1.Young, fast and wild
ADHD (Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder)
ADHD, ook vaak ‘hyperactiviteit’ genoemd, wordt gekenmerkt door
moeilijkheden die het effectieve taakgerichte gedrag belemmeren. Mensen
met ADHD hebben met name last van onoplettendheid, impulsiviteit,
hyperactiviteit en lichamelijke ongerustheid. Kinderen met ADHD rennen
vaak doelloos rond en friemelen veel. Daarnaast hebben kinderen met
ADHD moeite met het vasthouden van de aandacht omdat zij snel zijn
afgeleid. Ook falen deze kinderen vaak in het volgen van instructies en in
het doen wat van hen verwacht wordt.
Hyperactiviteit uit zich als overmatige onrust en niet kunnen blijven
zitten op een stoel wanneer dit gevraagd wordt. Een kind met ADHD zal
overmatig willen rennen of klimmen en veel willen praten. Ze hebben
moeite met het luisteren naar een verhaal omdat ze het liefst in beweging
zijn. Impulsiviteit uit zich als ongeduldig, moeite hebben met het op de
juiste manier uitstellen van reacties (bijvoorbeeld: het huis al proberen uit
te rennen voordat hun jas aan is), het constant onderbreken van anderen
voordat ze klaar zijn met wat ze zeggen. Impulsiviteit kan ook leiden tot
ongevallen of zich overgeven aan gevaarlijke activiteiten.
De DSM-5 criteria voor ADHD:
Een blijvend patroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit-
impulsiviteit die het functioneren of ontwikkelen beïnvloedt. Dit
wordt gekarakteriseerd door minimaal één van de volgende punten:
o Onoplettenheid: minimaal 6 van de volgende symptomen
zijn voor minimaal 6 maanden constant aanwezig op een
manier die niet overeenkomt met het niveau van de
ontwikkeling en direct een negatieve impact heeft op sociale
en academische activiteiten:
Vaak vergeetachtig zijn in dagelijkse activiteiten
Vaak niet luisteren wanneer er direct tegen hem/haar
wordt gesproken
Vaak taken die een mentale inspanning vereisen
vermijden, niet leuk vinden of niet aan willen deelnemen
Vaak niet de instructies volgen en falen om schoolwerk
of andere verplichtingen af te maken
Snel afgeleid zijn door externe stimuli
Vaak moeilijkheden hebben met het organiseren van
taken en activiteiten
Vaak dingen kwijt raken die noodzakelijk zijn voor taken
of activiteiten
Vaak falen om aandacht te geven aan details of
zorgeloos fouten maken in (school)werk, of andere
activiteiten
, Vaak moeilijkheden ervaren met het behouden van de
aandacht bij taken of spelen
o Hyperactiviteit en impulsiviteit: minimaal 6 van de
volgende symptomen zijn voor minimaal 6 maanden constant
aanwezig op een manier die niet overeenkomt met het niveau
van de ontwikkeling en direct een negatieve impact heeft op
sociale en academische activiteiten:
Vaak buitensporig veel praten
Vaak rennen of klimmen in situaties waar dat ongepast is
Vaak opstaan van een zitplek op momenten dat het
wenselijk is te blijven zitten
Vaak niet op een stille manier kunnen deelnemen aan
een spel of vrijetijdsbestedingen
Vaak anderen onderbreken
Vaak een antwoord al roepen voordat de vraag volledig
gesteld is
Gedraagt zich vaak alsof aangedreven door een motor
Vaak friemelen of tikken met de handen of voeten, of
draaien op een stoel
Vaak moeite met het wachten op de beurt
Er is duidelijk bewijs dat de symptomen invloed hebben op of de
kwaliteit verminderen sociaal, academisch en beroepsmatig
functioneren
De symptomen komen niet alleen voor tijdens het verloop van
schizofrenie of een andere psychotische stoornis en kunnen niet
beter verklaard worden door een andere mentale stoornis
Meerdere symptomen van hyperactiviteit en impulsiviteit waren voor
het 12e jaar al aanwezig
Meerdere symptomen van onoplettendheid en hyperactiviteit en
impulsiviteit zijn aanwezig in 2 of meer omgevingen
Er zijn drie subtypes van ADHD. Bij ADHD I heeft het kind 6 of meer
symptomen van onoplettendheid, maar minder dan 6 symptomen van
hyperactiviteit en impulsiviteit. Bij ADHD H-I heeft het kind 6 of meer
symptomen van hyperactiviteit en impulsiviteit, maar minder dan 6
symptomen van onoplettendheid. Tot slot ADHD C, dit is een combinatie.
