Aantekeningen Burgerlijk Procesrecht
Week 1 – Algemeen
Hoorcollege
Het burgerlijk procesrecht gaat over veel dingen, maar laten we eerst eens kijken naar wat
voorbeelden die het burgerlijk procesrecht illustreren:
- Een lekkende container (HR 29 november 2002, NJ 2004/304): een container die giftige
stoffen lekt waardoor er 2,3 miljoen schade is. Er was geen controle geweest van de
container. Maar degene verantwoordelijk voor de controles stelde dat ook met de controle
de scheur niet zou zijn ontdekt. Daarom zou de verantwoordelijkheid niet bij de NS
liggen.
o Vraag: uiteindelijk kwam het dus aan op de vraag of er wel een causaal verband
was.
- Caps, sjaals en mutsen met het Ajax-logo (HR 29 februari 1999, NJ 1999/717): Ajax
legde tegen een partij een conservatoir beslag, daar moet je echter wel een vordering in
hoofdzaak (bodembeding) leggen. Ajax deed dit niet maar stelde een kort geding in.
o Vraag: was het instellen van een kort geding wel genoeg.
- Franse mijnen, chloride, de Rijn en een handelskwekerij in Nieuwerkerk aan de Ijssel
(HvJ 30 november 1976, NJ 1977/494): een handelskwekerij groeide gewassen en onttrok
daarvoor water uit de Rijn. De gewassen groeiden uiteindelijk niet goed. Er bleek
uiteindelijk een te hoge hoeveelheid chloride in het water te liggen. Ze komen uiteindelijk
uit bij een Frans mijnbedrijf die te veel chloride stort. De handelskwekerij begon een
proces bij de rechtbank Rotterdam.
o Vraag: was de rechtbank Rotterdam bevoegd om van het geschil kennis te
nemen?
Bevoegdheidsverweer: verweren door te stellen dat de rechtbank niet
bevoegd is.
Twee manieren van beslagrecht:
- Conservatoir beslag: beslag om te zorgen dat de goederen niet verdwijnen.
o Voorwaarde: binnen een bepaalde termijn moet je tegen de partij een vordering in
hoofdzaak leggen (gaan procederen).
- Executoriaal beslag: beslag leggen om het later te kunnen verkopen en uit de opbrengsten
schulden kunnen verhalen.
Laten we dan eens kijken waarom het burgerlijk procesrecht bestaat:
- Diverse functies worden onderscheiden, waaronder:
, o Verwezenlijken van aanspraken op basis van materieel recht: als we namelijk
geen procesrecht hebben, dan kunnen we geen claim halen. Je hebt een goed stelsel
nodig om het recht te verwerkelijken
Voorbeeld: art. 111 lid 2 sub d Rv: hierin staat de dagvaarding benoemt en
daarmee ook de voorwaarden en formaliteiten die erbij vereist zijn.
o Voorkomen van eigenrichting: je hebt een werkend stelsel nodig om te voorkomen
dat mensen zelf het recht in handen nemen.
Wat zijn de belangen van burgerlijk procesrecht voor de praktijk:
- Leggen van beslag
- Beginnen van een procedure
- Procesverloop
- Executeren van een vonnis
- Instellen van hoger beroep en cassatie
o Elke vrijdag om 10:00 wijst de Hoge Raad civiele zaken.
- Inschatten van kansen kijken naar de rol van art. 237 Rv
o Want zelfs als je wint moet je bepaalde proceskosten betalen. Als je alle proceskosten
op de verliezer zou kunnen verhalen, dan zou de mogelijkheid ontstaan dat mensen
niet meer gaan procederen omdat de kans om de kosten van de wederpartij te betalen
er voor zorgen dat het een belemmering wordt om zelf te gaan procederen. We willen
de rechtspraak dus toegankelijk houden
o Waarom maken we gebruik van art. 237 Rv?
Ook als je een proces wint moet je een gedeelte van je eigen proceskosten
betalen.
Tussen ‘het verwezenlijken aanspraken op basis van materiële recht’ en ‘voorkomen van
eigenrichting’ zit een scharnier, die scharnier is.
