1. Strafprocesrecht (doel)
Hoofddoel: Tweezijdig hoofddoel:
1. bevorderen dat de strafwet wordt toegepast op werkelijke schuldige, en
2. te voorkomen dat onschuldige veroordeeld of zelfs vervolgd wordt
Strafproces dient ertoe te onderzoeken of strafbaar feit heeft plaatsgevonden en of dat aanleiding geeft tot een reactie
(strafrechtelijke reactie hoeft niet altijd te volgen (opportuniteitsbeginsel) (hoofddoel dus juiste toepassing van materiële strafrecht
realiseren)
Strafproces = noodzakelijk schakel tussen strafbaar feit en door rechter / soms OvJ op te leggen strafrechtelijke sanctie (reactie)
—> enerzijds bevoegdheidstoedeling (voorop), anderzijds begrenzing van die bevoegdheid
Nevenfuncties: Speciale & Generale Voorkomen eigenrichting Orde scheppen Genoegdoening slachto er
preventie Eigenrichting is onrust en chaos Kanaliseert maatschappelijke
Maar burgers mogen wel opkomen onrust
tegen criminaliteit:
— burgerrecht (art. 53 en 95 Sv)
— burgerplicht (art. 160 Sv)
Proces: Accuastoir ———————————————————————————————————————————————-—————————— Inquisitoir
—>
Gematigd accusatoir / contradictoir proces Elementen van inquisitoir:
In beginfase verdachte vooral object van
Tijdens onderzoek en terechtzitting heeft proces meer accusatoir karakter: onderzoek is en als zodanig de uitoefening
(mede onder invloed van art. 6 EVRM - recht op eerlijk proces) van dwangmiddelen heeft te dulden
Verdachte in hoofdzaak op gelijke voet gesteld met OM: :) Rechter nog steeds (actief)
— hoor en wederhoor art. 6 lid 1 EVRM verantwoordelijkheid voor rechtvaardige
— verdachte heeft wel bevoegdheden om zich te verweren tegen dwangmiddelen uitkomst van strafproces
— maar verdachte kan geen dwangmiddelen toepassen of reconventionele :) OM magistrale rol, niet alleen als tegenpartij
vordering indienen op OM maar ook verantwoordelijk voor integere
rechtshandhaving
Maar OM en verdachte hebben sterkere
MAAR GEEN gelijke procespartijen: rechtspositie gekregen
=> Wezenlijke ongelijkheid tussen procespartijen
Derhalve wetgever en strafvorderlijke overheid respect voor burger
- verdachte blijft burger
- altijd rekening houden met mogelijkheid dat verdachte onschuldig is
(art. 6 lid 2 EVRM en art. 14 lid 2 IVBP: onschuldpresumptie)
:) Betere waarheidsvinding
Confrontatie van standpunten van procespartijen waarheid bovendrijven
(Terwijl bij zuiver inquisitoir proces slechts object van onderzoek, gevaar dat
overheid slechts zoekt naar wat verdachte belast)
Accusatoir proces vs. Inquisitoir proces
Twee gelijkwaardige partijen strijden met elkaar ten overstaan van GEEN gelijkwaardige partijen, vervolger en beschuldigd tegenover elkaar
lijdelijke, passieve rechter die zich beperkt tot vervulling van rol - Beschuldigde: object van onderzoek (geen gelijkwaardige procespartij)
van scheidsrechter: ziet erop dat partijen processuele regels - Justitiële autoriteiten: bekleed met bevoegdheden die inbreuk maken op
naleven, maar laat de zaken verder aan hen over anders door recht gewaarborgde rechten
Actieve rechter, opzoek naar waarheid
Strafproces is geen accusatoir proces omdat:
X strafvorderlijke overheid dwangmiddelen op burger kan toepassen
X burger kan beschuldigen op basis waarvan rechter sanctie kan opleggen
Terwijl omgekeerde NIET kan
1
ff
, 2. Modernisering van Wetboek van Strafvordering
• Parallel met ‘hoofdbeginselen’ van Wetboek van Strafvordering 1926:
Hoofdbeginsel wordt behouden
=> modernisering van Wetboek van Strafvordering is dus modernisering van het Wetboek, NIET van strafvordering zelf (geen herziening)
onder invloed van EVRM is strafvordering
gedurende de jaren inhoudelijk gemoderniseerd
Twee verschuivingen t.a.v.:
1) Dominantie van enerzijds rol van rechter die kleiner is geworden & anderzijds groter geworden rol van OvJ:
