richt zich op onderwerpen als sociale klasse, sociale structuur
en sociale instituties. Voor sociale psychologen is het analyseniveau het individu in de
context van een sociale situatie.
- Het grote verschil tussen sociologie en sociale psychologie is dat sociologie zich niet
concentreert op de psychologie van het individu, maar naar de samenleving als
geheel kijkt.
1.2 De macht van de situatie
Fundamentele attributiefout = de neiging om de mate waarin iemands gedrag wordt
veroorzaakt door de rol van persoonlijke eigenschappen en andere interne factoren te
overschatten en de rol van externe, situationele factoren te onderschatten.
Of (hetzelfde): de neiging om ons eigen gedrag en andermans gedrag volledig toe te schrijven
aan persoonlijkheidstrekken en het effect van de sociale invloed en de acute situatie te
onderschatten.
Attributie = het toeschrijven van oorzaken aan het eigen of aan andermans gedrag en het
daarmee voorzien van verklaringen.
Beursspel – Gemeenschapsspel (Ross & Samuels 1993)
Onderzoeksassistenten moesten twee lijsten samenstellen, een met studenten waarvan ze
dachten dat deze voor de competitieve strategie zouden kiezen en een met studenten
waarvan ze dachten dat deze voor de coöperatieve strategie zouden kiezen.
De twee groepen studenten werden uitgenodigd om een spel te spelen. De naam van het
spel was een ogenschijnlijk onbelangrijk onderdeel van de sociale situatie. De helft van de
deelnemers kreeg te horen dat het “het Beursspel” heette, terwijl de andere helft te horen
kreeg dat het “het Gemeenschapsspel” heette. Voor het overige waren beide spellen
hetzelfde.
Er waren dus vier condities:
- Competitieve mensen in het Beursspel
- Competitieve mensen in het Gemeenschapsspel
- Coöperatieve mensen in het Beursspel
- Coöperatieve mensen in het Gemeenschapsspel
Verwachting: de persoonlijkheid van het individu telt.
Resultaat: de ‘competitieve’ studenten kozen niet vaker voor de competitieve strategie dan
hun ‘coöperatieve’ collega’s.
Conclusie: de naam van het spel bevatte blijkbaar een duidelijke boodschap, een sociale
norm over hoe de spelers geacht werden zich te gedragen situatie heeft effect op hoe
mensen zich gedragen.
1.3 De macht van sociale interpretatie
Behaviorisme = stroming in de psychologie die de stelling verdedigt dat men, om menselijk
gedrag te kunnen begrijpen, slechts hoeft te kijken naar de bekrachtigende eigenschappen
van de omgeving.
Deze stroming in de psychologie verdedigt de stelling dat alle gedrag verklaard kan worden
aan de hand van beloningen en straffen in de omgeving van het organisme en dat het niet
nodig is om er subjectieve zaken als denken en voelen bij te betrekken. Ze vergaten het
belang van de manier waarop mensen hun omgeving interpreteren.
, lOMoARcPSD|16012696
Gestaltpsychologie = stroming in de psychologie die het belang benadrukt van het
bestuderen van de persoonlijke (subjectieve) manier waarop een object wordt waargenomen
(het gestalt of geheel), in plaats van het bestuderen van de manier waarop de objectieve,
fysieke eigenschappen van het object zijn samengevoegd.
De nadruk op constructen, de manier waarop mensen de sociale situatie interpreteren,
vormt de basis van gestaltpsychologie.
Fenomenologie = een filosofische methode (van Husserl) die probeert de constitutie van de
wereld in de geest en het wezen der dingen te beschrijven door de geestelijke intuïtieve
beschouwing van de dingen, niet door rationele kennis.
Je moet je richten op de fenomenologie van de waarnemer, op hoe een object op
hem of haar overkomt, in plaats van op afzonderlijke objectieve elementen van het
object.
Kurt Lewin (Duitse/Amerikaanse sociaal psycholoog): “Als iemand in een kamer zit in
het vertrouwen dat het plafond niet naar beneden zal komen, zou dan alleen zijn
‘subjectieve waarschijnlijkheid’ in overweging moeten worden genomen bij het
voorspellen van zijn gedrag, of zouden we ook rekening moeten houden met de
‘objectieve waarschijnlijkheid’ van de door architecten bepaalde kans dat het plafond
naar beneden komt? Ik denk dat we alleen met de eerste rekening hoeven houden.”
Naïef realisme = de overtuiging dat ieder van ons dingen waarneemt ‘zoals ze echt zijn’. Als
andere mensen dezelfde dingen dus anders zien, moet dat wel zijn omdat zij bevooroordeeld
zijn (Lee Ross, hoogleraar sociale psychologie aan de Stanford University).
1.4 De oorsprong van constructen: fundamentele menselijke
motieven
Motief van eigenwaarde = de behoefte aan een positief zelfbeeld, dat wil zeggen dat ze
zichzelf willen beschouwen als goed, competent en beschaafd.
Bij de keuze tussen het vervormen van de wereld om zich goed te voelen over zichzelf of zich
een accuraat beeld van de wereld te vormen, kiezen mensen vaak voor de eerste optie. Ze
geven de zaak een enigszins andere draai, een die hen in het best mogelijke daglicht stelt.
Het erkennen van onze tekortkomingen is moeilijk, zelfs wanneer dat ten koste gaat
van een accurate kijk op de wereld.
Motief van de sociale cognitie = de behoefte om accuraat waar te nemen.
Sociale cognitie = hoe mensen denken over zichzelf en de sociale wereld; specifieker: hoe
mensen informatie selecteren, interpreteren, onthouden en gebruiken om te oordelen en te
beslissen.
Selffulfilling prophecy = wanneer je bepaald gedrag van jezelf of van iemand anders
verwacht, dus handel je vervolgens op zo’n manier dat je verwachting waarheid wordt (zie
ook hoofdstuk 3).
Overige motieven:
- Biologische drijfveren zoals honger, dorst, etc. Verder ook gedreven door angst,
belofte van liefde, goedkeuring en andere beloningen waarbij sprake is van sociale
uitwisseling (meer in H10 en H11).