Wetboek van burgerlijke rechtsvordering:
- Boek 1: procederen, aanhangig maken, hoger beroep etc.
- Boek 2: executeren en tenuitvoerleggingsrecht (centjes halen)
- Boek 3: rechtspleging van onderscheiden aard
- Boek 4: arbitrage
Het Nederlands civiel procesrecht kent twee soorten procedures dagvaardingsprocedures en
verzoekschriftprocedures.:
- Dagvaardingsprocedures: klassieke handelsgeschillen (koop, wanprestatie, onrechtmatige
daad etc.) dus vermogensrechtelijke geschillen tussen partijen.
o Bijvoorbeeld:
Wanprestatie (art. 6:74 BW).
Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW).
- Verzoekschriftprocedures (: toezichthoudende toestand (adoptie, echtscheidingsprocedure,
trouwen etc.)
o Komen vaak voor in PFE (personen-, familie- en erfrecht)
o Bijvoorbeeld:
Benoeming voogd (art. 1:295 BW).
- Het verschil hiervan is van belang.
,Verschillen tussen dagvaardings- en verzoekschriftprocedures:
- Rechtsingang: dagvaardingsprocedures begin je met een dagvaarding terwijl je
verzoekschriftprocedures begint met een verzoekschrift.
o Dagvaarding gericht tot de wederpartij.
o Verzoekschrift gericht tot de rechter.
Het zijn in principe twee verschillende toegangstickets welke ieders leiden tot
een ander regime recht.
- Bevoegde rechter:
o Dagvaarding in beginsel woonplaats van gedaagde.
Dus claim tegen handelspartij dien je in bij de woonplaats van die
handelspartij
o Verzoekschrift in beginsel woonplaats van verzoeker.
Wederpartij heet de belanghebbende
- Procesverloop:
o Dagvaarding formeler
o Verzoekschrift minder formeel
- Uitspraak:
o Dagvaarding eindigen met een vonnis.
o Verzoekschrift eindigen met een beschikking.
Maar wanneer moet je dan welke procedure hebben?:
- De verzoekprocedure (Art. 261 Rv):
o Verzoekprocedure: voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, alle zaken waarbij
een verzoek wordt ingediend.
o Art. 261 lid 1 Rb: ‘uit de wet voortvloeit’ daarmee is het dus een gesloten stelsel
Als er in de wet staat ‘op verzoek van’/’ten verzoeke van’/’verzoeke van’ dan
gaat het om een verzoekprocedure dat betreft dus een gesloten stelsel.
Als er in de wet staat ‘
- De dagvaardingsprocedure (art. 78 Rv): ‘de dagvaardingsprocedure is van toepassing als de
verzoekprocedure niet van toepassing is’
- En wat nou als je er per ongeluk de verkeerde rechtsingang hebt gekozen (verzoek in plaats
van dagvaarden): dan helpt de wetgever met art. 69 Rv volgens art. 70 Rv.
o Ook voor andere vormen kan je omgeleid worden: denk dan aan het feit dat je bij ene
bestuursrechter procedeert terwijl dat een civiele had moeten zijn
Voor de komende weken focussen wij ons op dagvaardingsprocedures. Laten we dan eens ijken
naar de bevoegdheden van de burgerlijke rechter.:
- Is de burgerlijke rechter bevoegd? kijken naar de aspecten van bevoegdheid:
o Rechter, bestuur of wetgever
o Internationale bevoegdheid: dan buig je je over de vraag of de Nederlandse rechter
zich mag buigen over deze zaak?
Art. 1 Rv bepaald de rechtsmacht van de Nederlandse rechter.
De kern van dit artikel is een waarschuwingsfunctie, het gaat er om je te
waarschuwen als rechter of er geen supranationale regelingen zijn, of er geen
verdragen zijn die van toepassing zijn.
Denk aan: verdragen, EG-verordening en wet.