Van vrijwel geheel toevertrouwen van vooronderzoek aan RC ———> afscha ng gerechtelijk vooronderzoek 2013
2) Invoering van strafbeschikking markeert fundamentele breuk met uitgangspunt dat uitsluitend rechter oordeel velt over al dan niet begaan
van strafbare feiten (=> versterking positie van verdachte)
-[
i. Praktisch:
Wetboek van Strafvordering is onoverzichtelijk geworden
=> door te moderniseren kan aandacht besteed worden aan samenhang tussen en de kwaliteit van
de voorschriften zodat het een coherente en consistente regeling van het strafproces omvat
• Gevolgen van deze ontwikkelingen: Wetboek zal bestaan uit 8 boeken:
1. Strafvordering in het algemeen 2. Het opsporingsonderzoek 3. Beslissingen over vervolgen 4. Berechting 5. Rechtsmiddelen
—————>
6. Bijzondere regelingen 7. Internationale samenwerking in strafzaken 8. Tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissing
ii. Aansluiting bij veranderingen in samenleving:
Toegnomen mondigheid van burger als gevolg van ontwikkeling van verzorgingsstaat
(taak om samenleving te beschermen tegen risico’s)
Ontwikkelingen die tezamen aanleiding vormen voor modernisering:
——————————————————————————————
1. Doelstellingen van strafproces zijn verbreed;
Hoofddoelstelling van strafproces blijft hetzelfde (gelijk aan 1926), maar bepaalde nevendoelstellingen hebben een belangrijkere
plaats ingenomen
— Mede onder invloed van EVRM is rechtspositie van verdachte versterkt: aanvaarden van recht op toegang tot raadsman tijdens
politieverhoren
— Erkenning van slachto er als procesdeelnemer welke steeds meer rechten toekomst (vb. spreekrecht)
— Rechtspositie van OM en verdachte zijn versterkt
2. Wijziging van de aard van criminaliteit alsmede van het strafrechtelijk sanctiearsenaal;
Opkomst georganiseerde criminaliteit en noodzaak van daarop toegesneden opsporingsbevoegdheden (uitbreiding sanctiepakket)
3. Veranderende rolverdeling tussen strafrechtelijke actoren;
— Gewijzigde rol RC: als gevolg van afscha ng gerechtelijk vooronderzoek (2013)
getransformeerd van onderzoeksrechter —> rechter in vooronderzoek
— Veranderingen rol van OvJ:
- met afscha ng gerechtelijk vooronderzoek is leiding over opsporingsonderzoek geheel bij OvJ komen te liggen
- als gevolg van invoering strafbeschikking kan OvJ zelfstandig tot schuldvaststelling en afdoening van strafbare feiten overgaan
- t.a.v. tenuitvoerlegging van sancties is rol van OvJ overgenomen door de administratie
4. Internationalisering van strafrechtspleging;
Sterk toegenomen regelgeving op terrein van rechtshulp
5. Beschikbaarheid van nieuwe technieken (digitalisering)
Digitalisering veel invloed op:
- vormgeving opsporingsbevoegdheden
- informatie-uitwisseling binnen strafrechtspleging
De Innovatiewet (inwerkinggetreden 1 oktober 2022)
VOOR inwerkingtreding van nieuwe Wetboek van Strafvordering, zal ogv Innovatiewet al met een aantal onderdelen
van het nieuwe Wetboek worden ‘geëxperimenteerd’ (ervaring worden opgedaan). Uitvoering nader geregeld in
Besluit Innovatiewet.
Doelstellingen:
—> Toetsen nieuwe wetgeving op consistentie, e ectiviteit;
—> Eventueel wetgeving wijzigen
—> TK en EK in staat stellen om beter te oordelen over deze onderdelen van nieuwe Wetboek van Sv bij de Kamerbehandeling 2
ffi ff ff ffi ffi
, 3. Bronnen — Legaliteitsbeginsel & andere beginselen
• De wet
Strafrechtelijk
Strafvorderlijk legaliteitsbeginsel legaliteitsbeginsel
(nulla puna)
art. 1 Sv: ‘Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij wet voorzien.’ art. 1 lid 1 Sr:
‘Geen feit is strafbaar
=> Bescherming van de rechten en vrijheden van burgers en gaat strafrechtelijk willekeur tegen.
dan uit kracht van een
=> liggen de eisen van rechtszekerheid, nationale eenheid van strafrechtspleging en behoorlijke kwaliteit van
daaraan voorafgegane
strafprocessuele wetgeving ten grondslag.
wettelijke
strafbepaling.’
