ZHB III
GNK UU 2022-2023
, THEMA 1 - OOGHEELKUNDE
HOORCOLLEGE 1 – ANATOMIE VAN HET OOG
De orbita is de oogkas en bestaat uit meerdere botten;
- Os frontale
- Oz zygomaticum
o Jukbeen
- Maxilla
- Os lacrimale
- Os ethmoidale
- Os sphenoidale
- Os palatinum
Het os lacrimale is het traanbot. Hier is een opening in voor de traanbuis. De mediale wanden van de orbita staan
parralel aan elkaar met de laterale wanden bijna haaks op elkaar (90 graden). Dit geeft dat wanneer vooruit wordt
gekeken, de oogspieren schuin staan.
De eerste spier van buitenaf is de M. Orbicularis oculi (geïnnerveerd door NVII), deze zit net onder de oogleden. Het
heeft een palpebraal en orbitaal gedeelte. Eronder is er bindweefsel te zien. Dit is de tarsus (met een beetje
kraakbeen). In de tarsus bevinden zich de glandulae tarsales (Meibom). Vanuit deze randen loopt er bindweefsel naar
de rand van de orbita; lig. Palpebrale laterale en mediale. Dit hangt het op als het
ware. Aan de bovenkant van de tarsus bevindt zich het septum orbitale welke zich
aanhecht aan het periost van de orbita; periorbita.
Aan het ooglid zit een spier vast; M. Levator palpebrae superior (III). Hieronder zit
een spier die vast zit aan de tarsus; m. Tarsalis. Dit is sympathisch geïnnerveerd
(open doen van de ogen). Aan de binnenkant van het ooglid loopt de conjuctiva
(palpebrale en bulbi). Het palpebrale deel loopt over het ooglid en vouwt dan om
om een bulbair deel over de oogbol te vormen. Het feit dat het omgevouwen is
zorgt ervoor dat de lens niet naar achter de oogbol komt.
Rondom de bol zit bindweefsel - kapsel van Tenon (vagina bulbi) - waar de
oogspieren aan vast zitten. De rest is gevuld met vaatjes, zenuwtakjes en
vetweefsel.
Oogspieren
Er zijn vele oogspieren bij het oog te vinden. De extrinsieke oogspieren zitten vast aan de oogbol en zijn;
- M. Rectus superior
o NIII
- M. Rectus inferior
o NIII
- M. Rectus medialis
o NIII
- M. Rectus lateralis
o NVI
- M. Obliquus superior
o NIV
- M. Obliquus inferior
o NIII
De rechte oogspieren zitten achterin de orbita vast met een
anulus tendineus communis. Deze loopt over de fissura orbitalis superior heen. De rechte oogspieren lopen als
piramides en vormen daarmee n soort conus. Binnen de conus lopen de N. Nasocilliares (NV-1), de N. Oculomotorius
(NIII) en de N. Abducens (NVI) de oogkas in. Buiten de conus liggen de N. Trochlearis (NIV), de N. Frontalis (NV-1) en
de N. Lacrimalis (NV-1). Alle zenuwen lopen door de fissura orbitalis superior naar binnen.
Vascularisatie
Vascularisatie is middels de A/V. Ophthalmica en de A/V. Facialis. De arterien zijn hierbij kleiner dan de venen. De V.
Ophthalmica kan pathogenen vanuit de neus vervoeren naar de sinus cavernosus, dit is dus iets belangrijks om in de
gaten te houden.
,Traanapparaat
Het traanapparaat bestaat uit vele onderdelen. De traanklieren – glandula lacrimalis –
bevinden zich in de laterale bovenhoek. Ze bevinden zich buiten de orbita. Onder het ooglid
bevinden zich kleine gaatjes waar het doorheen kan lopen. Het punctum lacrimale is de
opening van de traanbuis. Wanneer het vocht geproduceerd wordt door de glandula, zal het
vervolgens in bij het punctum in de canaliculus lacrimalis komen. Het verzamelt zich
vervolgens bij de saccus lacrimalis om via de ductus nasolacrimalis naar de meatus nasi
inferior te komen.
Oogbewegingen
Ø E-module
Er zijn drie assen; longitudinaal, sagittaal en transversaal. Elke spier geeft eigen bewegingen;
- RM = adductie
- RL = abductie
- RS = elevatie, adductie, intorsie
- RI = depressie, adductie, extorsie
- OS = depressie, abductie, intorsie
o Hecht achter de lijn vast
- OI = elevatie, abductie, extorsie
Ø Opzij en omhoog niet werken = RS
o Opzij = RS goed in kracht
Ø Naar de neus = OS
Het is belangrijk om op zoek te gaan naar de stand waarin de spier het
sterkste kan trekken.
Oog
De oogbol is opgebouwd uit meerdere lagen
- Tunica fibrosa
o Sclera, cornea
- Tunica vasculosa
o Choroidea, corpus ciliaire, iris
- Tunica nervosa
o Retina
Er zijn verschillende ruimtes in het oog te zien. Er zijn twee oogkamers; voor en achter welke
kamervocht bevatten. Achterin is de camera vitrea met het glasvocht – corpus vitreum. De
lens bevindt zich aan de voorkant en is opgehangen aan het corpus ciliare met zonula vezels.