Het kind heeft 6 of meer symptomen op zowel onoplettendheid als
hyperactiviteit en impulsiviteit.
De symptomen hebben vaak negatieve gevolgen voor de persoon. Door
het hyperactieve en impulsieve gedrag kan de persoon sociale problemen
ontwikkelen. Ook hebben kinderen met ADHD vaak moeite om met hun
ouders om te gaan, omdat deze kinderen moeite hebben met het volgen
van opgelegde regels. Verder is het voor mensen met ADHD lastig om
doelen te behalen. De aandacht tekorten van mensen met ADHD en hun
hyperactiviteit maakt hen vatbaar voor uitbarstingen, frustratie, bazigheid,
koppigheid, veranderlijke stemmingen en een laag zelfbeeld. Als gevolg
,hiervan worden de academische prestaties meestal aangetast, wat leidt
tot conflicten met de leraren en familie. Gemiddeld gezien functioneren
mensen met ADHD slechter. Over het algemeen hebben ADHD-patiënten
wel een gemiddeld IQ, maar door de verschillende problemen,
bijvoorbeeld in het behouden van de aandacht, scoren mensen met ADHD
gemiddeld toch 7 tot 15 punten lager op een IQ-test.
Prevalentie
ADHD komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Deze grotere kans kan
verklaard worden door het feit dat ADHD bij meisjes wordt onderschat
omdat meisjes over het algemeen minder symptomen vertonen, waardoor
zij minder snel de diagnose ADHD krijgen. ADHD wordt ook belemmerd
door vooringenomenheid van ouders en leerkrachten. In verschillende
culturen komen dezelfde symptomen voor. In de wat ‘strengere’
conservatieve culturen vallen deze symptomen sneller op dan in vrijere
culturen. Gemiddeld heeft 5% van de kinderen ADHD. Bij de volwassenen
is dit percentage 2,5%.
Comorbiditeit
Mensen met ADHD hebben ook vaak andere afwijkingen, zoals ODD
(Oppositional Defiant Disorder). ODD is een agressieve gedragsstoornis
waarbij opstandig gedrag wordt vertoond. 20% tot 25% van de mensen
met ADHD heeft daarnaast een leerstoornis. Volwassenen hebben vooral
last van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, angst,
substantiemisbruik, depressie en agressie. De ‘conduct disorder’ of
‘antisociale gedragsstoornis’ is de volwassen variant van ODD. Hierbij
vertonen volwassenen onrustig en agressief gedrag.
Oorzakelijke factoren van ADHD
Er is veel onduidelijkheid over de oorzaken van ADHD. Waarschijnlijk wordt
de stoornis veroorzaakt door zowel genetische factoren als door sociale
omgevingsfactoren.
ADHD is een van de meest erfelijke psychische stoornissen. Data van
tweelingenstudies rapporteren een gemiddelde erfelijkheid schatting van
76%. Ook laten adoptiestudies zien dat ADHD in het geadopteerde kind
eerder voorkomt als de biologische ouder ADHD heeft dan dat de
geadopteerde ouder ADHD heeft. Hoewel gevoeligheid voor ADHD een
genetische component lijkt te hebben, wijzen studies sterk op een
interactie tussen genen en omgeving. Dus, wat wordt overgeërfd, is een
kwetsbaarheid voor ADHD, maar ADHD wordt pas duidelijk wanneer
bepaalde omgevingsinvloeden worden gevonden. Bijvoorbeeld wanneer de
ouder voor de geboorte rookt of veel alcohol gebruikt.
