Literatuur dag 1, Basiscursus Cognitieve Gedragstherapie Kind &
Jeugd- Forta opleidingen
Inhoudsopgave
Boek: Cognitieve Therapie, Theorie en praktijk (Bögels & van Oppen, 2019)..............................................................2
Hoofdstuk 1, Cognitieve verwerking en psychopathologie: theorie en praktijk..................................................2
1.1. Inleiding......................................................................................................................................................................................................2
1.2. Cognitieve psychologie...................................................................................................................................................................2
1.3. Cognitieve theorie van psychopathologie: Becks schematheorie...................................................................2
1.4. Onderzoek naar cognitieve verwerking en psychopathologie..........................................................................3
1.5. Recente ontwikkelingen en toekomst.................................................................................................................................3
Hoofdstuk 2, Algemene aspecten van cognitieve therapie..............................................................................................4
2.1. Inleiding.....................................................................................................................................................................................................4
2.2. Ellis en Beck...........................................................................................................................................................................................4
2.3. Praktijk van cognitieve therapie..............................................................................................................................................4
Boek: Inleiding tot de gedragstherapie (Hermans, Raes & Orlemans, 2018)..............................................................7
Hoofdstuk 1, Inleiding....................................................................................................................................................................................7
1.1. Inleiding......................................................................................................................................................................................................7
1.2. Experimentele psychologie..........................................................................................................................................................7
1.3. De oorsprong van gedragstherapie.......................................................................................................................................7
1.4. De grondslagen van gedragstherapie.................................................................................................................................7
1.5. Tot besluit.................................................................................................................................................................................................8
Hoofdstuk 2, Geschiedenis van de gedragstherapie..............................................................................................................8
2.1. Inleiding.....................................................................................................................................................................................................8
2.2. De voorlopers van de gedragstherapie..............................................................................................................................8
2.3. Het ontstaan van de gedragstherapie: de eerste generatie................................................................................9
2.4. De ontwikkeling van de cognitieve component: de tweede generatie....................................................10
2.5. De intrede van de derde generatie.......................................................................................................................................11
2.6. Enkele gedachten bij de recente ontwikkelingen.....................................................................................................11
Boek: Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie. Handboek voor theorie en praktijk (Korrelboom &
Ten Broeke, 2014)................................................................................................................................................................................................12
Hoofdstuk 1, Cognitieve gedragstherapie, psychotherapie en integratie; uitgangspunten en
plaatsbepaling..................................................................................................................................................................................................12
1.1. Inleiding.....................................................................................................................................................................................................12
1.2. Definitie....................................................................................................................................................................................................12
1.3. Psychotherapie, cognitieve gedragstherapie en psychologische hulpverlening; een zeer
beknopte geschiedenis.........................................................................................................................................................................12
1.4. De basis van een geïntegreerd vertrekpunt voor psychologische behandelingen;
psychologische wetenschap en cognitieve gedragstherapie...................................................................................13
1.5. Fases en niveaus in de behandeling....................................................................................................................................14
1.6. Conclusies...............................................................................................................................................................................................14
Bijlagen..................................................................................................................................................................................................................15
Bijlage 1 – Dagboek van gedachten (hoofdstuk 2).............................................................................................................15
Bijlage 2- Experimentformulier (hoofdstuk 2)......................................................................................................................16
1
, Boek: Cognitieve Therapie, Theorie en praktijk (Bögels & van Oppen, 2019).
Hoofdstuk 1, Cognitieve verwerking en psychopathologie: theorie en praktijk
1.1. Inleiding
De klinische psychologie is de laatste decennia sterk beïnvloed door ontwikkelingen en inzichten
uit de cognitieve psychologie:
Vanuit geformuleerde cognitieve theorieën zijn er hypothesen over de aard en oorsprong
van psychopathologie (= een deelgebied van de psychiatrie en de psychologie dat zich
bezig houdt met het beschrijven van psychische stoornissen, oorzaken daarvan en
behandelingen daarvoor) af te leiden.