Het vocht is erg belangrijk. Het kamervocht wordt geproduceerd in het corpus cilliare. Het gaat
dan naar de voorste en achterse oogkamer om afgevoerd te worden via de iridocorneale hoek.
Het gaat dan via de sinus venosus sclerae – ofwel het kanaal van Schlemm weg naar de
circulatie.
HOORCOLLEGE 2 – OOGHEELKUNDE
Oogaandoeningen komen veel voor bij de huisartsenpraktijk. Epidemiologisch komen de
aandoeningen heel veel voor. De grote afwijkingen zijn
- Cataract
- Glaucoom
- Macula degeneratie
- Anders
- Diabetische retinopathie
Deze aandoeningen nemen met de leeftijd toe. Met de vergrijzing zal het aantal oogaandoeningen dus ook
exponentieel toenemen.
, Anatomie
De traanklier zit temporaal boven in de oogkas. Deze maakt traanvocht welke op het oog komt. In normale gevallen
wordt het vocht afgevoerd via de bovenste en onderste traankanalen naar de neuscochlea.
De traanfilm bestaat niet alleen maar uit water, de klier maakt dit water. Het verdampt echter snel dus er is meer
aanwezig. De talgklieren zitten daarom in de ooglidranden en er zijn slijmbekercellen in de conjuctiva. Die maken
samen de traanfilm; het wordt binnenin bedekt met een mucine welke ervoor zorgt dat de meniscus langer in stand
blijft. Dan is er een waterlaag en dan een dun laagje lipide die het hoornvlies bedekt. Als een van deze factoren niet
werkt, werkt de traanfilm niet en krijgen mensen droge ogen. Er kunnen dan wel heel veel tranen zijn en ondanks dat
droge ogen door de verdamping.
Ø Cornea, mucine, water, lipide
Als een talgklier verstopt raakt, wordt er gesproken van een hordeolum (strontje). Een galazion is als het dieper en
groter is. Bij een trauma aan de onderkant, kunnen de spieren knel komen te zitten en dat moet dan behandeld
worden.
Dit is de voorste oogkamer. Het is de binnenkant van het hoornvlies en de kamerhoek is
belangrijk. Hier is afvoer van kamerwater. Dit wordt aangemaakt door het corpus
cilliare. Het vocht stroomt via de lens en pupil weg naar de vene. De verhouding tussen
aanmaak en afvoer is belangrijk voor de oogdruk van het oog. De dunne lijntjes zijn
zonula vezels die vastzitten aan het corpus cilliare waar spiervezels zitten. Dit complex
(spier/vezels/lens) kunnen accommoderen. De spier kan zich relaxeren = lens platter.
Het complex van accommodatie vindt plaats doordat een lens vervormbaar is (op jonge
leeftijd) en door het ophangen kan scherp gesteld worden voor dichtbij en veraf.
De lens ontstaat uit het ectoderm. Het is een heldere structuur die ervoor zorgt dat dingen scherp gezien kunnen
worden en meebeweegt. Bij ouder worden, wordt de lens harder en lastiger om te accommoderen. Daarom is er dan
een leesbril nodig. De lens wordt actief helder gehouden door een actieve stofwisseling met het kamerwater. Het is
een eiwitrijke vloeistof. Er zit een kapsel omheen welke vastzit aan de zonula vezels. Als de lens
troebel wordt, wordt dit staar genoemd.
Uvea
De uvea bestaat uit meerdere lagen
- Iris
- Corpus cilliare
- Choroid
Deze laag loopt door van voor naar achter en dan gaat dan over in de oogzenuw. De iris is de
structuur die de kleur van de ogen bepaald. De uitsparing is de pupil. De pupil kan kleiner en
groter worden door de m. Sfincter en dilatator. De pupilreactie is belangrijk voor de neurologie. Anisocorie is dat er
een pupilverschil is. Miosis = nauwe pupil, mydriasis = wijde pil. Dit kan farmacologisch, medicatie, drugs, stress etc.
Glasvochtruimte
De glasvochtruimte is de structuur die de oogbol opvult. Het vocht is geleiachtig bestaande uit water, hyaluronzuur en
collageen. Naar mate een persoon ouder wordt, wordt de viscositeit minder en krimpt dit. Dit krimpen betekent dat
er ophelderingen ontstaan met schaduwbeelden op het netvlies. Als het glasvocht heel erg krimpt, kan het aan het
netvlies trekken.
Netvlies - retina
Het netvlies is een belangrijke structuur. In het midden is de fovea. Hier zitten alle kegeltjes,
dit zorgt voor scherp zien en kleuren zien. De macula (gele vlek) moet daarom intact zijn. De
staafjes zitten meer in de periferie; omringen het centrum. De staafjes zijn voor
donker/licht/bewegingen. Dit is nodig voor gezichtsveld maar niet voor scherp kijken. Er zijn
verschillende laagjes van de retina;
- Pigmentepitheel
o Absorptie van licht
- Ganglion cellen
- Bipolaire/amacriene cellen
- Fotoreceptor cellen
De uitlopers van de ganglioncellen, verzamelen zich in de n. Opticus. Er vindt ook een
stofwisseling plaats; vitamine A.