ZENUWSTELSEL
U ASK ME 2022-2023
,Inhoudsopgave
INLEIDING ....................................................................................................................................................... 2
NR. 1 NEUROLOGISCHE COMPLICATIES VAN NIET-NEUROLOGISCHE AANDOENINGEN .................................... 9
NR. 2 CEREBRAAL ANEURYSMA EN SUBARACHNOIDALE BLOEDING .............................................................. 12
NR. 3 ZIEKTE VAN PARKINSON EN CEREBELLAIRE AANDOENINGEN ............................................................... 15
NR. 4 RUGGENMERGAANDOENINGEN .......................................................................................................... 20
NR 5. NEUROTRAUMA .................................................................................................................................. 23
NR 6. NEURO-ONCOLOGIE ............................................................................................................................ 26
NR 7. BEROERTE............................................................................................................................................ 28
NR 8. DYSARTHRIE EN SLIKSTOORNISSEN ...................................................................................................... 30
NR 9. AANDOENINGEN VAN DE HERSENZENUWEN ....................................................................................... 32
NR 10. HOOFD- EN AANGEZICHTSPIJN........................................................................................................... 37
NR 11. ZIEKTEN VAN SPIER, VOORHOORNCELLEN, ZENUWWORTELS EN PERIFERE ZENUWEN ....................... 41
NR 12. BEWEGINGSSTOORNISSEN EN EXTRAPIRAMIDALE ZIEKTEN ............................................................... 46
NR. 13 PIJN IN RUG EN BENEN (EN IN NEK EN ARMEN).................................................................................. 49
NR. 14 DEMENTIE ......................................................................................................................................... 52
NR. 15 AFASIE ............................................................................................................................................... 55
NR. 16 MULTIPLE SCLEROSE .......................................................................................................................... 57
NR. 17: INFECTIES VAN CENTRAAL ZENUWSTELSEL EN HERSENVLIEZEN ........................................................ 59
NR. 18: METABOLE STOORNISSEN ................................................................................................................. 63
NR. 19: NEUROLOGISCHE AFWIJKINGEN BIJ KINDEREN ................................................................................. 64
NR. 20: PALLIATIEVE ZORGEN EN LEVENSEINDEBESLISSINGEN ...................................................................... 65
EPILEPSIE ...................................................................................................................................................... 66
KLINISCH REDENEREN ................................................................................................................................... 69
1
, INLEIDING
ANATOMIE
CEREBRUM
- 2 hemisferen, belangrijkste verbinding is het corpus callosum
- Buitenkant: grijze stof, binnenkant = witte stof (hierin liggen gebieden met grijze stof, zoals thalamus,
basale ganglia)
- Frontaal, temporaal, pariëtaal, occipitaal: de belangrijkste hersengebieden (compendium afb 3):
o (1) Frontaal: primair motor cortex
o (2) Parietaal: primaire sensorische cortex
o (3) Occipitaal: Primaire visuele cortex
(compendium afb 3) o (4) Frontaal: Expressief taalcentrum van Broca (spreken)
o (5) Temporaal: Auditieve cortex
o (6) Temporaal: Receptief spraakcentrum van Wernicke (begrijpen)
o (7) Temporaal: primaire olfactorische cortex
2
1
2
5 6 3
4
2 2
4
BASALE GANGLIA
- Onderdelen
(compendium afb 4) o Neostriatum: Nucleus caudatus + putamen
o Nucleus lentiformis: putamen + globus pallidus
o Corpus striatum: globus pallidus + putamen + nucleus caudatus
2
, o Nucleus subthalamicus
o Substantia nigra
VENTRIKELSYSTEEM (compendium afb 5 + 6)
- Onderdelen: 4 ventrikels met onderlinge verbindingen. Hierin zit CSV.
- Cerebrospinaal vocht: productie in de plexus choroïdeus door filtratie van het bloed. Kleurloos. Lijkt
op bloedplasma, maar bevat minder proteïnen en leukocyten en meer chloorionen.
- Ventrikel → veneus: doorheen de subarachnoïdale ruimte door de apertura mediana (foramen v
Magendie) en lateralis (Luschka) in het 4de ventrikel → opname via subarachnoïdale villi → sinus
sagittalis superior (= veneus)
VENEUZE CIRCULATIE
ARTERIËLE CIRCULATIE
- De arteria cerebri anterior – media – posterior
- Aanvoerende vaten cirkelv Willis: a carotis interna en a basilaris
THALAMUS
HYPOTHALAMUS
- Neurohypofyse is de belangrijkste CVO (circumventriculaire organen = sterk
gevasculariseerde organen waar de BHB ontbreekt.)
