Persoonlijkheidsleer samenvatting
College 1: Inleiding en het intrapsychische domein a
PP Ch.1: Introduction to Personality Psychology
Trait-descriptive adjectives (karaktertrek-beschrijvende bijvoeglijk naamwoorden)= bijvoeglijk
naamwoorden die gebruikt kunnen worden om karakteristieken van mensen te beschrijven. Er zijn er
bijna 20.000 van. Ze kunnen verwijzen naar verschillende aspecten van mensen.
Persoonlijkheid gedefinieerd
Personality (persoonlijkheid)= een verzameling psychologische kenmerken en mechanismen in het
individu die georganiseerd zijn en relatief stabiel zijn en die zijn/haar interacties met en aanpassing
aan de intrapsychische, fysieke en sociale buitenwereld beïnvloeden.
1. Psychological trait (psychologische eigenschap)= trait die de manier waarop mensen
verschillen van elkaar beschrijft. Ook zegt het iets over de manier waarop mensen lijken op
elkaar. Traits beschrijven de average tendencies (gemiddelde neigingen) van een persoon.
Vier kernvragen in persoonlijkheidsonderzoek:
- Hoeveel traits zijn er?
Het is zeer moeilijk te bepalen hoeveel eigenschappen er zijn, hierdoor focussen
onderzoekers voornamelijk op de fundamentele traits.
- Hoe worden de traits georganiseerd?
Dit betreft de organisatie of structuur van traits. Bijvoorbeeld: Hoe is spraakzaamheid
gerelateerd aan andere eigenschappen, zoals impulsiviteit en extraversie?
- Wat is de oorsprong van de traits (waar ze vandaan komen en hoe ze zich ontwikkelen)?
Bijvoorbeeld: Heeft erfelijkheid/opvoeding invloed op spraakzaamheid?
- Wat zijn de correlaties en consequenties van traits?
Dit betreft de correlaties en consequenties van traits in termen van ervaring, gedrag en
levensuitkomsten. Bijvoorbeeld: Hebben spraakzame mensen meer vrienden en een
bredere sociale kring? Of irriteren ze mensen juist meer?
Drie redenen waarom psychological traits nuttig zijn:
- Ze helpen bij het omschrijven van mensen en bij het begrijpen van de dimensies van
verschil tussen mensen.
- Ze helpen bij het uitleggen van gedrag.
- Ze helpen bij voorspellen van toekomstig gedrag
➔ Persoonlijkheid is nuttig voor het omschrijven, uitleggen en voorspellen van verschillen
tussen individuen.
2. Psychological mechanisms (psychologische mechanismen)= persoonlijkheidsprocessen die de
manier waarop mensen van elkaar verschillen beschrijft. De meeste psychologische
mechanismen omvatten cognitieve processen met een informatieverwerkingsactiviteit en
hebben drie essentiële ingrediënten:
- Inputs: meer sensitief voor bepaalde omgevingsinformatie.
- Besluitvormingsregels: meer nadenken over specifieke opties.
- Outputs: meer begeleiding van gedrag naar bepaalde actiecategorieën.
, Persoonlijkheidsleer samenvatting
Niet alle traits zijn continu geactiveerd, maar worden geactiveerd onder bepaalde condities in
bepaalde situaties.
3. Binnen het individu
Dit betekent dat persoonlijkheid iets is wat een persoon met zichzelf meedraagt in de loop
van de tijd en van de ene situatie naar de ander.
4. Die georganiseerd en relatief stabiel zijn
Organized (georganiseerd): de psychologische eigenschappen en mechanismen zijn niet
simpelweg een willekeurige collectie van elementen. Persoonlijkheid is georganiseerd omdat
de mechanismen en traits samenhangend gekoppeld zijn.
Enduring (stabiel): relatief blijvend en stabiel over tijd en verschillende situaties. Bijvoorbeeld
als je frequent boos bent i.p.v. op een moment. Boosheid is meer een staat/toestand, maar
iemand die opvliegend is of vatbaar is voor woede is een trait.
5. Van invloed zijn op
Influential forces (invloedrijke krachten): traits en mechanismen kunnen een effect hebben
op het leven van mensen. Persoonlijkheid is van invloed op hoe we ons gedragen, hoe we
naar ons zelf kijken, hoe we over de wereld denken, etc.