, De rechtsmacht van de Nederlandse rechter wordt bepaald door art. 2 e.v. Rv,
maar eerst kijken of er niet iets op supranationaal niveau geregeld is. De
belangrijkste verordeningen op supranationaal niveau zijn de EEX-
Verordeningen.
Toepassingsgebied: art. 1 EEX-Vo.
o Burgerlijke rechter, bestuursrechter of strafrechter.
o Absolute en relatieve bevoegdheid.
Wanneer je nadenkt over de absolute en relatieve bevoegdheid, dan vraag je jezelf af, waar en bij wie
je moet procederen. Een belangrijke bron voor bevoegdheid is het EEX-Vo II (ook wel genoemd
Brussel I-bis of EEX-Vo-herschikking).
Wanneer je wil zien wat de bevoegdheid is moet je jezelf de volgende vragen stellen:
1. Wat is het toepassingsgebied van het EEX-Vo: art. 1 EEX-Vo
o Hoofdregel rechtsmacht:
Lex forum rei (art. 4 EEX-Vo): de rechter van het land van de woonplaats
van de gedaagde is in beginsel bevoegd (dus niet nationaliteit).
o Maar er zijn alternatieve gronden rechtsmacht, onder meer:
Verbintenissen uit overeenkomst (art. 7 aanhef en lid 1 EEX-Vo): gaat om
het land waar de verbintenis is uitgevoerd of uitgevoerd had moeten worden.
Verbintenissen uit onrechtmatige daad (art. 7 aanhef en lid 2 EEX-Vo):
land waar het schade toebrengende feit zich heeft toegedaan.
Zowel de plaats als waar de schade is ingetreden als de plaats waar
de schade is begonnen moet toedoen. -> de eiser mag dan dus de
plaats kiezen (HvJEU).
Als de alternatieve grond van toepassing is dan mag je daar gebruik
van maken, maar je mag als eiser ook alsnog voor lex forum rei
kiezen.
o Andere uitzonderingen op lex forum rei.
o Om weer terug te komen op de voorbeelden, kijken we naar de chloride lozing. Het
Haagse hof wende zich toch het Hof van Justitie met de vraag of ze naar Elsas
moesten of bij de Rotterdamse rechter. Het Hof van Justitie stelde dat het zowel de
plek van de onrechtmatige daad (Elsas) of de plaats waar de schade is geleden
(Nieuwerkerk aan de Ijssel). In dit geval mocht de eiser dus kiezen en had de
mogelijkheid voor een alternatieve rechtsgrond.
2. Wanneer is de EEX-Vo II van toepassing?
o Kijken naar art. 1 lid 1 de verordening ziet op burgerlijke zaken en handelszaken.
o Maar bepaalde onderdelen vallen niet onder deze verordening (art. 1 lid 2), namelijk
personen- en familiezaken.
3. Wanneer is de Nederlandse rechter dan bevoegd?:
o Als supranationaal recht niet van toepassing is dan dient er gekeken te worden naar
titel 1, afdeling 1 van boek 1 Rv, om te bepalen welke Nederlandse rechter bevoegd
is.
Als we nu weten dat we voor de Nederlandse rechter gaan dagvaarden, dan moeten we kijken naar de
competentie van de rechter:
4. Wat is het antwoord op de twee vormen van competentie: absoluut en relatief?
o Absolute competentie: welk type rechter is bevoegd?
De regels van attributie: wie is er onderaan de knikkerbaan bevoegd?
Regels in beginsel van openbare orde:
, Regels van openbare orde: zaken die wij zo belangrijk vinden dat
wij daar in beginsel niet van af mogen wijken (art. 72 Rv)
o Denk bijvoorbeeld aan iemand die direct in hoger beroep
gaat bij het Hof, dan zullen de rechters zelf zeggen dat zij
zichzelf ambtshalve onbevoegd verklaren.
In eerste aanleg = de rechtbank is bevoegd (art. 42 RO).
Sectorcompetentie: is kanton of civiele rechter bevoegd? (art. 93 e.v. Rv).
