Opdrachten week 1 handhaving
Week 1. Kernbegrippen 1
In dit werkcollege gaan we in drie kernbegrippen: toezicht, overtreder en overtreding.
Aan het eind van deze week kan de student:
- drie instanties opnoemen die zich bezighouden met bestuursrechtelijke toezicht en handhaving;
- opnoemen welke bevoegdheden de toezichthouder heeft op grond van de Awb;
- in een casus aangeven wie de overtreder is en wat de overtreding is.
Opdracht 1. Even opfrissen! (thuisopdracht)
Ga naar de volgende website: https://www.cali.nl/?actie=menu_mod_publiek_bekijken en doorloop de
module ‘bestuurs(proces)recht’. Als een account wordt gevraagd, kun je je Fontysmail opgeven.
Opdracht 2. Beroepsprofiel: waar werkt een toezichthouder?
a. Zoek op internet drie instanties op die zich bezighouden met het houden van toezicht en handhaven.
b. Achterhaal voor de gevonden instanties op welk terrein deze actief zijn. Op de naleving van welke
regelgeving zijn de gevonden instantie actief.
c. Geef aan welke bevoegdheden de gevonden instanties hebben. M.a.w., wat kan of mag de
toezichthouder/handhaver doen?
Tip: Voor de beantwoording van de vragen behorend bij opdracht 3 kan je gebruik maken van de hieronder opgenomen
matrix.
Toezichthoudende & Op welk terrein is men Op (de naleving) van Welke bevoegdhe-den
handhavende in-stantie actief? welke regelgeving ziet heeft men? KIJK IN DE
men toe? BIJZONDERE
WETGEVING!
1 Voedsel & Voedsel en transport van Warenwet
Warenautoriteit (NVWA) voedsel / waren
2 Arbeidsinspectie arbeidsomstandigheden
3 IL & T Transport/woon/werk
4 WABO woningsector Voorschriften
bouwwerken
5 Wet op de kansspelen Kansspelen / gokken Alles rondom gokken
Opdracht 3. Binnentreden van een woning
Hamers heeft net een flitsend geweer voor zijn hobby gekocht. Hij heeft keurig een jachtvergunning
aangevraagd. Hij krijgt vervolgens controle van de toezichthouder. Deze constateert dat het geweer en de
munitie niet in een afgesloten kast is opgeborgen, maar in een klerenkast. Hamers krijgt de mededeling dat
hij die voorziening, een afgesloten kast, moet treffen. Dat staat ook letterlijk in de vergunning.
Hamers heeft hier helemaal geen zin in. Veel teveel gedoe. Hij denkt dat het allemaal niet zo’n vaart loopt
en treft de vereiste voorziening niet. Maar twee maanden later staat de toezichthouder weer op de stoep.
Hamers zegt dat hij de toezichthouder niet binnen hoeft te laten.
a. Wat zegt de Awb over het betreden van een woning door een toezichthouder zonder toestemming van
de bewoner?
Volgens artikel 5:15 Awb is een toezichthouder bevoegd om elke plaats binnen te treden, met uitzondering
van een woning. Hiervoor moet de toezichthouder toestemming krijgen van de bewoner. De toezichthouder
mag dus niet de woning van meneer Hamers betreden.
b. Mag Hamers weigeren om de toezichthouder binnen te laten? Ga er in deze casus vanuit dat er in
bijzondere wetgeving geen relevante bepalingen over binnentreden staan.
Ja, Hamers mag de toezichthouder weigeren op grond van artikel 5:15 Awb. Hamers hoeft de toezichthouder
niet binnen te laten, omdat het een woning betreft.
,c. Hamers is dus niet verplicht mee te werken op grond van art. 5:20 Awb. Wat kan het bestuursorgaan in
dat geval dan doen?
De toezichthouder heeft bepaalde bevoegdheden. Zoalng hij gebruik maakt van die bevoegdheden moet je
meewerken. Zodra de toezichthouders iets doet waartoe hij niet beveoegd is (bijvoorbeeld het binnentreden
van een woning), dan hoef je niet mee te werken (art. 5:15 jo. 5:20 Awb).
Als je de toezichthouder niet binnenlaat, dan mag de toezichthouder concluderen dat het niet klopt en mag
hij er een sanctie aan koppelen. (Dit is uitgemaakt in de jurisprudentie)
De gemeente kan de jachtakte intrekken, omdat de toezichthouder het vermoeden heeft dat het niet
klopt. (sanctie).