Er zijn experimentele procedures gekomen die het mogelijk maken om psychopathologie te
onderzoeken.
Cognitieve psychologie is een subdiscipline van de algemene psychologie en cognitieve therapie.
1.2. Cognitieve psychologie
Vanaf eind jaren 60 werd steeds meer erkent dat de hersenen ook informatie verwerkten en niet
alleen maar reageerden op informatie. Dit resulteerde, samen met een reactie op het behaviorisme,
in een nieuwe stroming, de cognitieve psychologie. Er was in het begin weinig overlap met
cognitieve therapie. Beiden maakten alleen gebruik van schema denken als theorie.
Volgens het behaviorisme waren mentale processen niet toegankelijk voor empirische
toetsing. De cognitieve psychologie had juist wel theorieën om mentale processen te
formuleren.
In de cognitieve psychologie wordt de mens beschouwd als een informatieverwerkend systeem
(verwerven, opslaan en reproduceren van kennis).
Meest onderzochte processen: aandacht, interpretatie en geheugen.
De cognitieve psychologie bestudeert cognitieve processen die een rol spelen bij het
verwerven, de opslag en de reproductie van kennis.
De kennis die iemand al heeft, is volgens de cognitieve psychologie al georganiseerd in
schema’s (theoretische constructen) of associatieve netwerken.
Schema’s bevatten gegeneraliseerde kennis over de wereld, de persoon zelf en over de
interactie tussen de persoon en de buitenwereld. Ze selecteren welke informatie we
toelaten tot onze hersenen en dus aandacht krijgt, en welke niet.
Schema’s worden met name gemaakt als gevolg van een zintuiglijke waarneming en
door denken. Door ervaring in het dagelijks leven worden ze geactiveerd en kunnen ze
de informatieverwerking beïnvloeden.
Nadeel van schema’s:
1) Het kan weerstand bieden tegen verandering.
2) Vertekening van de werkelijkheid (bias): overeenkomende informatie met een
schema krijgt voorrang op niet overeenkomende informatie met een schema.
1.3. Cognitieve theorie van psychopathologie: Becks schematheorie
Grondleggers Cognitieve psychotherapie:
1. Albert Ellis: legde nadruk op enkele universele irrationele opvattingen die verantwoordelijk
zouden zijn voor alle soorten van neurotische psychopathologie.
2. Aaron Beck: beschrijft psychopathologie in termen van disfunctionele schema’s, wat
aansloot bij de gedachtegang van cognitieve psychologie.
- Disfunctionele schema’s komen vooral in interactie met stressvolle omstandigheden
(triggers) tot uiting in de vorm van denkfouten (afwijkingen in de
informatieverwerking) en disfunctionele processen (automatische gedachten), die
aanleiding geven tot allerlei emotionele en/of gedragsmatige problemen.
Depressieve stoornissen: depressogene schema’s die zich kenmerken met ideeën
over eigen waardeloosheid en schuld en de hopeloosheid over de toekomst
(cognitieve triade).
Manische stoornissen: overoptimistische ideeën over de eigenwaarde en
voortdurende winstmogelijkheden staan op de voorgrond.
Angststoornissen: gevaarschema’s. Hoge verwachting van gevaar gecombineerd
met lage verwachting van eigen mogelijkheden om de situatie op te lossen.
Beide auteurs stelden dat neurotische problemen (bijv. depressie of angststoornissen) worden
veroorzaakt door onlogische, irrationele ideeën die mensen aanhangen.
Laatste jaren wordt er steeds meer gekeken naar de transdiagnostische aanpak (= stoornis
overkoepelende processen zoals aandacht, interpretatie en geheugen, en behandelingen).
2
, 1.4. Onderzoek naar cognitieve verwerking en psychopathologie
Er zijn 2 tradities ontstaan van onderzoek naar cognitieve processen en psychopathologie:
1. Therapeutisch georiënteerde stroming: disfunctionele schema’s komen niet alleen tot
uitdrukking in de opvattingen en denkstijlen van mensen, maar mensen kunnen ook
bewust worden van hun disfunctionele gedachten en denkfouten. Dit werd met subjectieve
meetmethoden onderzocht.