Strafvordering / strafprocesrecht
= rechtszekerheid van burgers als grondslag, behelst gehele procedure in strafzaken:
I I I I I
_________________________________________________________________________________________________________________________
Opsporing Vervolging Tenuitvoerlegging Rechterlijk optreden Aanwijzen van bekwame instanties
—>
(zoals rechters: ius de non evocando art. 17 GW)
Startpunt:
Voorheen: verdenking van een strafbaar feit vereist
Beginpunt van opsporing en strafvordering naar voren gehaald:
Nu: vroegsporing art. 132a Sv
‘onderzoek ivm strafbare feiten onder gezag van OvJ met als doel
nemen strafvorderlijke beslissingen’
(dus ook onderzoek toekomstige strafbare feiten)
Geringe inbreuken op grondrechten worden volgens HR gelegitimeerd door:
—> art. 3 Politiewet
—> Art. 141 Sv
Verwijst naar formele wetsbegrip:
1. Strafprocesrecht is nationaal recht:
opkomst van plaatselijk of regionaal procesrecht verhinderen [Muilkorf]
2. Kwaliteitsgarantie van strafprocesrecht:
Kan alleen door formele wetgever worden vastgesteld (regering en Staten-Generaal)
Wetgever in formele zin mag dus alleen beslissen of en in hoeverre inbreuk mag worden gemaakt op rechten en
vrijheden van burgers en welke procesregels moeten worden nageleefd.
=> Wet in formele zin biedt aldus in abstracto meer bescherming dan welke andere (nationale) regelgeving dan ook
‘… bij wet voorzien …’
art. 1 Sv en art. 107 GW eisen dat strafprocesrecht zoveel mogelijk door wetgever in formele zin wordt bepaald
Delegatie toegestaan, gezien clausules ‘voorzien bij’ (art. 1 Sv) en ‘regelt’ (art. 107 GW), maar moet zoveel mogelijk worden beperkt.
Exclusiviteit van strafprocesrecht
Formulering van art. 1 Sv: strafvordering alleen op wijze zoals in de wet (in formele zin) staat beschreven dient plaats te vinden
Duidt op zekere exclusiviteit van strafprocesrecht (gesloten systeem)
maar onmogelijk om alles in één wet te bepalen, daarom ruimte gelaten voor nadere wettelijke regeling
=> spanning ontstaan met strafvorderlijk legaliteitsbeginsel
1) Buitenwettelijke dwangmiddelen;
[Getuige Piet Geus]: HR bepaald dat opsporingsambtenaren bevoegd zijn om getuigen naam, woon- of verblijfplaats te
vragen en diegene zelfs staande te houden.
=> Zonder wettelijke grondslag kan inbreuk worden gemaakt, staat op gespannen voet met strafvorderlijk legaliteitsbgnsl.
—> Tegenwoordig: Wet op de identi catieplicht
2) Kroongetuige;
Kroongetuige is getuige die zelf verdachte is, in ruil voor beloning verklaring a eggen tegen verdachten
3) Voeging ad informandum;
OM legt, naast het in dagvaarding vermelde strafbare feit, nog een ander strafbaar feit ter afdoening aan de rechter voor.
Vormt buitenwettelijk rechts guur, omdat dit strafbaar feit niet in tenlastelegging staat en geen voorwerp van
bewezenverklaring.
=> Voeging ad informandum in strijd met legaliteitsbeginsel art. 1 Sv, aangezien geen wettelijke grondslag
—> Gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering: voeging ad informandum wel grondslag
Verschillen legaliteitsbeginsel: Overeenkomsten legaliteitsbeginsel:
3
art. 1 SV art. 8 EVRM
(strafvordering alleen op wijze van wet) NL EVRM
—> ALLEEN geschreven recht (‘wet’) —> ook ongeschreven recht kwaliteitseis verscholen, naast S-G en expliciete kwaliteitseis
—> Wifz —> ook lager recht Regering ook langs RvS
fi fi fl
, Ongeschreven recht
:) Ongeschreven rechtsbeginselen hebben een aanvullende werking op de bestaande wetgeving omdat zij in een enkel geval de burger meer
rechtsbescherming bieden dan de wet.
