Samenvattin
Inleiding Psychologi
‘Psychology’ - Peter Gray & David F. Bjorklun
Thema 1: Basisbeginselen van de Psychologie-studi
1. Achtergrond bij de Psychologie-studi
2. Methodes van de Psychologi
Thema 2: Biologische grondslagen van gedra
3. Genetische en evolutionaire beginselen van gedra
4. De neurale controle van gedra
5. Mechanismen van motivatie en emoti
Thema 3: Sensatie en percepti
6. Geur, smaak, pijn, gehoor en psychofysic
7. De psychologie van het zich
Thema 4: Leren en denke
8. Basisprocessen van lere
9. Geheugen, aandacht en bewustzij
10. Problemen oplossen: nadenken en intelligenti
Thema 5: Groei van de geest en de persoo
11. De ontwikkeling van lichaam, gedachten en taa
12. Sociale ontwikkelin
Thema 6: Sociale en persoonlijkheidspsychologi
13. Sociale Psychologi
14. Persoonlijkhei
Thema 7: Psychologische aandoeningen en behandelin
15. Psychologische aandoeninge
16. De behandeling van psychologische aandoeninge
d
e
g
g
n
n
t
e
n
e
g
n
e
e
a
n
g
e
l
e
n
g
e
e
g
d
, 9. Geheugen, aandacht en bewustzij
Geheugen is onlosmakelijk verbonden met leren. Het wordt vaak gezien als verandering binnen
een individu, die ontstaat via leren en het toekomstig gedrag van het individu kan beïnvloeden
Leren —> Geheugen —> Effect op toekomst gedrag
Aandacht: zich losmaken van alle andere bezigheden om zich ergens op te focussen, ownership
verkrijgen over je geest
Bewustzijn: ervaring van eigen mentale gebeurtenissen op zulke wijze dat men ze kan rapporteren
aan anderen. Op deze manier gede nieerd zijn aandacht en bewustzijn synoniemen. Zelf bewust
worden speelt een grote rol in de menselijke cognitieve evolutie
Een informatieverwerkend model van de geest
Assumpties mbt de informatieverwerkingstheorie over hoe mensen informatie vergaren, opslaan
en terughalen
• Beperkte resources: tijd, opslagcapaciteit, energie,.
• Doorloopt verschillende stadia of geheugen ‘stores’
Er zijn 3 types van geheugenopslag, elk met eigen functie
• Zintuiglijk geheuge
• Korte-termijn (of werk-) geheuge
• Lange-termijn geheuge
Controleprocessen die verwerking van informatie binnen de stores en bewegingen van informatie
van de ene naar de andere store regelen: aandacht, herhaling, coderen, terughalen
Zintuiglijk geheugen: korte verlening van de zintuigervarin
Men veronderstelt dat voor elk zintuig een afzonderlijke store bestaat, die de informatie die het
corresponderende zintuigsysteem binnenkomt heel kort bijhoudt, of de ontvanger er nu aandacht
aan besteedt of niet. Wellicht wordt informatie zo lang genoeg bijgehouden voor onbewuste
mentale processen die beslissen het wel of niet door te sturen naar het korte-termijn geheugen. We
worden ons enkel bewust, door het selectieve proces van aandacht, van de items die naar het korte-
termijn geheugen worden getransfereerd
:
n
.
n
n
fi .
.
.
:
n
.
g
.
.
,Korte-termijn geheugen: bewuste perceptie en gedachte
Zintuigelijke informatie waaraan aandacht wordt besteed, komt terecht in het korte-termijn
geheugen, maar gaat snel weer verloren als er geen blijvende aandacht voor is. Hier vinden alle
bewuste perceptie, gevoel, afwegingen, vergelijkingen,… plaats
Informatie kan zowel via het zintuiglijk geheugen (de huidige omgeving) als het lange-termijn
geheugen (kennis uit vroegere ervaringen) binnen komen
De bruikbare capaciteit van het werkgeheugen is erg klein: ongeveer 7 plus of min 2 items
Lange-termijn geheugen: bibliotheek van informati
In het lange-termijn geheugen liggen representaties opgeslagen van alles wat een persoon weet.
