Nabaa Alnajafi
Samenvatting Algemene ziekteleer en Medicatie 2.1
17-11-22 Tentamen Algemene ziekteleer en medicatie (kans 1)
Colleges
College 1: Farmacokinetiek en - dynamiek
College 2: Medicatie bij chronische ziekten en bijwerkingen op de mond
College 3: Richtlijnen in de mondzorg
College 4: Farmacologie en zelfzorgmedicatie, Casusopdracht, vragen stellen
College 5: Acute medische situaties 1 / Zwelling hoofd/hals gebied
College 6a: Acute medische situaties 2 / bewustzijn verlies
College 6b: Dyspneu
College 7: Relatie leefstijlpatronen en ziektebeelden Behandelprotocollen MZK
College 8a: pijn op de borst
College 8b: de chronisch zieke patiënt
De student:
1. kan medicatie benoemen die vaak wordt voorgeschreven, in relatie tot verschillende
ziektebeelden en kent de verschillende toedieningsvormen van deze medicatie
2. verklaart met de begrippen farmacotherapie en farmacokinetiek de (bij) werkingen van
medicatie voor specifieke doeleinden (aan de hand van het farmacotherapeutisch kompas)
3. beschrijft behandelprotocollen in de mondzorg en past de betekenis daarvan toe op
papieren casuïstiek
4. beschrijft de relatie tussen (ongezonde) leefstijlfactoren en (chronische) ziektebeelden
van patiënten en de gevolgen daarvan voor de mondgezondheid en behandeling
5. beschrijft acute medische situaties in de mondzorgpraktijk en de betekenis daarvan voor
de patiënt en zijn gezondheid en behandeling
,Nabaa Alnajafi
College 1: Farmacokinetiek en – dynamiek
Werkwijzen voor medicatie:
1. Curatief (causale werking; bijv. Antibiotica) genezen en niet alleen symptoom
2. Symptoombestrijding (oorzaak blijft, symptoom als pijn gaat weg) (rece. Ion, enzy, tr)
3. Preventieve werking (bijv. Hepatitis B vaccinatie, anticonceptie)
4. Diagnostiek (contrastmiddel bij Röntgen)
5. Aanvulling tekorten (Vit. D, insuline) bij suikerziekte
6. Placebo-effect: Een patiënt of proefpersoon kan positief of negatief reageren op een
placebo. Ook al zitten er eigenlijk helemaal geen werkzame stoffen in. Klachten
verdwijnen of er ontstaan juist bijwerkingen. Dat effect is het zogenaamde placebo
effect.
Farmacodynamiek; hoe werkt medicatie:
1- Genezen/ curatief
- Voorbeeld: Amoxicilline: luchtweginfectie
- Micro-organisme wordt gedood door celwand, DNA, ribosomen of cytoplasma te
beschadigen (antibiotica)
2- Symptomen bestrijden;. Biochemisch werkingsmechanisme 1: receptoren (eiwitten)
op de cel blokkeren of stimuleren (paracetamol) en dat blokkeert de werking van de
neurotransmitter, dus pijn komt niet meer bij de cel omdat de medicijn op de receptor
gaat zitten.
Boodschappers/ neurotransmitters: zijn verschillende soorten stofjes bij de
verschillende zenuwsystemen die we hebben. Er is ook verschil tussen zenuwcellen
onderling; ze gebruiken andere soorten.
Werkingsmechanisme 4 manieren hoe medicijnen werken:
1- Medicatie werkzaam via receptoren op de cel blokkeren of stimuleren
- Soortnaam: Salbutamol, merknaam Ventolin (sympathicomimeticum); Bèta -2-
receptoren in luchtwegen) bèta 2 blokker voor luchtwegen. bij Astma; ontspanning van
luchtwegen door sympatisch zenuwstelsel te activeren.
- Atenolol (Metoprolol, Propranolol; sympaticolytica): Bèta 1 receptoren in het hart
Verminderde hartcontractie => minder bloed flow => tensiedaling = bloeddruk daling en
bloeddrukverlagers = (bèta-blokkers en ACE remmers).
