College 1: Methodiek van de Psychodiagnostiek
- Wat diagnosticeren we?
o Gedrag is een onderdeel, maar lang niet alles
o Psychische patronen
- Wie diagnosticeert er?
o Huisartsen
o Gespecialiseerde verpleegkundigen
o Therapeuten
o HBO toegepaste psychologie
o Officieel een BIG-geregistreerd beroep)
Psychotherapeut
Klinisch (neuro)psycholoog
- Wat is een stoornis?
- Wat is normaal?
o Hiervoor wordt een norm gesteld (concensus): ook afhankelijk van cultuur
- Wat is een ziekte?
o Geen wetenschappelijk begrip, maar een klinisch begrip: het is niet echt gedefinieerd
o Voor iemand die ziek is, moet gezorgd worden
Psychodiagnostiek als een proces:
1. Data verzamele via observatie, gesprek en test
a. Neutraal
b. Zo objectief mogelijk (intersubjectief): science
c. Niet te snel conclusies trekken
2. Interpretatieproces, sprong van data naar theorie (rode draad), hypotheses
a. Zo creatief mogelijk: art
b. Data samenvoegen, de puzzelstap
Het doel van de psychodiagnostiek:
- Een cluster van theorieën en daaruit afleidbare hypotheses produceren overn:
- De werkzame mechanismen bij het tot stand komen en in stand houden van de
stoornis(sen)
- De relatie tussen de persoonlijkheid, sociale context, intieme relaties en de
symptomen/stoornis in beeld krijgen
Empirische en regulatieve cyclus: Het academisch denken. Hypothese-toetsend denken: Het toetsen
van de hypotheses gebeurt normaal gedurende de therapie (kan soms ook tijdens het
diagnosticeren). Als blijkt dat de hypothese over de stoornis niet klopt, dan moet het diagnosticeren
uitgebreid worden en ook de therapie veranderd worden.
Kernhypotheses worden gevormd op basis van waar de verschillende databronnen overlappen. Dus
kernhyptoheses zijn alleen gebaseerd op dingen die uit meerdere tests naar voren komen.
Psychodiagnostiek is een algemenere term dan psychologische diagnostiek; onder psychodiagnostiek
valt ook de diagnostiek van de psychiater.
Typen psychologische diagnostiek
- Beschrijvende en verklarende psychologische diagnostiek:
, a. Beschrijvend: Gebruik van DSM, vaststellen hoe de klacht zich uit in de beleving en
het gedrag van de persoon, beschrijven van de klacht. In kaart brengen van de
hulpvraag.
b. Verklarend: Verklaren van de problematiek. Identificeren van factoren die het
probleem hebben veroorzaakt en in stand houden.
- Predisponerende, luxerende, in stand houdende, determinerende psychodiagnostiek
- Predisponerend: Factoren, zoals hechting, die iemand een hoger risico geven op het
ontwikkelen van een bepaald probleem/stoornis.
- Luxerend: De aanleiding voor een doorbraak van een aandoening. Cruciaal om hier
grip op te krijgen. Het moment dat predisponerende factoren doorzetten. Er is niet
altijd een aanleiding (bijvoorbeeld in het geval van paniekaanvallen).
- In stand houdende: Factoren die het probleem in stand houden (bijv.
ontwijkingsgedrag, of afleidingsgedrag).
- Determinerend:
- Voorspellende diagnostiek? Gedrag en problematiek voorspellen is erg lastig.
Wetenschap:
- Betrouwbaarheid
- Validiteit
- Normen: Moeten goed vastgesteld worden, en deze kunnen verschillen per cultuur.
- Taal: Bepaalde dingen gaan verloren tijdens het vertalen.
Guest Lecture: Marc Hendrinks (klinisch neuropsycholoog)
Welke test je doet maakt niet altijd heel veel uit, denk hier wel over na, maar het belang van het
gereedschap is niet zo heel erg groot als de ideeën erachter en de manier waarop het gebruikt wordt.
Neuropsychologie: Kijkt naar symptomen, naar gedrag. Neuropsychologie: De studie naar de relatie
tussen gedrag en het (dis)functioneren van de hersenen.
Neuropsychologisch onderzoek:
- Cognitie
- Affect
- Gedrag
1. Wat wil je onderoeken met de test?
a. Cognitief functioneren
b. Gedragsaspecten
c. Persoonlijkheidsaspecten
(zie slides voor overzicht wanneer welke taak te gebruiken)
Observeren is moeilijk daarom gebruiken we psychologische tests
Derksen maakt onderscheid tussen intelligentietests en neuropsychologische tests dit zou Marc
Hendriks niet doen: Dit zijn allemaal (vormen van) cognitieve tests. Intelligentietests zijn in feite een
verzameling van cognitieve tests. Afhankelijk van de casus kan het eventueel neuropsychologisch
genoemd worden.
, Kennis over hersen-gedrag hypothesen meten van functies interpretatie in kennis over
hersen-gedrag model.
Mevrouw met hersentumor in de temporaalkwab, last van geheugenproblemen test: WAIS-IV.
Omdat de tumor aan de linkerkant zit, kun je aannemen dat het wel goed gaat met ruimtelijke
intelligentie, maar wellicht minder goed met verbaal begrip en werkgeheugen.
Werkgeheugen dat met de WAIS gemeten wordt is alleen maar verbaal (net zoals andere taken),
maar er zijn mer aspecten van werkgeheugen: visuospatial sketchpad (niet gemeten), phonological
loop.
Omdat de tumor niet in de hippocampus zit, kun je aannemen dat epischodisch leren in het verbaal
geheugen geen beperkingen zal geven. Je kunt wel aannemen dat zij problemen met expliciet
geheugen zal hebben.
WAIS: Als er een groot verschil is tussen de onderlinge scores op de 4 verschillende indexen van de
WAIS, dan mag je het totale verschil niet interpreteren. Er mag geen significante discrepantie zijn
tussen de indexen; dan mag het totale IQ niet meer geïnterpreteerd worden. Iedere index bestaat
ook weer uit subtests, en ook deze mogen niet significant van elkaar afwijken: Als dit wel zo is, dan
meten deze subtest het construct (van de index) niet meer, en is het construct dus niet meer
betrouwbaar. De WAIS geeft zelf aan welke tests significant afwijken.
Na het doen van de test, genereer je opnieuw hypothesen.
- Wellicht zijn er afwijkingen in taalvaardigheden Tokentest:
- Meet receptieve en expressieve taal
- De client hoeft niets te zeggen: M.b.v. tokens antwoordt de client:
i. “Toon mij de groene rechthoek”
ii. “Toon mij de blauwe en de witte cirkel” (redelijk lange zin) Dit is
moeilijker voor de cliënt, omdat zij een slecht werkgeheugen heeft. Maar er
zit een andere test in waarin de zinnen korter zijn, maar complexer: “Toon
mij alle cirkels behalve de blauwe” Omdat mevrouw dit wel kan, blijkt er
dus geen echt probleem met taal te zijn, maar echt een probleem met het
werkgeheugen (de lengte van de zin kon ze niet onthouden)
- Verbaal episodisch leren: waarschijnlijk geen problemen
- Ruimtelijk werkgeheugen
WMS: Wechseler Memory Scale: Meet geheugenfuncties:
- Auditief geheugen
- Visueel geheugen
- Visueel werkgeheugen (dit ontbrak bij de WAIS)
Op basis hiervan worden berekend:
- Index onmiddelijk geheugen
- Index uitgesteld geheugen
Van tevoren maak je weer hypothesen op basis van deze tests, waar zal mevrouw wel en niet goed
op scoren.