6. Interacties met buitenwereld
Interacties met buitenwereld omvatten percepties, selecties, evocaties, en manipulaties.
- Perceptie= hoe je de wereld waarneemt. Zie je het glas halfvol of halfleeg?
- Selectie van context.
- Evocatie= de reacties die we produceren bij anderen, vaak onbewust, zoals vrolijk
persoon dus mensen willen graag bij die persoon zijn.
- Manipulatie= intentionele beïnvloeding van de omgeving.
7. En adaptaties aan
Een centraal kenmerk van de persoonlijkheid heeft betrekking op adaptief functioneren:
doelen bereiken, coping, aanpassing en het omgaan met uitdagingen en problemen
gedurende het leven.
8. De omgeving
- De fysieke omgeving zorgt voor uitdagingen voor mensen. Dit kan voor directe
bedreigingen om te overleven zorgen, zoals voedseltekort.
- Sociale omgeving zorgt ook voor adaptieve uitdagingen. We hebben misschien een
verlangen naar een goede baan, maar er zijn veel anderen die dezelfde positie willen.
De manier waarop we omgaan met onze sociale omgeving staan centraal bij het
begrijpen van persoonlijkheid.
- Intrapsychische omgeving: ‘in de geest’. We hebben allemaal herinneringen, dromen,
wensen, fantasieën en privé-ervaringen waar we elke dag mee leven. Deze omgeving is
subjectief. Onze eigenwaarde kan bijvoorbeeld afhangen van onze evaluatie van de mate
waarin we succes hebben in het bereiken van onze doelen.
Drie niveaus van het bestuderen van persoonlijkheid: sociale gerichtheid
1. Human nature (menselijke aard → zoals alle anderen): universele verklaring van de
fundamentele processen en kenmerken voor de soort 'mens'.
Bijvoorbeeld: Sociale gerichtheid meten in verschillende beroepsgroepen of taalvaardigheid.
2. Individual and group differences (Individuele en groepsverschillen → zoals sommige
anderen). Bijvoorbeeld: Sociale gerichtheid meten d.m.v. verschil in aandacht geven.
3. Individual uniqueness (individuele uniekheid → zoals niemand): niemand heeft precies
dezelfde traits. Bijvoorbeeld: Iemands manier van het uiten van genegenheid.
, Persoonlijkheidsleer samenvatting
In het wetenschapsveld wordt gediscussieerd hoe mensen het best onderzocht kunnen worden:
- Nomothetic (nomothetisch)= statistische vergelijkingen van mensen of groepen.
- Idiographic (ideografisch)= een individu observeren om de algemene beginselen, die zich
manifesteren in zijn/haar leven, te observeren.
Vroeger en nu
Verschillende persoonlijkheidspsychologen focussen op verschillende niveaus van analyse. Er is een
gat tussen de analyse van human nature en de analyse van individuele en groepsverschillen.
De grondleggers van de Grand Theories (Bijv: Sigmund Freud → seks en agressie) focusten het meest
op human nature, terwijl de meeste psychologen tegenwoordig focussen op individuele en
groepsverschillen in persoonlijkheid. Gevolg: Er is een kloof ontstaan tussen de Grand Theories en
huidige persoonlijkheidstheorieën.
Zes kennisdomeinen (wetenschappelijk, specialistisch gebieden) over de menselijke natuur:
1. Dispositionele domein: basale eigenschappen (stabiel en genetisch bepaald)
Het dispositionele domein behandelt vooral de manieren waarop individuen verschillen van
elkaar. Het domein is van belang in het aantal en de aard van de fundamentele disposities.
Het centrale doel: Identificeren en meten van de meest belangrijke manieren waarop
individuen van elkaar verschillen en ook de oorsprong hiervan.
2. Biologische domein: genetische, psychofysiologisch, evolutionair
Het biologische domein gaat ervan uit dat mensen in de eerste plaats collecties van
biologische systemen zijn en deze systemen zorgen voor de bouwstenen van gedrag,
gedachte en emotie. Drie gebieden: genetica, psychofysiologisch en evolutie persoonlijkheid.