- Functie: hoogste regelorgaan van het AZS en endocriene systeem
CRANIALE ZENUWEN
CEREBELLUM
- Functie: coördinatie van bewegingen
- Ligging: fossa posterior, door middel van tentorium cerebelli gescheiden van cerebrum.
- BV: a cerebellaris superior (SCA), a cerebellaris anterior inferior (AICA), a cerebellaris posterior inferior
(PICA)
3
,ZENUWBANEN
MOTORISCHE ZENUWBANEN
- Motorische informatie = tractus corticspinalis (dorsaal): cortex → corona radiata → capsula interna →
pedunculus cerebri → basis pontis → pyramis medullae → ruggenmerg
o Laterale tractus corticospinalis: motorische info voor de extremiteiten, kruising tss niveau vd
medulla oblongata en RM
o Mediale tractus corticospinalis (enkele motor banen uit cerebellum): innervatie romp,
houding, AH, geen kruising.
VITALE SENSIBILITEIT
- Tractus spinothalamicus: pijn-, temperatuur en grove tastzin (kruist meteen bij intreding
anterolaterale deel vh RM) → thalamus → primaire sensibele cortex
GNOSTISCHE SENSIBILITEIT
- Funiculus dorsalis (achterstrengen): fijne tastzin, vibratiezin, bewegingszin, proprioceptie. (kruist thv
de medulla oblongata, dus ipsilaterale opstijging doorheen het RM → lemniscus medialis → thalamus
→ primaire sensibele cortex
Normaal
RUGGENEMERG Cervicale lordose
- Opbouw: binnen = grijs, buiten = wit Thoracale kyfose
- Wervelkolom: C1-C7, T1-T12, L1-L5, S1-S5 Lumbale lordose
o Cervicaal: uittreden boven de coresponderende wervels, 8 cervicale zenuwen, dus C8 boven
T1.
o Thoracaal-sacraal: uittreden onder de coresponderende wervel
o Einde medulla spinalis: L1-L2 → conus medullaris
- Bezenuwing
SAME
o Uittreden afferente sensibele baan: dorsale wortel Sensorisch = afferent
o Efferente motorische baan: ventrale wortel Motorisch = efferent
o Wortels komen samen in de zenuwplexus welke splitst in een ramus dorsalis en ventralis
- Tussenwervelschijven: binnen = nucleus pulposus, buiten = annulus fibrosus
- Bloedvoorziening: Aa spinalis posterior en A spinalis anterior
FYSIOLOGIE
FUNCTIES CEREBRUM EN CEREBELLUM Zie afbeelding 31 compendium
Amygdala Regulatie en toekenning emoties
Hippocampus Geheugen Limbisch
Uncus (gyrus systeem
Reuk
parahippocampus)
Doorgeven van oa mortorische en sensorische signalen
Thalamus
van en naar de cortex
Dieëncephalon
Hypothalamus
Endocriene en autonome functies
Hypofyse
Nucleus caudatus
Inputstructuur
Putamen
Globus pallidus Basale ganglia
Outputstructuur
Substantia nigra
Nucleus subthalamicus Reguleren motoriek en impulsen
Prefrontale cortex Cognitie, planning, gedrag Frontaalkwab
Cerebellum Coördinatie, balans Nvt
DEPOLARISATIE
- Rust: polarisatie (negatieve lading) zenuwcel.
4
, - Actiepotentiaal: openen Na-kanalen → influx Na → postieve lading zenuwcel (depolarisatie)
- Depolarisatie w voortgezet over het volledige axon, bij bereiken terminaal axon → Ca-influx zorgt voor
depolarisatie terminaal axon → neurotransmissie
MOTOR UNIT
- = geheel van motorisch axon en de spiervezels die door dit motorische exon w geïnnerveerd
- 1 zenuw cel → meerdere spiercellen.
- Depolarisatie → verdwijnen troponine-ropomyosinecomplex → beweging actine en myosine naar
elkaar = contractie
KLINIEK
NEUROLOGISCH ONDERZOEK
(1) BEWUSTZIJN
- GCS / EMV: bewustzijsndaling kwantificeren
- Hersenstamfuncties testen met pupilreflex, corneareflex, vestibulo-oculaire reflex.