We zijn ons niet bewust van die items behalve wanneer ze worden geactiveerd en opgeladen naar
het korte-termijn geheugen
Controleprocessen: informatie transportsysteme
Aandacht: bepaalt wat er vanuit het zintuiglijk geheugen doorgespeeld wordt naar het korte
termijn geheugen. Omdat het korte termijn geheugen een kleine opslagcapaciteit heeft, moet de
informatie beperkt worden vanaf de eerste seconde
Encoding: het proces dat de beweging van korte naar lange-termijn geheugen controleert, dit kan
bewust (bvb gedicht van buiten leren) of onbewust gebeuren
Terughalen: bepaalt wat er van lange-termijn geheugen naar het korte-termijn geheugen gebracht
wordt, ‘herinneren’, dit kan bewust of automatisch gebeuren
De consumptie van glucose door de hersenen is in cognitieve processen groter wanneer een
moeilijke taak wordt uitgevoerd, dit ondersteunt de gedachte dat er slechts een beperkte capaciteit
aan energie beschikbaar is voor informatieverwerking.
Cognitieve processen kunnen gerangschikt worden op een continuüm tussen
• Intensief (vraagt mentale resources)
• Beschikbaar voor het bewustzijn
• Interfereren met de uitvoering van andere intensieve processen
• Verbeteren met oefening
• Beïnvloed door individuele verschillen in intelligentie, motivatie en opleiding
• Automatisch (vraagt geen of weinig van de beperkte capaciteit van het werkgeheugen)
• Komen zonder intentie en onbewust voor
• Interfereren niet met de uitvoering van andere processen
• Verbeteren niet met oefening
• Niet beïnvloed door intelligentie, motivatie of opleiding
Sommige processen zoals bvb lezen kunnen aanvankelijk zeer intensief zijn maar door oefening
opschuiven naar het meer automatische spectrum
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
n
.
.
e
n
:
.
.
.
,Snel en traag denken: dual-processing theory of cognitio
Tijdens het oplossen van problemen gebruiken mensen 2 methodes
• Snel denken is intuïtief en vraagt weinig of geen bewuste controle. Dit bevindt zich aan de
automatische kant van het spectrum
• Traag denken vraagt een bewuste aanpak en bevindt zich aan de intensieve zijde van het
spectrum: beslissen welke aspecten van het probleem je aandacht wilt gaven, welke cognitieve
operaties nodig zijn en het dan bewust oplossen.
Het is vaak onmogelijk om het ‘snelle’ systeem uit te schakelen,
zelfs als het interfereert met het vinden van het juiste antwoord via
het ‘trage’ systeem
Stroop interference effet
Proefpersonen moeten de gedrukte kleur benoemen. Voor kolom C
gebeurt dit het traagst, omdat de gekleurde letters de naam vormen
van een ander kleur
Aandacht: de poort naar bewustzij
Zintuiglijk geheugen Aandacht Korte-termijngeheugen
Automatisch, pre-aandacht ‘Gate’ Bewust, aandachtig
Input zintuigen
Top down control of gate
Preattentive processing: informatie komt vanuit zintuigen heel kort in het zintuigelijk geheugen
binnen en wordt ge lterd op relevantie voor overleving of voor een taak waarmee men bezig
Het vermogen om aandacht te focussen en het irrelevante te negere
Cocktail-party effect: selectief luisteren
Inattentional blindness: selectief kijken (experiment met gorilla in beeld)
Het vermogen om aandacht te wisselen naar signi cante stimul
Auditief zintuiglijk geheugen of echoic memory: echo verdwijnt na +/- 10 sec, proefpersonen
kunnen ‘horen’ alsof de geluiden nog steeds aanwezig zijn
Visueel sensorisch geheugen of iconic memory: het icoon blijft nog +/- 0,3 sec zichtbaar
.
fi.
:
.
.
n
.
fi :
n
.
i
n
.
.