2- Ionkanalen: kanalen gaan open of dicht voor bepaalde ionen als Ca++, Na+, K+
- Lidocaïne (pijnstillers huid/ Lokaal verdoving ) blokkeert NA+ kanaal = dicht en de pijn
komt niet door
,Nabaa Alnajafi
- Amlodipine; Calcium- “antagonist”, remt Ca 2+ instroom in glad sperweefsel; vaten
verwijden (dilatatie) dus minder weerstand, hart wordt minder belast, O2 toevoer hart
verbetert en verlaagt de bloeddruk
3- Enzymen (grote eiwit): versnellen het chemische proces in de cel. Medicijnen
remmen de werking van enzymen. (zoals amylase, lipase)
-Enzym cyclo-oygenase 2 wordt geremd door NSAID’s, zoals Brufen, Diclofenac (Non
steroïd anti inflammatory drug)
-Statines (Simvastatine bijv.) zorgen dat een enzym niet werkt, waardoor
cholesterolsynthese vermindert
-ACE remmers (bloeddruk verlagen): (Angiotensine Converterend Enzym; remt de werking
van angiotensine (=sterk vaatvernauwend); vaatverwijding; hart minder belast. Bij
hypertensie en hartfalen. Enalapril, Captopril.
* Het proces stopt/vermindert.
4- Transporteiwitten: Functie: zorgen voor actief transport van ionen en
neurotransmitters Bijvoorbeeld:
- maagzuurremmer Omeprazol remt de proton (H+) pomp in de celmembraan
- Antidepressiva remmen de transport eiwitten voor serotonine is ; neurotransmitter/ stofje
die rol heeft bij emotie verwerking in je hersenen om depressief te verlichten (SSRI;
selectieve serotonine re-uptake inhibitors); Venlafaxine bijv.
Werkingsmechanismen overig:
- Placebo-effect • Effect van nepmedicatie of groter effect dan verwacht. • Verklaring:
neurotransmitters komen ook vrij bij vertrouwen en verwachtingen. • Bijv. positieve
professional-> minder pijn medicatie nodig na OK.
- Substitutie/aanvulling (vitamine)
- Zuur-base evenwicht - Zure maaginhoud wordt geneutraliseerd door basisch stofjes als
Magnesiumcarbonaat. bij Gastro-oesofagale-reflux-ziekte (GORZ)
Ventolin: (Salbutamol)
• Er staat: bèta2- sympaticomimeticum; bootst dus werking sympathicus na: Actie!
Stress!
• Bronchiën verwijden.
• Bij actie: speeksel hoeveelheid neemt af-> verklaart de irritatie van de tong
• Indicatie: astma, diabetes, ritmestoornissen
, Nabaa Alnajafi
Door neurotransmitters:
- Sympathicus: (nor) adrenaline = bv bang en hardlopen versnelt hartslag en ademhalen
- Parasympaticus: acetylcholine = bv tv kijken remt hartslag en ademhalen
Omeprazol: via transporteiwitten, effect preventie van recidieven en behandeling van ulcus
ventriculair, bijwerkingen misselijkheid, braken, droge mond. Smaakstoornis (enzymen
remmen de proces). Remt het maagzuur.
Benazepril: ACE remmer (bloeddruk verlagen), bijwerkingen zwelling tong, lip, wang, braken,
misselijkheid, en soms prikkelhoest. Effect hartfalen. Kan zorgen voor vasodilatatie
(verwijding).
Medicijnen die rust geven = sympathicolytia
Medicijnen die actie geven = sympathicomimetica
Het (ortho) sympathisch zenuwstelsel (gebruik je wanneer je bv. hardloopt):
- Alert
- Lever geeft suiker af
- Zweetklieren actief (afkoeling)
- Bloedstolling neemt toe
- Stress systeem in actie
- Hartslag en bloeddruk stijgen
- Buik en blaasspieren trekken samen
- Arm en beenspieren gespannen
Het parasympatisch zenuwstelsel (actief als je in rust bent):
- Ademhaling normaal
- Zweten stopt
- Spierspanning daalt
- Herstelsysteem in actie
- Hartslag en bloeddruk nemen af
- Voedsel weer verteerd
Geneesmiddelwerking op de receptoren:
Parasympathicus:
- Parasympathicomimetica (nabootsers van het parasympathicus)
- Parasympathicolytica (blokkeerders van het parasympathicus)
Sympathicus:
- Sympathicomimetica (nabootsers van de sympathicus)
- Sympathicolytica (blokkeerders van de sympathicus)
Naamgeving geneesmiddelen is hiervan afgeleid:
Parasympathicolytica, blokkeerders van de parasympathicus, heten ook wel anticholinergica
Bijwerking: minder speeksel, VB: Buscopan (legt de darmen stil)
Sympathicolytica, blokkeerders van de sympathicus, heten als de bètareceptoren worden
geblokkeerd ook wel bètablokker