2. Cognitief experimentele stroming: schema’s en processen zijn niet toegankelijk voor
introspectie (=zelfreflectie).
1.4.1 Selectieve aandacht
Selectieve aandacht= vermogen om voorrang te geven aan belangrijke informatie en onbelangrijke
informatie te negeren. Het bepaalt welke informatie verder verwerkt wordt en dus geïnterpreteerd
en onthouden moet worden.
Meeste onderzoeken naar selectieve aandacht zijn in het kader van angst gedaan middels het
Stroop-paradigma of het stipdetectieparadigma. Uit onderzoek blijkt dat mensen met een
angststoornissen bij bepaalde woorden die een relatie hebben met hun angststoornis langer er over
doen om de kleur van het woord te benoemen, omdat hun aandacht naar de inhoud van het woord
uitgaat. Ze hebben dan moeite met selectieve aandacht.
1.4.2. Selectieve interpretatie
Er is bewijs dat negatieve interpretaties bij verschillende angstklachten een rol spelen. Met name bij
angstsymptomen waarbij ambiguïteit (dubbelzinnigheid) centraal staat, zoals bij sociale angst en
gegeneraliseerde angst. Selectieve interpretatie speelt daarnaast ook vaak een rol bij depressieve
stoornissen of individuen die hiervoor vatbaar zijn.
1.4.3. Selectief geheugen
Onderzoek naar geheugen en psychopathologie heeft zich vooral gericht op stemmingsstoornissen
in het algemeen en depressie in het bijzonder. Uit onderzoek bleek dat herinneringen
gemakkelijker opgehaald konden worden wanneer ze inhoudelijk gezien overeenkwamen met de
aanwezige stemming (=stemmingscongruent geheugeneffect).
Bij depressie blijken mensen juist meer moeite te hebben om specifieke gebeurtenissen te
herinneren. Ze benoemen algemene dingen in plaats van een specifieke situatie die ze hebben
meegemaakt waarin een bepaalde emotie werd opgeroepen. Hoe meer een depressief individu
gekenmerkt wordt door een overalgemene geheugenvertekening, des te langer het herstel zou
duren.
1.5. Recente ontwikkelingen en toekomst
1.5.1. Cognitieve reactiviteit
Cognitieve reactiviteit wordt hoe langer hoe meer beschouwt als een cruciaal proces binnen het
hele kwetsbaarheidsdenken bij depressie. Vaak wordt dit gezien als een weerlegging van Becks
theorie: als disfunctionele schema’s een reflectie zouden zijn van kwetsbaarheid zoals Beck zegt,
dan zouden ze ook zichtbaar moeten zijn bij kwetsbare mensen wanneer die niet in een acute fase
van hun stoornis verkeren.
1.5.2. Cognitieve controle en emotieregulatie
Cognitieve controle= parapluterm voor executieve, regulerende processen die belangrijk zijn voor
doelgericht gedrag, waaronder ook emotieregulatie.
- Verminderde cognitieve controle gaat vaak samen met maladaptieve
emotieregulatiestrategieën (bijv. rumineren, zelfkritiek) en met angst.
1.5.3. Onderlinge samenhang
Vertekeningen beïnvloeden elkaar vermoedelijk. Er is bewijs dat selectieve processen elkaar
beïnvloeden en het is belangrijk om de relaties onderling en de samenhang met verschillende
symptomen te onderzoeken.
1.5.4. ‘Nieuwe’ cognitieve therapieën
De ‘klassieke’ cognitieve therapie vond vooral de (disfunctionele) inhoud van cognities cruciaal en
zette met name in op het modificeren van de inhoud van die cognities. Meer recente
ontwikkelingen in de cognitieve therapie richten zich op het wijzigen van cognitieve processen,
inclusief de controle erover, in samenspraak met onderzoek naar de rol van selectieve cognitieve
processen, cognitieve reactiviteit en cognitieve controle.
3