, Onbewuste, automatische verwerking van stimuli-inpu
De grootste tekortkoming van het informatieverwerkingsmodel is dat het geen verklaring geeft
voor de onbewuste effecten van zintuiglijke input. Volgens het model kan zintuiginformatie enkel
gedrag en bewustzijn beïnvloeden als het aandacht krijgt en in de bewuste korte-termijn store
komt, zoniet is het volgens het systeem verloren gegaan
Toch is er bewijs dat zintuiginput het gedrag en zelfs bewuste gedachten kan veranderen zonder
zélf bewust waargenomen te zijn
Onbewust primen van mentale concepte
Priming: activatie (door zintuiginput) van informatie die reeds opgeslagen is in het lange-termijn
geheugen, waardoor het meer beschikbaar wordt en iemands perceptie of gedachtengang kan
beïnvloeden. Deze activatie wordt niet bewust waargenomen, maar beïnvloedt wel het bewustzijn
Automatische, onbedwingbare verwerking van stimul
Bepaalde taken die eerder veel inspanning vroegen (lezen, autorijden) worden door veel oefening
automatische routinetaken, die zelfs onbedwingbaar kunnen zijn (bvb Stroop interference test:
deelnemers kunnen het lezen van de gedrukte woorden niet onderdrukken). Hierdoor blijft het
bewuste, gelimiteerde werkgeheugen vrij voor andere taken
Hersenmechanismen van preattentive processing en aandach
1. Stimuli waaraan we geen aandacht geven, activeren toch zintuiglijke en perceptuele regio’s in
de hersenen. De onbewuste, preattentive analyse van stimuli gebruikt veel van dezelfde hersen
mechanismen als voor de analyse van bewust waargenomen stimuli (fMRI)
2. Aandacht vergroot de activiteit voor taakrelevante stimuli in sensorische en perceptuele delen
van de hersenen en verkleint de activiteit voor taak-irrelevante stimuli. De relevante neuronen
zullen responsiever worden dan gebruikelijk en niet-relevante neuronen zullen minder actief
zijn
3. Neurale mechanismen in de anterior cortex (vooraan) zijn verantwoordelijk voor de controle
van aandacht
Spatial neglect: hersenschade die zich uit in het niet kunnen waarnemen van voorwerpen in het
contra-laterale gezichtsveld
Werkgeheugen: de actieve, bewuste gees
Allan Baddely: verdeelt het werkgeheugen in afzonderlijke, doch interagerende componenten
• Phonological loop: voor het vasthouden van verbale informatie door subvocale herhaling. De
‘short term memory span’ (cfr digit span 7 +/-2) is het aantal uitspreekbare items die een persoon
in gedachten kan houden
• Visuospatiëel sketchpad: voor het vasthouden van visuele en spatiële informatie
• Central executive: voor de coördinatie van denkactiviteiten en het overbrengen van informatie
uit het korte- en lange-termijn geheugen naar het werkgeheugen
Het korte-termijn geheugenbereik (working memory span) is tijdens het uitvoeren van een taak +/-
2 items kleiner dan het memory span. Dit is een goede voorspeller voor de uitvoering van higher-
level cognitieve taken
Zonder actieve herhaling gaat informatie uit het werkgeheugen zeer snel verloren.
.
.
.
.
.
.
n
i
.
t
.
.
t
.
t
.
:
.
,Executieve functie
Executieve functies: relatief eenvoudige en algemene informatieverwerkingsmechanismen die
belangrijk zijn bij het plannen, reguleren van gedrag en het uitvoeren van complexe cognitieve
taken. De executieve functies bestaan uit 3 samenhangende delen
1. Updating: werkgeheugen monitoren en het snel wijzigen van de inhoud ervan
2. Switching: exibel wisselen tussen taken of mindsets (Wisconsin card sorting test)
3. Inhibition: een cognitieve of een gedragsrespons voorkomen of ongewenste informatie uit de
gedachten houden
Miyake & Friedman (2012): conclusies mbt executieve functies
• Executieve functie tonen zowel eenheid als verscheidenheid: de performances op verschillende
executieve functies (updating, switching, inhibition) correleren met elkaar
• Er is een substantiële genetische component: de erfelijkheid is hoog, maar ervaring speelt ook
• Executieve functies zijn gerelateerd aan en een voorspeller voor klinische en maatschappelijke
gedragingen: het reguleren van gedrag en emoties, mensen die goed presteren op taken van
executieve functies hebben minder gedragsproblemen
• Er is substantiële ontwikkelingsstabiliteit voor de vermogens van executieve functies: kinderen
die goed presteren, zullen wellicht volwassenen worden die goed presteren
De prefrontale cortex werd geïdenti ceerd als een kritische regio voor de controle van gedachten
en gedrag, een neurale ‘hub’ voor executieve functies. De prefrontale cortex ontvangt informatie
vanuit de sensory cortex en is verbonden met structuren in de motor systemen, het limbisch
systeem (belangrijk bij geheugen, motivatie en emotionele expressie) en de basale ganglia
Patiënten met schade aan de prefrontale kwab vertonen vaak lage empathie, veranderingen in
mood en emotionele uitingen, hebben moeilijkheden met plannen en beslissingen nemen, en
kunnen in het algemeen moeilijk gedachten of gedragingen onderdrukken
Geheugen als representatie van kenni
Geheugen: alle informatie in iemands hoofd en de capaciteit om dit op te slaan en terug te halen
Expliciet en impliciet geheugen
fl .
s
fi .
s
:
:
.
.
.
.
.
.
.
.