Laatste redmiddel: Op grond van artikel 5:27 lid 2 Awb mag het bestuursorgaan dat de last onder
bestuursdwang toepast een machtiging afgeven. (Art. 2 Algemene wet op het binnentreden)
Opdracht 4. De v.o.f. als overtreder
Op 1 mei 2015 krijgt slager Janssen een waarschuwing omdat zijn klimaatbeheersingssysteem niet
functioneert. Het is te warm in zijn zaak. Vanaf 1 september 2013 heeft Janssen zijn zaak voortgezet met
zijn zoon. De eenmanszaak is overgegaan naar een v.o.f. De v.o.f. krijgt januari 2015 een controle en weer
blijkt dat het te warm is in de zaak. Deze keer krijgt hij geen waarschuwing, maar een boete.
Janssen jr. maakt hiertegen bezwaar.
De strekking van dat bezwaar is dat de waarschuwing aan de rechtsvoorganger van Janssen en Janssen jr.
is gericht en niet aan de v.o.f. Er is daarom geen sprake van recidive en er had dus eerst een waarschuwing
moeten worden gegeven. Dat is in het gemeentelijke beleid zo vastgesteld.
Het bestuursorgaan verwerpt dit bezwaar. De waarschuwing is destijds aan Janssen gegeven en de v.o.f. is
niet alleen in de rechten, maar ook in de plichten van de voorheen als eenmanszaak gedreven onderneming
getreden. Daarom wordt de overtreding toegerekend aan de v.o.f.
a. Wat is er in de Awb geregeld over de ‘overtreder’ en de ‘overtreding’?
Overtreding artikel 5:1 lid 1 Awb
In de wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens
enig wettelijk voorschrift.
- Legaliteitsbeginsel (5:4 lid 2 Awb) Het moet ergens staan dat het niet mag.
- Welke sanctie? (stof week 2)
- Moet in de beschikking (5:9 onder b Awb) Welke gevolgen en welke gedraging
Overtreder artikel 5:1 lid 2 Awb
Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt. (bestuursrechtelijke
regel)
- Wie> zie lid 3:
Natuurlijke personen
Rechtspersonen
Artikel 51 lid 2 en 3 WvS
b. Kan de v.o.f. ook een overtreder zijn? Betrek in je antwoord art. 5:1 lid 3 Awb en volg de verwijzing naar
het Wetboek van Strafrecht.
In artikel 5:1 lid 3 Awb staat dat de overtreder een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een persoon
zoals genoemd in artikel 51 lid 2 en 3 Wetboek van Strafrecht. in artikel 51 lid 3 WvSr staat dat de VOF
wordt gelijkgesteld met een rechtspersoon. De rechtspersoon kan volgens artikel 5:1 lid 2 Awb een overtreder
zijn. De VOF is dit dus ook volgens het Wetboek van Strafrecht.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam
De rechtbank tekent hierbij aan dat een andere opvatting tot de voor het Brechtsgevoel onbevredigende
situatie zou leiden dat een onderneming door de enkele wijziging van haar rechtsvorm zou kunnen
bewerkstelligen dat haar in een zaak als deze geen recidive verweten kan worden
,Opdracht 5. Samenloop
De eigenaar van een pand aan de Warmoesstraat in Amsterdam had zijn bovenwoningen aan toeristen
verhuurd. Dat deed hij niet zelf, want daar had hij een bemiddelingsbureau voor ingeschakeld. Tijdens een
inspectie in het pand werden zestien slaapplaatsen aangetroffen. Er waren toen drie toeristen aanwezig.
Er werden drie sancties opgelegd. Er werd een last onder bestuursdwang toegepast vanwege de
brandonveilige situatie; er werd een last onder dwangsom opgelegd omdat het gebruik van de
bovenwoningen in strijd was met het bestemmingsplan en er werd een bestuurlijke boete opgelegd (24.000
euro), omdat er zonder vergunning woningen waren onttrokken aan de woningvoorraad.
De verhuurde boven-
verdieping in de War-
moesstraat in Amster-
dam
De eigenaar wist dat hij de wet overtrad, maar hij moest het pand wel aan toeristen verhuren omdat het
regulier verhuren te weinig opbracht. Hij vond dan ook dat de boete gematigd moest worden. De rechter ging
daar niet in mee.