(2) CORTICALE FUNCTIES
- Anamnese: veel informatie over het vermogen tot aandacht en abstractievermogen, gedrag,
geheugen, tempo van denken, oriëntatie (tijd, plaats, persoon), prosopagnosie (=gezichten
herkennen), rekenen, spraak en taal (dysartrie, afasie), astereognosie (voorwerpen herkennen),
apraxie (handelingen uitvoeren ADL), waarnemingsstoornissen, anosognosie (ziekte-inzicht)
(3) COGNITIE
- MMSE
o 5 punten: jaar, seizoen, maand, dag van de week, datum
o 5 punten: waar zijn we nu: Land, provincie, stad, ziekenhuis, verdiep
o 3 punten: appel, sleutel, tafel (max 5x herhalen) + onthouden
o 5 punten: 100-7 of worst achterstevoren
o 3 punten: appel, sleutel, tafel
o 2 punten: pen aanwijzen, horloge aanwijzen
o 1 punt: herhaal nu eens dit, dan weer dat
o 1 punt: uitvoeren: sluit uw ogen
o 3 punten: nemen met rechter hand, papier dubbelvouwen, op schoot leggen
o 1 punt: zin schrijven op papier
o 1 punt: figuur natekenen
(4) MENINGEALE PRIKKELING
- DD meningitis, subarachnoïdale bloeding, tumoren met druk op meningen
- Nekstijfheid: pijn bij passief flecteren vd nek
Hoge specificiteit,
lage sensitiviteit - Teken van Kernig: pijn en weerstand bij het passief strekken vh in de heup en knie gebogen been
- Teken van brudzinski: reflectoir flecteren vd benen bij het passief felcteren vd nek
(5) CRANIALE ZENUWEN
(6) COÖRDINATIE EN BALANS
Voorwaarde coördinatie en balans: goede werking corticale input, de basale ganglia, het cerebellum, perifere
zenuwen.
- Looppatroon: manier van start/stop, loopsnelheid, symmetrie, soepelheid, armbewegingen,
gangspoor, paslengte, voetafwikkeling, omdraaien hakken- en tenenlopen.
- Stabiliteit
- Rigiditeit, tandradfenomeen
Koorddansersgang = wandelen op 1 lijn
Romberg = stilstaan rechtop, voeten naast elkaar, ged 30 sec, in 2de fase ogen sluiten.
5
, - Verstoord bij sluiten ogen (= positieve romberg): teken v gestoorde
proprioceptie
- Verstoord bij open en gesloten ogen: cerebellaire stoornis
VNP = vinger naar neus brengen. Eerst ogen open, dan ogen gesloten.
- Atactische beweging → cerebellaire stoornis/diepe gevoelsstoornis. Op
het einde ± cerebellaire intentietremor.
- Vloeiende beweging die net naast de neus landt → simulatie
- Vertraagde uitvoering → EPS
Top-top proef = Met vinger, vinger onderzoeker aanraken
- Overhoot → dysmetrie → cerebellaire stoornis
- Atactische beweging → cerebellaire stoornis
Knie-hielproef = met hiel naar CL knie, tibia afglijden tot grote teen.
- Schokkend / onhandig → cerebllaire / diepe gevoelstoornis.
Diadochokinese = snel alternerende draaibewegingen pols, 1st afzonderlijk, daarna tegelijk
- Traag/onhandig/onregelmatig → cerebellaire stoornis / EPS
Vingervluchtigheid = met de duim de andere vingers aflopen, 1st afzonderlijk, daarna tegelijk
- Traag/onhandig/onregelmatig → cerebellaire stoornis / EPS
(7) DIX HALLPIKE
(8) MOTORIEK
- Passief bewegingsonderzoek
o ↑ spiertonus: rigiditeit (EPS), spasticiteit (laesie centraal motorneuron, late fase).
o ↓ spiertonus: laesie perifeer motor neuron, laesie centraal motorneuron, vroege fase
o Houdingsafwijkingen, fasciculaties, spieratrofie/hypertrofie
- Actief bewegingsonderzoek
o Kracht beoordelen
§ CMN: CL krachterverlies, met hyperreflexie, pathologische reflexen, hypertonie
§ PMN: krachtverlies met ↓ reflexen, hypotonie, atrofie, fasciculaties
• Motorische voorhoorn, zenuwwortel, pelxus, perifere zenuw/spier
o Kracht veoordelen met MRC schaal (0 = geen contractie, 5 = nl kracht), bilateraal
Proef van barré = uitgestrekte armen in supinatie, ogen sluiten.