• [Zwolsman]
Zwolsman-criterium: niet-ontvankelijkheid van het OM slechts kan volgen indien sprake:
- ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde
- waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte
- aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn is tekort gedaan.
• Toetsing aan ongeschreven recht heeft vaste plaats sinds [Braak-arrest]
Hoge Raad bepaalt dat het tegen de wil van de bewoner binnentreden van een woning:
i. niet alleen getoetst moest worden aan wettelijke bepalingen,
ii. maar ook aan de zogenaamde beginselen van een goede procesorde
=> opdracht aan politie en OM om zowel bij opsporing als vervolging:
i. niet alleen geldende wettelijke en verdragsrechtelijke bepalingen in acht te nemen,
ii. maar ook rekening te houden met beginselen van goede procesorde
->
1. Vertrouwensbeginsel
Het vertrouwensbeginsel ziet erop dat een verdachte gerechtvaardigd mag vertrouwen op mededelingen van politie
en justitie.
2. Gelijkheidsbeginsel
Vergelijkbare zaken op dezelfde manier behandeld moeten worden. Bij opsporing is dit lastig, om ongelijkheid op te
lossen moet er altijd een redelijke en billijke belangenafweging worden gemaakt bij het nemen van een beslissing.
3. Beginsel van redelijke en billijke afweging
Bij de belangenafweging moet worden voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
4. Beginsel van zuiver oogmerk (détournement de pouvoir)
Politie, het OM of de rechter zijn bevoegdheden niet mag misbruiken en niet mag gebruiken voor doeleinden die niet
binnen de bevoegdheidstoedeling past.
——————————————————————————————————————————————————————————
Klassieke uitgangspunten
Rechter • Onmiddelijkheidsbeginsel Art. 348 en 350 Sv eisen dat wordt beslist op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van
_______________________________ het onderzoek ter terechtzitting
—> Formeel onmiddellijkheidsbeginsel:
rechter alleen informatie die tijdens de zitting aan het licht is gekomen mag gebruiken in zijn
• Onafhankelijkheid en oordeel (bewijs: art. 338 - 344a Sv)
onpartijdigheid van de —> Materieel onmiddelijkheidsbeginsel:
rechter bewijs dat aan de rechter wordt voorgelegd uit de meest authentieke bron afkomstig.
• Beroepsrechters [de auditu-rechtspraak]
HR bepaald dat een verklaring van een persoon die geen ooggetuige is en van horen zeggen iets
weet, als bewijsmateriaal in een rechtszaak gebruikt kan worden.
=> Sindsdien kunnen getuigen- en deskundigenverklaringen (art. 344 lid 1 sub 4 Sv) via een
derde of proces-verbaal tot de zittingsrechter komen
OM • Vervolgingsmonopolie OM Alleen het OM een zaak voor de strafrechter mag brengen.
________________________________________________________________________________________________
• Opportuniteitsbeginsel OM beslist of een strafbaar feit wordt vervolgd.
Als de o cier beslist om niet te vervolgen, dan kan een belanghebbende daarover een klacht indienen bij het OM
(vgl. art. 12 Sv).
Verdachte • Onschuldpresumptie Verdachte onschuldig gehouden totdat zijn schuld bewezen wordt, vereisten:
artikel 6 lid 2 EVRM 1. De verdachte mag niet worden belast met het bewijzen van zijn onschuld en moet vóór zijn veroordeling
artikel 14 lid 2 IVBPR aan zo min mogelijk irreparabele maatregelen worden onderworpen.
2. Tijdens de voorlopige hechtenis moet de verdachte niet als een dader worden behandeld en de
maatregelen vóór de veroordeling mogen geen strafdoeleinden nastreven.