, Expliciet of declaratief geheuge
Kan in het bewustzijn gebracht worden, verleent de basis voor bewuste gedachten en is zeer
exibel. Herinneringen kunnen opgehaald worden in een andere context dan de gebeurtenis zelf
of ze kunnen gecombineerd worden met andere expliciete herinneringen voor re ectie,
probleemoplossing en planning
• Episodisch (autobiogra sch) geheugen: expliciet geheugen van iemands vroegere ervaringen
• Semantisch geheugen: expliciet geheugen dat niet verbonden is aan een bepaalde gebeurtenis
in het verleden, bvb kennis van betekenissen van woorden, feiten, ideeën en schema’s die
iemands algemeen begrip van de wereld bepalen
Spreading-activation model: de activatie van eender welk concept initieert een uitdeining van
activatie naar nabijgelegen concepten in het netwerk waardoor ook deze concepten geprimed
worden en ze tijdelijk meer beschikbaar zijn dan voordien
Impliciet of non-declaratief geheuge
Kan niet onder woorden gebracht worden en bestaat uit alle non-verbale en onbewuste manieren
waarop vorige ervaringen iemands acties en gedachten kunnen beïnvloeden
• Klassieke conditionering: de interne wijzigingen (geheugen tgv klassieke conditionering) die
ervoor zorgen dat een persoon of dier reageert op geconditioneerde stimuli
• Procedureel geheugen: geheugen voor motorische vaardigheden, gewoontes en aangeleerde
(tactische) regels
• Priming: blootstelling aan een stimulus kan door priming de reactie op een latere stimulus
beïnvloeden. De activatie van informatie die reeds opgeslagen is in het het lange-termijn
geheugen gebeurt door zintuiginput en wordt niet bewust waargenomen, maar beïnvloedt
wel de daarop volgende bewuste perceptie en gedachten en legt dus een link tussen het
impliciet en expliciet geheugen
Neurologisch bewijs voor afzonderlijke geheugensysteme
• Temporal-lobe amnesia: patiënten kunnen geen nieuwe expliciete herinneringen aanmaken, alle
informatie van voor de schade blijft behouden. Het impliciet geheugen blijft intact (nieuwe
conditionering kan bvb nog aangeleerd worden)
• Infantiele amnesie: het onvermogen zich gebeurtenissen uit de vroege kindertijd te herinneren:
het autobiogra sch geheugen ontwikkelt zich pas na het semantisch geheugen (taalvermogen).
Dit wordt toegeschreven aan hoe onze herinneringen worden gecodeerd en gerepresenteerd en
hoe we ze jaren later proberen te herinneren
• Schade aan de hippocampus: verstoort het verkrijgen van nieuwe herinneringen
• Onvolwassenheid of schade aan de prefrontale cortex: kinderen jonger dan 4 jaar of ouderen
vertonen meestal een slechter episodisch dan semantisch geheugen
fl fi .
fi .
n
.
n
.
.
.
.
.
n
.
.
.
.
fl
,Geheugen als een proces van herinnere
Het coderen van informatie naar het lange-termijn geheuge
Er zijn volgens cognitieve psychologen 2 manieren van repetitie
• Maintenance rehearsal: informatie voor een bepaalde tijd in het werkgeheugen houden
• Encoding rehearsal: informatie coderen naar het lange-termijn geheugen
• Elaboratie: het actief verbreden van je begrip van iets, waarbij het verbonden wordt met
informatie die reeds in het lange-termijn geheugen zit. Het opzet van elaboratie is niet te
onthouden, maar eerder te begrijpen. Dit proces waarbij men diep nadenkt en verbanden
legt met reeds bestaande herinneringen en informatie bevordert het coderen van informatie
naar het lange-termijn geheugen
• Organisatie: het organiseren van informatie in logische hiërarchie faciliteert het coderen en
terughalen. Dmv chunking vergroot het aantal items in het werkgeheugen: items die eerder
als afzonderlijk onthouden werden groeperen tot een enkel item. Experten gebruiken
eerder aangeleerde chunks om lange-termijn werkgeheugens te creëren in domeinen van
hun expertis
• Visualisatie: verbaal gepresenteerde informatie kan het geheugen bevorderen wanneer een
bijkomend geheugenpad gecreëerd wordt door verschillende items bijeen te chunken in
één beeld en door links te vormen met informatie die al in het lange-termijn geheugen zit.
