Kennislijn individu, menstheorie B.
Doelen week 1:
1. Je kent het ontwikkelingsperspectief op de mens en weet hoe en waarom sociaal werkers
ontwikkelingspsychologen gebruiken.
2. Je weet hoe de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en volwassenen verloopt
volgens de levenslooptheorie van Erikson en kunt dit toepassen op een sociaal werksituatie.
Definitie ontwikkelingspsychologie en pedagogiek:
Ontwikkeling= proces van groei en verandering dat wordt bepaald door de interactie tussen
erfelijkheid en omgeving. De ontwikkeling gaat het hele leven door en de meeste aandacht
gaat uit naar de kindertijd en adolescentie.
Psychologie=wetenschap van gedrag en mentale processen.
Ontwikkelingspsychologie= bestudeert de psychologische veranderingen bij toenemende
leeftijd.
Pedagogiek= de wetenschap van het opvoeden.
Opvoeden= het proces waarin een kind wordt gevormd naar de normen en waarden van de
opvoeders en de samenleving.
Relevantie ontwikkelingspsychologie voor het SW:
Je krijgt in je werk te maken met mensen van verschillende leeftijden.
Zij zijn volgens Erikson allemaal met hun eigen specifieke ontwikkelingstaak bezig.
Het helpt om de kwetsbaarheid of problematiek van je cliënten te plaatsen in het perspectief
van hun levensloop.
3 krachten van ontwikkeling (nature, nurture en rijping):
Nature= factoren die aangeboren zijn (door genen/aanleg). “het aard van het beestje”
Nurture= factoren die aangeleerd zijn (door sociale omgeving, opvoeding). “de mens is
maakbaar”.
Rijping= veranderingen die voor een groot deel genetisch geregeld worden en waarop
omgevingsinvloeden een kleine invloed hebben. “wanneer de tijd rijp is”.
Discontinu en continu verloop van ontwikkeling:
Continue verandering= geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op een bepaald niveau
voortvloeien uit die van de vorige niveaus. Continue verandering is kwantitatief.
Discontinue verandering= ontwikkeling in aparte stappen of stadia. Elk stadium levert gedrag
op dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia.
Psychosociale ontwikkeling volgens Erikson:
, ‘Psyche’ = ‘geest’ > ons denken, voelen en gedrag.
‘Sociaal’ > onze interactie met andere mensen.
Hoe functioneer je in relatie tot anderen? Welke rol neem je in binnen je gezin, school of
werk? Hoe zie jij je plek in de samenleving?
Opgroeien en ouder worden betekent je steeds opnieuw aanpassen aan veranderde
vermogens en verwachtingen van anderen.
Theorie van Erikson: mensen doorlopen 8 levensfasen, van babytijd tot ouderdom. iedere
fase wordt afgesloten met een crisis, een ontwikkelingstaak die typisch is voor die fase. Als
die taak onopgelost blijft of negatief is afgesloten, loopt de ontwikkeling vast.
Ontwikkelingstaken kindertijd; vertrouwen vs wantrouwen, autonomie vs schaamte, initiatief vs
schuldgevoel, vlijt vs minderwaardigheid:
Baby: (0-1,5), vertrouwen vs wantrouwen. Veiligheid, geborgenheid vinden.
Peuter: (1,5-3), autonomie vs schaamte/twijfel. + ontwikkeling van zelfstandigheid, wereld
verkennen, dingen ‘zelf’ doen = autonomie. – te veel kritiek of bescherming leidt tot twijfel
aan zichzelf.
Kleuter (3-6), initiatief vs schuld. + ontwikkeling van geweten, eigen initiatieven ontplooien,
zelf dingen in gang zetten. – schuldgevoel, door te hoge eisen en of correcties.
Schoolkind (6-12), vlijt vs minderwaardigheid. + gevoelens van competentie en
zelfvertrouwen (vlijt, hoeveel tijd ben je bereid ergens aan te besteden), door successen en
aanmoediging van anderen. – laag zelfbeeld, minderwaardig voelen, door mislukkingen, te
veel kritiek of te hoge eisen.
Ontwikkelingstaak adolescentie; identiteit vs rolverwarring:
Adolescentie: identiteit vs rolverwarring. Een antwoord op de vraag ‘wie ben ik?’. Identiteit=
een doorleefd ik-gevoel dat eenheid aanbrengt in alle belevingen.
Ontwikkelingstaken (jong)volwassenen en ouderen; intimiteit vs isolement, generativiteit vs
egocentrisme, ego-integriteit vs wanhoop:
Vroege volwassenheid: intimiteit vs isolement. + aangaan van een intieme relatie,
trouwen/samenwonen of hechte vriendschap. Jezelf openstellen voor anderen, kwetsbaar
durven zijn. – eenzaamheid, isolement
Middelbare leeftijd: generativiteit vs stagnatie/egocentrisme. + zorg dragen voor anderen,
bijdragen aan de maatschappij = generativiteit, gezin stichten, carrière maken/nieuwe ideeën
voortbrengen, vrijwilligerswerk. – verveling, gebrek aan toekomst visie en verveling=
stagnatie(vastlopen)/egocentrisme.
Ouderdom: integriteit vs wanhoop. + terugkijken op het leven met tevredenheid= ik-
integriteit. – spijt, opnieuw willen beginnen= wanhoop.
Het niet volbrengen van een ontwikkelingstaak is vaak het gevolg van slecht opgeloste
crisis/taken uit voorgaande levensfasen.
Puberteit:
Puberteit = biologisch.