3. Intrapsychische domein: mentale processen
Dit domein focust zich op de mentale processen en veel van deze processen opereren
onbewust. Instincten (zoals seksuele en agressieve krachten) en afweermechanismen (zoals
ontkenning en projectie) staan centraal. Bijvoorbeeld Freuds psychoanalytische theorie.
4. Cognitief-experiëntiële domein: cognities en subjectieve ervaringen
Het cognitief-experiëntiële domein focust zich op cognitie en subjectieve ervaring, zoals
bewuste gedachten, gevoelens, meningen, en wensen over jezelf of anderen. Belangrijk
hierbij is het zelf, het zelfconcept en doelen stellen/bereiken.
5. Sociale en culturele domein: wederzijdse beïnvloeding
Persoonlijkheid heeft invloed op en wordt beïnvloed door de sociale en culturele context.
6. Aanpassingsdomein: gezondheid en psychopathologie
Persoonlijkheid speelt een belangrijke rol in hoe we omgaan met en ons aanpassen aan de eb
en vloed in onze dag-tot-dag levens. Persoonlijkheid is bijvoorbeeld gekoppeld aan
gezondheid, maar ook aan coping.
, Persoonlijkheidsleer samenvatting
De rol van persoonlijkheidstheorie (theory ≠ beliefs)
Een goede theorie vervult drie doelen in de wetenschap:
1. geeft een leidraad voor onderzoekers;
2. organiseert bekende bevindingen;
3. maakt voorspellingen.
Standaarden beoordelen van persoonlijkheidstheorieën:
- Comprehensiveness (volledigheid): het beschrijven/verklaren van de meeste of alle
bekende feiten, dit gaat over de hoeveelheid fenomenen en observaties m.b.t.
persoonlijkheid. Bijvoorbeeld: theorie zelfwaardering versus 5-factor model.
- Heuristisc value (heuristische waarde): een kader voor onderzoekers voor nieuwe
bevindingen. Bijvoorbeeld: Biologische trait-theorie van Eysenck.
- Testability (toetsbaarheid)= precieze voorspellingen voor empirische toetsing.
Bijvoorbeeld: Delen van Freuds theorie.
- Compatibility and integration across domains and levels (verenigbaarheid en integratie
met andere kennis). Bijvoorbeeld uit hersenonderzoek theorie van Eysenck aangepast.
- Parsimony (zuinigheid)= compactheid/efficiëntie, weinig aannamen. Dit is consistent met
wat bekend is in andere domeinen; kan coördineren met andere wetenschappelijke
kennisvelden. Bijvoorbeeld: Skinners Operante conditioneringstheorie.
De perfecte persoonlijkheidstheorie bestaat niet, vandaar dat persoonlijkheid vanuit de zes domeinen
wordt bestudeerd.
PP Ch.2: Personality Assessment, Measurement and Research Design t/m L-data
Bronnen van persoonlijkheidsgegevens
- Self-report data (S-data, zelfrapportage): een persoon rapporteert zelf over zijn/haar
waarden en attituden, via vragenlijsten.
- Observer-report data (O-data, observatierapportage): andere personen rapporteren over
de persoon in kwestie, bekenden op getrainde onderzoekers.
- Test data (t-data, testgegevens): gestandaardiseerde testen: apparaten, vragenlijsten,
projectieve technieken (zoals Rorschart test).
- Life history data (L-data, levensgeschiedenis gegevens): levenskenmerken zijn vaak
publiekelijk beschikbaar, zoals trouwen, kinderen krijgen, opleidingsniveau, loopbaan,
lidmaatschap sportclub
Alles samen zorgt voor een beeld over de persoonlijkheid van een persoon.
Zelfrapportage
Interviews, vragenlijsten, etc. Voordeel: een persoon weet meer over zichzelf dan dat anderen over
hen weten. Denk aan wensen, dromen, emoties etc.
- Ongestructureerde zelfrapportage: open vragen. Dus bijvoorbeeld ‘Vertel me iets over de
feestjes die jij het leukst vindt’
- Gestructureerde zelfrapportage: ja/nee of beoordelingsschaal.
‘Ik houd van drukke en luidruchtige feestjes’. Antwoord: ‘Ja’ of ‘Nee’.
‘Geef aan in hoe hoge mate je last hebt van agressieve gevoelens 0= nooit, 7= frequent.
Dit wordt een Likert beoordelingsschaal genoemd.
Observatierapportage