Sub a: kantonrechter is bevoegd tot zaken met een beloop van
vorderingen tot 25.000 euro (maximaal).
o Rente tot aan de dag van dagvaarding is inbegrepen.
o Rechtstitel betwisting: stel een bedrijf heeft een vordering
van 40.000,-. Als het bedrijf dan 20.000,- vordert, is de
rechtstitel dan 20.000,- (en daarmee de kantonrechter
bevoegd) of 40.000,-. Als eiser recht heeft op 40.000,- en
maar 20.000,-. Als de titel dan dus 40.000,- en dus wordt
betwist door de gedaagde, dan mag de kantonrechter er geen
kennis van nemen. Maar als de gedaagde die titel niet betwist
(dat het dus 40.000,- is in plaats van 20.000,-) dan kan de
eiser wel bij de kantonrechter procederen.
o Eiswijziging: maar wat nou als de eis veranderd, stel eiser
wil opeens 40.000,- eisen, terwijl deze 20.000,- had geëist bij
de kantonrechter. Het antwoord vind je in art. 95 Rv, welke
stelt dat een wijziging ook meetelt voor de eisen van art. 93
Rv. Dus in dit geval zou het betekenen dat de kantonrechter
moet doorverwijzen naar de civiele rechter.
o Art. 96 Rv: willige rechtsmacht: als twee partijen er samen
voor kiezen door arbitrage de rechter iets te laten beslechten.
Sub b: kantonrechter is ook bevoegd tot vordering van onbepaalde
waarden, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering
geen hogere waarde vertegenwoordigt dan 25.000,-.
o Bijvoorbeeld een vordering tot ontruiming die minder dan
25.000,- zou kosten.
Sub c: arbeidszaken komen ook bij de kantonrechter.
o Dus ook collectieve arbeidszaken.
Sub d: zaken bij de wet bepaald.
o Relatieve competentie: welke rechtbank is bevoegd (locatie)?
De regels van distributie (zoals dat wordt genoemd).
Regels zijn in beginsel niet van openbare orde.
Echter het gerechtshof moet zich wel ambtshalve onbevoegd
verklaren wanneer het de verkeerde rechter betreft.
Rechtbanken: art. 99-110 Rv: de rechter behorende tot de woonplaats van de
gedaagde is bevoegd.
Regels van openbare orde: dingen die we dermate belangrijk vinden dat de rechter er uit eigen
beweging naar moet kijken zonder dat een van de partijen er beroep op hoeft te doen.
Jurisprudentie
,EHRM 25 juni 1987, ECLI:CE:ECHR:1987:0625JUD000938181 (Capuano/Italië):
- Essentie: ondanks de intrinsieke lijdelijkheid van een rechtssysteem, zijn Europese lidstaten
gebonden aan eisen zoals neergelegd in het EVRM.
- Samenvatting: Capuano klaagt over het feit dat er geen behandeling ‘within a reasonable
time’ heeft plaatsgevonden op grond van art. 6 lid 1 EVRM. Het Italiaans burgerlijk
procesrecht kent een lijdelijk karakter. Bovendien is het een complexe zaak.
- Rechtsvraag: Is een behandeling ‘within a reasonable time’ op grond van art. 6 lid 1 EVRM
belangrijker dan de karakter van het rechtssysteem van een lidstaat?
- Conclusie: Ja, supranationale regelgeving gaat voor.
HR 26 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9414, NJ 2004/460, m.nt. J.B.M. Vranken
(Regiopolitie Gelderland Zuid/Hovax):
- Essentie: de rechter mag niet ambtshalve rechtsgronden toevoegen, dit levert een
schending van hoor- en wederhoor ex art. 6 EVRM op.
- Samenvatting: Hovax is eigenaar van een pand en verhuurt dit aan Regiopolitie. Na
toezending van de huurovereenkomst worden er een aantal cruciale tekortkomingen ontdekt,
waardoor Regiopolitie weigert te betalen. Hovax vordert betaling van een schadevergoeding.