‘Mental walk’: zich een wandeling langs een bekend pad inbeelden en elk te onthouden
object achterlaten bij een gekend landmark
Geheugen consolidati
Retrograde amnesie als bewijs voor graduele consolidatie van lange-termijn herinneringe
Anterograde amnesie: onvermogen om lange-termijn geheugen op te bouwen over gebeurtenissen
nà de hersenschade
Retrograde amnesie: geheugenverlies van gebeurtenissen voor de hersenschade
Retrograde amnesie is doorgaans het grootst voor herinneringen vlak voor de hersenschade en
quasi onbestaande voor herinneringen van lang daarvoor. De tijdsgerelateerde natuur van
retrograde amnesie suggereert dat lange-termijn herinneringen op minstens 2 manieren in het
brein worden gecodeerd: een initiële labiele vorm en met de tijd ook aan stabiele vorm (tenzij ze
vergeten worden), dit is consolidatie
De rol van herinneren in geheugenconsolidatie en modi cati
Research met dieren suggereert dat elke keer een herinnering wordt opgehaald deze in een nieuwe
labiele fase komt, waar ze kan gewijzigd worden. Afhankelijk van wat gebeurt bij het herinneren
kan de herinnering dus versterkt of verzwakt worden, of veranderd door het toevoegen van
nieuwe inhoud
Herhaald ophalen van herinneringen kan zowel de verandering als de consolidatie versterken
De rol van slaap bij geheugenconsolidati
Slaap binnen enkele uren na het leren, lijkt het geheugen te versterken, positief gecorreleerd met de
hoeveelheid slow-wave slaap. Slaap kan ook de her-organisatie van herinneringen bevorderen op
manieren die nieuwe inzichten doen ontstaan.
e
.
.
e
.
.
e
.
fin
e
:
.
n
.
.
n
.
,Informatie ophalen uit het lange-termijn geheuge
Lange-termijn geheugen bestaat in netwerken waar elk item gelinkt is aan vele andere door
associatie. Wanneer een herinnering geactiveerd wordt, worden ook geassocieerde herinneringen
door priming tijdelijk meer beschikbaar. Een stimulus of gedachte die een bepaalde herinnering
primet is een retrieval cue voor die herinnering
Mentale associaties als bron voor herinnerin
Aristoteles zag twee concepten voor mentale associaties
• Associatie door contiguïteit (nabijheid)
• Associatie door similariteit (gelijkenis)
Waarom elaboratie makkelijk op te halen herinneringen maak
Hoe meer mentale associaties je maakt tijdens het leren van een item, hoe meer manieren er zullen
zijn om het je te herinneren
Contextuele stimuli als retrieval cue
De omgevingscontext tijdens het leren kan ons nuttige retrieval cues opleveren dankzij de
associaties die tijdens het leren werden gemaakt
Geheugenconstructie als bron van vervormin
Het opslaan van een ervaring of verhaal in het geheugen is een constructie die gebouwd en
herbouwd wordt door verschillende bronnen en gebaseerd is op iemands algemene kennis, intuïtie
over de wereld en cues in de huidige context
Effecten van bestaande overtuigingen: herinneringen inpassen in schema’s en script
Schema: iemands gegeneraliseerde mentale representatie of concept van eender welk object, scène
of gebeurtenis
Script: een schema dat de organisatie van gebeurtenissen in tijd, eerder dan objecten in de ruimte
vertegenwoordigt
Valse ooggetuigenverklaringen: effecten van suggesti
Herinneringen kunnen beïnvloed woorden door gebeurtenissen die na het coderen gebeuren, ze
kunnen veranderd of aangemoedigd worden door suggestie
Valse kindertijd herinneringen: effecten van suggestie en fantasi
Herinneringen uit de kindertijd zijn nog meer dan latere herinneringen onderhevig aan suggestie
en inbeelding.
Bronverwarring en sociale druk als oorzaak van valse herinneringe
Gebeurtenissen die conceptueel gelinkt zijn maar van verschillende bronnen kwamen, kunnen
samengebracht worden in onze herinnering. Ook sociale druk kan een valse herinnering oproepen
of een herinnering minimaliseren
.
.
.
.
s
.
.
.
.
e
:
g
g
.
t
e
n
n
s
, Prospectief geheugen en mentale tijdsreize
Retrospectief geheugen: herinneringen uit het verleden
Prospectief geheugen: onthouden om dingen te doen in de toekomst
• Event-based: zich een taak herinneren bij de cue voor een target-gebeurtenis, bvb iets
doorvertellen als je een bepaald iemand ziet
• Time-based: zich een taak herinneren op een bepaald tijdstip of na het verstrijken van een
bepaalde tijd, bvb terugbellen na 10 minuten
Er zijn 3 fases in prospectief geheugen
1. Intentie (bvb melk kopen op weg naar huis)
2. De intentie vasthouden
3. Switchen van de huidige taak (autorijden) naar het uitvoeren van de intentie (melk kopen)
Sommige wetenschappers noemen prospectief geheugen ook wel ‘mental time travel’ of ‘episodic
future thought’: zich zowel in tijd als ruimte naar de toekomst verplaatsen.
.
:
.
.
n
.
.
.