Het brein van kinderen met ADHD is kleiner en ontwikkelt zich langzamer.
Het volume is 3,2% kleiner en de gebieden die vooral kleiner zijn, zijn de
frontale, pariëtale, temporale en occipitale kwab. Mensen met ADHD
, hebben vaak een kleinere prefrontale cortex. Dit zou verklaren waarom
deze mensen moeite hebben met het behouden van de aandacht,
organisatie en plannen. Dit deel van de hersenen ontwikkelt nog tijdens de
adolescentie. Hierdoor kan de ADHD verdwijnen naarmate kinderen
volwassen worden en hun hersenen ontwikkelen. Ook hebben mensen met
ADHD vaak kleinere basale ganglia. Dit gebied gaat over de regulatie van
motoriek. Omdat dit bij mensen met ADHD kleiner is, kan hyperactiviteit
ontstaan. Mensen met ADHD hebben daarnaast gemiddeld gezien een
kleinere cerebellum, het gebied dat de fijne motoriek reguleert. Daarnaast
is er in het brein van mensen met ADHD minder grijze massa (de celkern
van de hersencellen).
Ook zijn er abnormaliteiten in het functioneren van de neurotransmitters
dopamine, serotonine en noradrenaline. De abnormaliteiten in serotonine
kunnen de impulsiviteit van mensen met ADHD verklaren. De
abnormaliteiten van de dopamine neurotransmitters zitten waarschijnlijk
op een gen, waardoor dit erfelijk is. De genen spelen dus een rol bij ADHD.
Tot slot spelen ook prenatale problemen een rol. Kinderen met ADHD
hebben vaker een laag geboortegewicht, zijn te vroeg geboren of hebben
een zuurstoftekort gehad. Daarnaast wordt de kans op ADHD groter
wanneer kinderen in de prenatale periode vaker zijn blootgesteld aan
alcohol, nicotine of lood. Nicotine zorgt voor abnormaliteiten in de
neurotransmitter dopamine. Vaak zorgt dit voor een tekort aan dopamine,
waardoor mensen met ADHD extern gaan zoeken naar het gevoel dat
dopamine geeft, waardoor er minder gedragsremming is.
De familie van het kind kan ook een rol spelen. Kinderen met ADHD
hebben een grotere kans grootgebracht te worden door ouders die ook
ADHD hebben omdat er een genetisch component is. Dit kan ervoor
zorgen dat bepaalde symptomen verergeren. Vaders die zelf ADHD hebben
blijken minder effectieve ouders te zijn en dit zou eventuele verstorende
kenmerken van het kind met ADHD kunnen verergeren. Daarnaast kan
inconsistente en ondoeltreffend opvoeding van ouders een rol spelen bij
de ADHD van hun kind. Hyperactiviteit ontstaat wanneer er een aanleg is
voor ADHD en het kind wordt opgevoed via autoritaire
opvoedingsmethoden. Ook spelen de ouders een rol in het aanmoedigen
van gedrag. Als zij een kind dat heel druk is veel aandacht geven, geldt dit
als een soort beloning waardoor dit gedrag zal blijven bestaan. Uit
onderzoek is gebleken dat een time-out door positieve bekrachtiging kan
dienen als een effectieve procedure om negatief en storend gedrag bij
kinderen met ADHD te verminderen. Kinderen met ADHD hebben tot slot
vaker een impulsief temperament.
Het verloop van ADHD
Vanaf 30 maanden kunnen er duidelijke symptomen van ADHD aanwezig
zijn. Op zo’n jonge leeftijd wordt er echter nog geen diagnose gesteld