De vraag of er sprake is van meerdaadse samenloop is afhankelijk van de vraag of met de overtreden
voorschriften verschillende belangen worden beschermd. (Zie Albers, p. 435).
a. Welke bepaling in de Awb is relevant met betrekking tot meerdaadse samenloop? Wat houdt dit artikel
in?
In artikel 5:8 Awb staat dat als twee of meer voorschriften zijn overtreden, er voor iedere overtreding
afzonderlijk een bestuurlijke sanctie kan worden opgelegd.
b. Welke belangen worden in deze casus beschermd?
De belangen van de toeristen worden beschermt. Het pand waar ze in verbleven bleek niet aan de
brandveiligheidseisen te voldoen. Als er brand zou uitbreken, dan zouden de omwonenden ook gevaar lopen.
- Brandveiligheid
- Belang van de ruimtelijke ordening (bestemmingsplan)
- De woningvoorraad (het aantal beschikbare woningen)
c. Is er sprake van meerdaadse samenloop? Motiveer je antwoord.
Voor een meerdaadse samenloop moet er sprake zijn van 1 feitelijke handeling, waardoor je meerdere
overtredingen hebt begaan. De overtredingen gaan allemaal over een ander doel. (de meerdaadse ziet toe
op het aantal overtedingen en niet op het aantal handelingen).
Als je bijvoorbeeld 2 lossen overtredingen begaat die niets met elkaar te maken hebben (voorbeeld: eigenaar
café verkoopt bier aan een minderjarige en hij laat een ander persoon in zijn café roken). In dit voorbeeld is
er geen sprake van een meerdaadse samenloop.
Artikel 5:8 Awb zegt dat als er twee of meer voorschriften zijn overtreden, dat er een bestuurlijke sanctie kan
worden opgelegd. In deze casus is sprake van 1 overtredingm waarbij de eigenaar meerdere voorschriften
overtreedt. Namelijk: een brandonveilige situatie, in strijd met het bestemmingsplan en onttrekking van de
woning aan de woningvoorraad. Deze drie overtredingen leidde tot: een last onder bestuursdwang voor de
brandonveilige situatie, een last onder dwangsom voor het in strijd handelen met het bestemmingsplan en
tot slot een bestuurlijke boete voor het onttrekken van de woning aan de woningvoorraad.
, Opdracht 6. Handhaving en de APV
Het college van B en W van Slagharen had aan Karelse, de eigenaar van een promotieverhuurvoertuig, een
last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van de APV. Karelse betoogt dat hij het voertuig had
verhuurd, zodat niet hij, maar de huurder als overtreder aangemerkt moet worden.
Ga bij het beantwoorden van de vragen uit van het onderstaande juridisch kader:
a. Welke bepaling uit de APV is overtreden?
Artikel 5:7 van de APV is overtreden, want het gaat hier om een reclamevoertuig. Het voertuig was immers
gehuurd bij Karelse en Karelse verhuurt promotievoertuigen.
b. Wat wordt in de APV onder ‘parkeren’ verstaan?
Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de APV 2009 wordt onder parkeren verstaan: parkeren, als bedoeld in
artikel 1, onder ac, van het RVV 1990.
c. Wat wordt in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 onder ‘parkeren’ verstaan?
Het laten stilstaan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het
onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.
d. Wie laat het voertuig stilstaan: Karelse of de huurder?
De huurder heeft de auto feitelijk tot stilstand gebracht.
e. Mag het gemeentebestuur een last onder bestuursdwang aan Karelse opleggen?
Nee, want volgens artikel 5:1 lid 2 Awb wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt
of medepleegt. Karelse heeft de overtreding niet gepleegd, want hij had zijn voertuig verhuurd. Karelse kan
dus niet als overtreder worden aangemerkt.
f. Mag het gemeentebestuur in plaats van een last onder bestuursdwang ook een last onder dwangsom
opleggen?
Ingevolge artikel 5:32 lid 1 Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te
leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Het juridisch kader
Ingevolge art. 5: 1 lid 2 Awb wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding
pleegt of medepleegt.
Ingevolge artikel 5:32 lid 1 Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder
bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom
opleggen.
Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet kan het gemeentebestuur een last
onder bestuursdwang opleggen.
Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de APV 2009 wordt onder parkeren verstaan: parkeren,
als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het RVV 1990.
Ingevolge artikel 5:7 "Parkeren van reclamevoertuigen", eerste lid, is het verboden een
voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met
het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Ingevolge artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
wordt onder parkeren verstaan: het laten stilstaan van een voertuig, anders dan gedurende
de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers
of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.