Blok 2 Onderwijswetenschappen
Basiscollege thema 4
Studenten kunnen een definitie geven van een organisatie. (Onthouden)
Organisaties zijn te definiëren als sociale entiteiten die gericht zijn op een doel, ontwerpen
zijn als systemen van bewust gestructureerde en gecoördineerde activiteiten, en verbonden
zijn met de externe omgeving.
Sociale entiteiten: bestaan uit mensen en onderlinge relaties en interacties
Gemeenschappelijke doelen: voortvloeiend uit de wisselwerking tussen mensen
Gestructureerd en substantief: middelen en activiteiten worden ingezet om het doel van de
organisatie te realiseren
Externe omgeving: maatschappij, inclusief andere organisaties
Studenten kunnen een professionele leergemeenschap definiëren door deze af te zetten tegen
andere samenwerkingsvormen (Bruns & Bruggink, 2016). (onthouden)
Professionele leergemeenschap: “Een klein team dat regelmatig bij elkaar komt om op een
gestructureerde wijze kennis en ervaring te delen rond een relevant thema, waarbij de
inzichten bovendien direct praktisch toegepast worden om het onderwijs of de
onderwijsinstelling te verbeteren” Bruns & Bruggink (2016, p. 11).
,Onderzoek: likelihood of substantial improvement, given weak or strong supports
Scholen die goed scoorden op de meeste van deze kenmerken hadden een tienmaal zo grote
kans om verbetering te laten zien dan andere scholen. Scholen die jaren achtereen slecht
scoorden op een van deze kenmerken, lieten bijna nooit verbetering zien. => Parallel bakken
cake
Relational trust:
- Schooleiderschap: de schoolleider moet bouwen aan een gemeenschap waarin alle
stakeholders verantwoordelijk zijn voor het leren en goede relaties hebben
- ‘Dynamic interplay of instruction and inclusive leadership’.
Social capital:
-bestaande sociale netwerken (bv. Religieuze instellingen)
- proportie leerlingen in nood (verwaarlozing, mishandeling, huiselijk geweld)
Studenten kunnen het verschil uitleggen tussen de manier waarop factoren op microniveau en
factoren op mesoniveau schooleffectiviteit beïnvloeden
Factoren op micro en mesoniveau
- Factoren op mesoniveau hebben geen directe invloed op de effectiteit van het
onderwijs, ze hebben wel invloed maar dit is indirect via het microsysteem.
- Factoren op het niveau van de klas (micro) bepalen de effectiviteit van het onderwijs,
terwijl factoren op schoolniveau van belang zijn voor het creëren van condities voor
effectiviteit.
Studenten kunnen de definitie van schooleffectiviteit van Creemers en Sleegers (2009)
uitleggen. (Begrijpen)
Schooleffectiviteit volgens Creemers & Sleegers:
- Bijdrage/ toegevoegde waarde van het onderwijs aan de leeropbrengsten
- Oftewel de hoeveelheid variantie in leeropbrengsten die door vormgeving en
inrichting van het onderwijs kan worden verklaard (hoeveel gelijker zouden de
leeruitkomsten zijn als alle kinderen naar dezelfde school zouden gaan).
Uitdagingen schooleffectiviteit
- Er bestaat geen definitie van schooleffectiviteit waarover iedereen het eens is
- Definities van schooleffectiviteit veranderen met de tijd
- Verschillende stakeholders hebben verschillende definities van/ benadrukken
verschillende aspecten van schooleffectiviteit.
Effectiviteitsindicatoren kunnen afgeleid worden van iedereen fase in het framework: inputs
(begin capaciteit van een school, bijv. aanstelling docenten, gebouwen, schoolmateriaal etc.)
transformational processes (de transformatie van inputs naar outputs), outputs (leeruitkomsten
in brede zin, slagingspercentage maar ook creativiteit).
Input-output research: outputs worden voorspeld op basis van inputs biedt geen
verklaringen voor eventuele relaties tussen outputs en inputs.
Effective school research: systeemperspectief, naast inputs en outputs worden ook
transformational processes meegenomen dit biedt wel verklaringen voor eventuele relaties
tussen outputs en inputs.
, Verdiepingscollege thema 4
Een puntjes in de cirkel van schoolorganisatie zijn het team, de leraren, de
onderwijsassistenten etc. Dit zijn de individuen die bijdragen, die zijn heel belangrijk zij zijn
degene die het moeten doen. (Microniveau)
Daarom heen zit de schoolorganisatie, de schoolorganisatie/ schoolleider die maakt het
mogelijk dat leraren goed onderwijs kunnen geven en voor goede resultaten kunnen zorgen.
Een schoolleider is na de leerkracht de meeste invloed heeft voor de leeropbrengsten van de
leerlingen. (Mesoniveau)
Daar weer omheen zit weer het macroniveau de maatschappij, allerlei organisaties, het
ministerie.
Rationele benadering van een schoolorganisatie:
De manier waarop het georganiseerd is, zo zou het moeten werken. Strak organiseren, dan
gaan leerlingen vanzelf wel leren.
Natuurlijke benadering van een schoolorganisatie: er wordt met mensen gewerkt. Hoe je het
organiseert, is niet altijd hoe het gaat.
Structuur = alles in de school wat vast staat. Denk aan huisvesting, financiën, beleid, routines
en regels.
Agency = invloed die je kunt hebben op de omgeving. Hoe meer agency, hoe meer invloed je
hebt op de omgeving. Agency is eigenlijk een soort autonomie. Je kan je eigen doelen
nastreven (of met collega’s). Bijv. Steve jobs gaf veel agency aan mijn medewerkers, ze
mochten met eigen ideeën komen, mochten in team daaraan werken en de beste ideeën
werden ook daadwerkelijk uitgevoerd.
Collegiaal leiders = zijn op school mensen die niet per se het leiderschap in handen hebben
(ze zijn geen directeur, schoolleiders). Maar ze nemen wel leiderschap op zich, bedenken iets
nieuws en nemen collega’s daarin mee zodat het ook uitgevoerd kan worden
Uit onderzoek van Cornelissen bleek dat mensen in de school vaak voor advies NIET naar de
directeur/directrice. Ze gaan eerder naar de andere collega’s voor advies.