Hovax had namelijk bij het aangaan van overeenkomst aangenomen dat deze persoon wel
degelijk bevoegd was en Regiopolitie had hieraan meegewerkt. Rechter mag niet ambtshalve
schadevergoedingsplicht op grond van eigen schuld (art. 6:101 BW) verminderen. Partijen
moeten het aandragen of zich erop beroepen. Als rechter toch ambtshalve doet dan moeten
partijen zich er nogmaals over uit kunnen laten (hoor en wederhoor).
- Rechtsvraag: mag de rechter ambtshalve gronden aanvoeren?
- Conclusie: HR bepaalt dat de rechter niet zozeer geleid wordt door de partijautonomie en de
lijdelijkheid van de rechter, maar dat de vraag of hij ambtshalve gronden mag aanvullen sterk
samenhangt met het beginsel van hoor en wederhoor (art. 6 EVRM).
HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, NJ 2014/274, m.nt. HBK (Heesakkers/Voets)
- Essentie: de rechter toetst oneerlijke bedingen ambtshalve in B2C transacties, mits de
consument zich daartegen verzet.
- Samenvatting: In het geval van een consumentenovereenkomst dient de rechter ook
ambtshalve te onderzoeken, zo nodig buiten de rechtsstrijd van de partijen om, of het beding
uit een overeenkomst oneerlijk voor die consument is indien de rechter over de daartoe
noodzakelijke gegevens, feitelijke rechtens, beschikt om te vermoeden dat het beding onder
het bereik van de betreffende richtlijn valt.
- Rechtsvraag: moet de rechter oneerlijke bedingen ambtshalve toetsen?
- Conclusie: Indien de rechter vaststelt dat een beding oneerlijk is in de in van de richtlijn, dan
is hij gehouden het beding te vernietigen, tenzij de consument zich daartegen verzet
HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:340, NJ 2017/214, m.nt. HBK (Ebecek/Stichting Trudo)
- Essentie: De Nederlandse rechter moet buiten de grenzen van grieven om bedingen in een
huurovereenkomst die binnen de grenzen van de rechtsstrijd valt ambtshalve toetsen aan EU-
recht. De rechter biedt conform art 19 Rv jo 6 EVRM partijen de gelegenheid hierop te
reageren
, - Samenvatting: Als een eiser in hoger beroep een beroep doet op matiging van een
contractuele boete en dus opkomt tegen de toewijzing van een boete moet de Nederlandse
rechter, ondanks het ontbreken van een groef, ambtshalve toetsen aan de Richtlijn oneerlijke
bedingen. De Hoge Raad stelt in dit arrest de regels van dwingend recht gelijk aan de regels
van openbare orde. Om die reden moeten ook deze regels ambtshalve getoetst worden. In de
uitspraak ging het om dezelfde rechtsvraag als bij Heesakkers/Voets. De Hoge Raad stelt in
dit arrest de regels van dwingend recht gelijk aan de regels van openbare orde. Om die reden
moeten ook deze regels ambtshalve getoetst worden. Kortom: De rechter in hoger beroep
moet ambtshalve toetsen of er sprake is van een oneerlijk beding – in de zin van de Europese
richtlijn – ook als hij hiermee treedt buiten de grenzen van het omsloten grievenstelsel. Het
moet wel binnen de rechtsstrijd vallen.
- Rechtsvraag: moet het hof buiten de grieven van partijen om bedingen uit huurovereenkomst
toetsen aan EU-recht?
- Rechtsregel: Als een eiser in hoger beroep een beroep doet op matiging van een contractuele
boete en dus opkomt tegen de toewijzing van een boete moet de Nederlandse rechter, ondanks
het ontbreken van een grief, ambtshalve toetsen aan de Richtlijn oneerlijke bedingen.
HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:494, NJ 2017/313, m.nt. J. Spier (Heijnen/Maersk BV)
- Essentie: Met het arrest in de zaak Maersk heeft de Hoge Raad een eind gemaakt aan de
discussie over de invloed van het arrest Moor/Zwitserland op een beroep op de absolute
verjaringstermijn in procedures over een schadevergoeding wegens een opgelopen
asbestziekte. De Hoge Raad oordeelt dat een beroep op de absolute verjaringstermijn niet
in strijd is met het EVRM.