3. De rechter moet onpartijdig en niet bevooroordeeld zijn (art. 271 lid 2 Sv)
_____________________________________________________________________________________________________________
• Recht op rechtsbijstand, —> ook rechtsbijstand bij politieverhoor art. 28d Sv [Salduz arrest]:
vertolking en vertaling — EHRM heeft bepaald dat verdachte in beginsel recht heeft op ‘access to a lawyer’ als hij door
art. 18 lid 2 GW politie wordt verhoord.
art. 6 lid 3 sub c EVRM — HR: gaat alleen om recht om voorafgaande aan verhoor met raadsman te overleggen (dus niet recht
art. 14 lid 3 sub b en d IVBPR op aanwezigheid van raadsman tijdens verhoor).
art. 47 Handvest —> In latere Salduz zaak bepaald dat ook tijdens verhoor recht op rechtsbijstand.
______________________________________________________________________________________________________________
Rechtsgronden:
• Zwijgrecht
i. Art. 14 lid 3 sub g IVBPR: verdachte heeft recht op niet te worden gedwongen tegen zichzelf te getuigen of
art. 29 lid 2 Sv bekentenis af te leggen (=> uitvloeisel van verbod op pressie-uitoefening ex art. 29 lid 1 Sv)
ii. Waarheidsvinding: verdachte die moet spreken ipv zwijgen kan waarheid geweld aandoen
—> Voorafgaand aan verhoor dient gewezen te worden op zwijgrecht art. 29 lid 2 Sv
Ott • Hoor en wederhoor Rechter moet beide procespartijen mogelijkheid geven om hun standpunten naar voren te brengen tijdens ott.
art. 6 lid 1 EVRM art. 14 lid 1 IVBPR
________________________________________________________________________________________________
• Interne en Externe — Interne openbaarheid:
openbaarheid toegankelijkheid van onderzoek voor alle procesdeelnemers procespartijen dus tijdens onderzoek 4
art. 121 GW ter terechtzitting iig kennisneming van alle processtukken
art. 6 lid 1 EVRM, 14 lid 1 IVBPR — Externe openbaarheid:
toegankelijkheid van onderzoek ter terechtzitting en uitspraak voor rechtsgenoten
ffi
, Verdragen: EVRM en EU-recht
Strafprocesrechtelijke bepalingen uit mensenrechtenverdragen zoals EVRM en IVBPR maken ogv art. 93 en 94 GW deel uit van
Nederlandse strafprocesrecht
— EVRM en IVBPR kunnen naar hun inhoud eenieder verbinden art. 93 GW
Dus burger kan hierop beroep doen en zich tot EHRM wenden ogv individueel klachtrecht (art. 34 EVRM) en bindt partij bij geding (art. 46 EVRM)
— Verdrag > nationale wet (art. 94 GW)
EVRM
Redelijk abstract omschreven recht, living instrument met dynamische interpretatie
• Betreft minimum rechten:
Vormt een minimumgrens, geen schending betekent niet meteen goedkeuring of kwaliteitsstempel van nationale regelgeving of rechtspraktijk.
Betekent niet meer dan dat lidstaat boven de Straatsburgse minimumgrens zit.
• Voor het strafprocesrecht met name art. 3, 5, 6 en 8 EVRM = directe rechtsbron
• Individueel klachtenrecht bij EHRM, evt. herziening nadien
• EHRM geeft algemeen uitgangspunten en beslecht ‘alleen’ de voorliggende casus (alleen voorliggende casus, omdat 50 lidstaten)
• Toch verstrekkende invloed (ook in geval van klachten tegen andere landen)
[Brogan] (1998) onverwijlde voorgeleiding
Termijn waarbinnen inverzekeringgestelde moet worden voorgeleid voor RC ≠ voorschrift van ‘onverwijlde’ (promptly) voorgeleiding ex art. 5 lid 3 EVRM.
—> Heeft in NL geleidt tot art. 59a Sv (in verzekering 3 dagen en kan verlengd worden, maar binnen 3 dagen en 18 uur naar RC)
[Huvig & Kruslin] (1990) bijzondere opsporingsbevoegdheden (telefoontap) moet bij wet voorzien zijn
Verplichting om bijzondere opsporingsbevoegdheid per bevoegdheid afzonderlijk te regelen
Aftappen telefoongesprekken van klager (lokaal om telefoonlijn van derde), vormt inmenging in recht op eerbiediging privéleven welke ogv art. 8 lid 2 EVRM
bij wet moet zijn voorzien
[Funke] (1993) meewerken aan eigen veroordeling (geen bewijs tegen zichzelf onder druk geven)
a. Schending art. 6 lid 1 EVRM: schending van recht op een eerlijk proces door met rechterlijke uitspraak de klager te dwingen tot afgifte van bankafschriften
(die als bewijsmiddel dienen tegen de verdachte)
b. Schending art. 8 EVRM: gebrek aan waarborgen bij gebruik van bevoegdheden van douaneambtenaren is disproportioneel
[Saunders] (1996) GEEN bloed of DNA afname
Zwijgrecht en recht om geen bewijs tegen zichzelf te hoeven leveren vormen kern van ‘fair proces’ ex art. 6 EVRM. Doel is om verdachte te beschermen tegen
ongeoorloofde dwangtoepassing door autoriteiten, en rechterlijke dwalingen te vermijden.
—> Onschuldpresumptie (art. 6 lid 2 EVRM) + vervolging niet baseren op bewijsmateriaal dat tegen wil van verdachte is verkregen door dwang / drukuitoefening:
Onafhankelijk van de wil van de verdachte betrekking op bloed- en urinemonsters, ademlucht, lichaamsmateriaal voor DNA-test, geschriften
(Hiermee niet bedoeld materiaal dat onder dwang van verdachte wordt verkregen)
RECHTSBIJSTAND bij politieverhoor [Salduz], maar…. uitzondering [Ibrahim v. UK]:
[Salduz] (2008) consultatierecht en verhoorbijstand art. 28 e.v.
EHRM heeft bepaald:
1. Vóór het verhoor aanvangt heeft verdachte recht op bijstand van raadsman, aan verdachte moet dit recht ook worden medegedeeld
(beperking alleen toegestaan indien daar dringende redenen voor zijn. Beperking mag geen afbreuk doen aan verdedigingsrechten van verdachte)
2. Art. 6 EVRM mag niet onherstelbaar aangetast worden: van onherstelbare aantasting is sprake wanneer belastende verklaring van verdachte is
gebruikt in het proces, terwijl de verdachte bij het a eggen van die verklaring geen toegang had tot een raadsman. = in strijd met eerlijk proces
3. Verdachte kan afstand doen van zijn rechten en daarmee de garanties van eerlijk proces, moet ondubbelzinnig zijn
(formulier ondertekenen NIET genoeg)
—> In latere Salduz zaak bepaald dat ook tijdens verhoor recht op rechtsbijstand.
[Ibrahim / UK] Tijdelijke opschorting rechtsbijstand
Proceedings as a whole in verband met eventual schending van art. 6 EVRM (recent voorbeeld De Lege/Nederland)
In NL holistische beoordeling, dus allesoverziende. Dus was proces in zijn geheel eerlijk
Verdachte (terroristische aanslag) wel op cautie gewezen, maar geen rechtsbijstand gekregen bij verhoor
Schending van art. 6 EVRM?
Hof ervan overtuigd dat er dwingende redenen waren voor tijdelijke opschorting van het recht op bijstand door een advocaat (in geval van eerste die klagers).
Positieve verplichtingen die op staat rusten ter bescherming van recht op leven (art. 2 EVRM), verbod van onmenselijke behandeling (art. 3 EVRM) en recht op
vrijheid en veiligheid (art. 5 EVRM).
- daarbij strafproces in zijn geheel voor eerste drie klagers eerlijk verlopen
4e klager (Abdulrahman): nationale autoriteiten hebben niet voldoende redenen voor beperken van verhoorbijstand door advocaat aangetoond.
=> bij 4e klager geen sprake van eerlijk proces
Veroordelingen van NL:
[Lala & Pelladoah] Recht om via advocaat te laten verdedigen als je er zelf niet bent (treinkaart niet kunnen betalen is geen goede reden)
—> NL: art. 279 Sv raadsman mag alles wat verdachte ook mag
[Kostovski] & [Van Mechelen] Anonieme getuige
—> NL weerslag: art. 226a Sv Van Mechelen => Broek en Waterland zaak anno 2022
5
[Hokkeling] Aanwezigheidsrecht, zaak in afwezigheid van verdachte behandelen niet zozeer in strijd met art. 6 EVRM maar wel wanneer afstand van verdedig.r.
—> NL: hoe aanwezigheidsrecht invullen bij bijv ziekte
fl