- Positief: zakken + proneren.
- Bij een parese (letsel tractus corticospinalis, coticaal probleem)
Proef van Migazzini = in ruglig, ogen sluiten, heup en knie 90°
- Uitzaken 1 of 2 benen → teken v mono.paraparese
- Trillen → proprioceptieve stoornis
Proef van trendelenburg = op 1 been staan
- Zwakte heupabductoren )> zakken vd bil aan zijde van het getilde
been.
(9) REFLEXEN
- Type
o Proprioceptieve reflex / spierreflex: onvermoeibaar, altijd vergelijken
o Exteroceptieve reflex: huidreflexen
§ Bv. Anale reflex: afwezig bij dwarslaesie, cauda equina Sd
o Pathologische reflex
- Altijd score geven
- Respons
o Normaal: laag → levendig
o Areflexie: kan duiden op een laesie ve perifere zenuw, laesie vh centrale deel vd refelxboog of
in een acuut stadium ve dwarslaesie of een diepe coma
6
, o Clonus: korte ritmische contracties. Kan teken zijn ve laesie van het CMnN, bij pasgeborenen
of levendige reflexen, kan fysiologisch zijn.
o Verschil Li-Re proprio reflex:
§ Hyporeflexie: ipsilaterale laesie PMN
§ Hyperreflexie: CL laesie in CMN
o Hyperreflexie: eenzijdig → stoornis tractus corticospinalis of laat stadium hemiplesie
(10) SENSIBILITIET
- Radiculopathie: strns zenuwwortel waarbij de uitval zich beperkt tot het bijhorend dermatoom
- Mononeuropathie: strns perifere zenuw waarbij uitval zich beperkt tot deze zenuw
- Polyneuropathie: distale bilat uitvalverschijnselen vaak in handschoengebied of sokgebied
- Vitaal: Scherp-stompdiscriminatie en temperatuurszin
- Gnostisch: bewegingszin, positiezin, vibratiezin, fijne tastzin, stereognostie, tweepuntsdiscriminatie
(11) WORTELPRIKKELINGSPROEVEN
- Spurling
- Lasègue
- Gekruiste lasègue
- Omgekeerde proef van lasègue
- Bragard
- Kemp
- Flip test
(12) TESTEN VAN DE SPRAAK
- Articulatie, prosodie (ritme, klemtoon, intonatie) en volume
AANVULLEND ONDERZOEK
EEG
- = meten van de hersenactivitiet met opp elektroden.
- Functie: informatie over bewustzijnsverandeirng, de locatie waar een aanval begint, de etiologie van
de diagnose.
- Gebruik: epilepsie (focus, type, herhaalrisico), intra-operatieve neuromonitoring (carotis-obstructie),
vaststellen hersendood, slaapstoornissen (polysomnografie), encefalitis, coma, ± dementie
(creutzfeldt-jacob)
- Eleptiforme afwijkingen kunnen op een EEG soms worden geprovoceerd door hyperventilatie,
slaapdeprivatie en fotostimulatie.
- Opm: diagnose epilepsie kan obv klinische presentatie. Ook niet relevante afwijkingen op EEG.
EVOKED POTENTIALS
- = elektrofysiologisch respons van de cerebrale cortex op externe stimuli weergeven. Herhaaldelijk
worden externe stimuli gegeven en wordt de corticale respons hierop gemeten via elektroden (EEG).
ELEKTROMYOGRAM
- Functie: nagaan of een klacht of uitvalsverschijnselen kunnen worden gelokaliseerd in het perifere
zenuwstelsel of in de spieren.
ZENUWECHOGRAFIE
- Zenuwoppervlakte meten
o Bv. Toename bij carpale tunnelsd door compressie
LUMBAALPUNCTIE
- Aanprikken thv L3-L4 of L4-L5 → tss processi spinosi
- Indicatie:
o Meningitis
o Guillan Barré sd
o SAB vermoeden met negatieve CT hersenen (controle bloedafbraakproducten)
7