Werkgroep
Vandaag gaan we het hebben over een viertal onderwerpen:
1. Rechtsmacht
2. Bevoegdheid
a. Relatief
b. Absoluut
3. Soorten procedures (!): de bepaling van het soort procedures is van belang voor het bepalen
welke regels je moet gebruiken
4. Beginselen
Wanneer je de rechtsmacht van de rechter wil bepalen, dan kun je een schema doorlopen:
1. Art. 1 Rv: tenzij een verdrag of EG-verordening van toepassing is, is de Nederlandse rechter
bevoegd. Om te zien of EEX-Vo van toepassing is dient gekeken te worden naar art. 1 EEX-
Vo
a. Art. 94 Gw geeft de rechtstreekse werking EEX-Vo
2. Art. 1 lid 1 EEX-Vo: gaat om civiele of handelszaken waarbij meerdere lidstaten betrokken
zijn (materiële toepassingsgebied)
, 3. Art. 4 lid 1 EEX-Vo: de nationaliteit van de woonplaats van de gedaagde daarvan is de rechter
bevoegd.
a. Art. 62 EEX-VO jo. Art. 1:10 lid 1 BW: de bepaling van de woonplaats (verschillend
per lidstaat)
4. Art. 7 lid 2 EEX-Vo II (onrechtmatige daad): ook de rechter op de plaats waar de
onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden is ook bevoegd.
Als we het over de absolute competentie hebben, vragen we ons af bij welk soort gerecht wij
moeten zitten (rechtbank, gerechtshof of Hoge Raad), hiervoor kunnen we kijken naar:
- Art. 42 RO: rechtbanken nemen in eerste aanleg kennis van alle burgerlijke zaken
o Dus: eerste aanleg + burgerlijke zaak = rechtbank
o Nb. 2 RO (gerechten rechterlijke macht)
Rechtbanken: 42 RO
Gerechtshoven: 60 RO
Hoge Raad: 78 RO
- Afhankelijk of je te maken hebt met een verzoekschriftprocedure of een
dagvaardingsprocedure moet je naar:
o Dagvaardingsprocedure: art. 78 e.v. Rv
o Verzoekschriftprocedure: art. 261 e.v. Rv
Om te bepalen of je te maken hebt met een dagvaarding- of
verzoekschriftprocedure dien je te kijken naar:
Art. 78 Rv: of de verzoekschrift procedure van toepassing is art.
261 lid 1 Rv: op alle zaken die met een verzoekschrift moeten
worden ingeleid art. 261 lid 2 Rv: waarvan dit uit de wet
voortvloeit is een procedure aangeduid met ‘ten verzoeke van’/‘op
verzoek van’
- Bij dagvaardingsprocedure kan je dan art. 93 Rv gebruiken om te bepalen of de kantonrechter
bevoegd is.
- Art. 94 e.v. bepaald overige gevallen zoals bij verzamelvorderingen
Dan gaan we kijken naar de relatieve competentie. Dit bepalen wij door te kijken naar:
- Art. 78 e.v. Rv: voor dagvaardingsprocedure
- Art. 99 e.v. Rv: voor de relatieve competentie: de woonplaats van de gedaagde is van belang.
- Zie ook art. 100 Rv e.v.
Wat ook kan spelen bij relatieve competentie:
- plaats via art. 99 lid 1 Rv;
o Resort woonplaats gedaagde is Amsterdam, Dus via art. 1:10 BW is locatie
Amsterdam bevoegd;
o Soms art. 1:14 BW: waar het kantoor staat is de rechter bevoegd. In casu Doorn;
o Soms art. 102 Rv: de plaats waar het ongeval heeft plaatsgevonden is de rechter mede
bevoegd.
o Aan de hand van art. 2 RV weten we dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft
indien gedaagde in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfsplaats heeft;
Stel er is bij een verkeerde rechtbank/zittingslocatie gedagvaard, dan kan op grond van: