1. F Kan het biologisch risicogedrag borderline verklaren:
- Stemmingswisselingen
- Depressie
- Suïcidaliteit
- Dissociatieve verschijnselen
- Psychose
- Relatieproblemen
- Onvoorspelbaar/ontremd gedrag
- Middelengebruik
- Onveilige seks
- Impulsieve gevaarlijke acties
Dit risicogedrag komt omdat mensen met een BPD impulsief zijn, wankelend en wisselend
zelfbeeld hebben, chronische gevoel van leegte, plotselinge extreme stemmingswisselingen
en instabiele relaties hebben.
2. Kan van verschillende psychofarmaca de (contra-indicaties, werking en
bijwerking, bijzonderheden en interacties benoemen:
Persoonlijkheidsstoornissen zijn ingedeeld in drie clusters A,B en C. Bij mensen die lijden
aan een persoonlijkheidsstoornis is het vermogen om verantwoordelijkheid voor hun gedrag
te nemen verstoord. Verpleegkundigen die te maken krijgen met cliënten met een
persoonlijkheidsstoornis, zullen ervaren dat deze cliënten vaak weinig flexibele zijn en zich
moeilijk aan veranderende situaties kunnen aanpassen. Mensen met een
persoonlijkheidsstoornis hebben een beperkende kijk op zichzelf, de omgeving en de
wereld. Deze beelden vormen de basis van hun gedrag. Wanneer dit problemen oplevert
voor henzelf en hun omgeving, dus wanneer hun gedrag problematisch is geworden, kunnen
ze in aanraking komen met de geestelijke gezondheidszorg. Vaak kunnen dan
uiteenlopende verpleegkundige diagnoses worden gesteld.
Ieder mens heeft bepaalde gedragsstijlen en manieren om met anderen om te gaan.
Sommigen zijn netjes, anderen slordig. Sommigen geven de voorkeur aan solitaire hobby’s
anderen zijn socialer. Sommigen zijn volgers, anderen zijn leiders. Sommigen lijken immuun
voor afwijzingen, terwijl andere sociale initiatieven mijden omdat ze bang zijn voor kritiek. Als
gedragspatronen zo inflexibel of maladaptief worden dat ze aanzienlijk persoonlijk lijden
veroorzaken, of wanneer ze het sociale of beroepsmatige functioneren van de betrokkene
belemmeren, kunnen ze als persoonlijkheidsstoornissen worden geclassificeerd.
In de meesten van ons heeft het karakter zich tegen het dertigste levensjaar gezet als gips
dat nooit meer kneedbaar zal worden.
Persoonlijkheidsstoornissen worden gekenmerkt door overdreven rigide gedragspatronen of
manieren om met anderen om te gaan. Door deze rigiditeit kunnen mensen zich niet
aanpassen aan externe eisen, waardoor hun gedragspatronen uiteindelijk ondermijnend
gaan werken. De verstoorde persoonlijkheidstrekken of kenmerken komen tegen de
adolescentie of vroege volwassenheid aan het licht en blijven gedurende het grootste deel
van het volwassen leven bestaan. Ze raken zo diepgeworteld dat mensen met
persoonlijkheidsstoornissen zich vaak sterk tegen verandering verzetten. De
waarschuwingssignalen van persoonlijkheidsstoornissen kunnen zich al tijdens de jeugd of
,zelfs in het afwijkende gedrag van kleuters voordoen. Kinderen met psychische stoornissen
of problematische gedragingen tijdens de jeugd, zoals gedragsproblemen, depressie en
nervositeit, hebben een groter risico dan gemiddeld om later een persoonlijkheidsstoornis te
ontwikkelen.
Mensen met een persoonlijkheidsstoornis zien vaak niet hoe ernstig de gevolgen van hun
gedrag voor hun leven zijn. Zij geen anderen de schuld van hun problemen in plaats van zelf
eens goed in de spiegel te kijken. Ieder mens heeft zijn eigen manieren om met anderen en
de wereld om zich heen om te gaan. Mensen met persoonlijkheidsstoornissen hebben
overdreven karaktertrekken die tot persoonlijke stress leiden of hen belemmeren in het
effectief dagelijks functioneren op school, werk of in de gemeenschap. Ondanks deze
negatieve consequenties van hun gedrag voelen mensen met persoonlijkheidsstoornissen
meestal geen behoefte om te veranderen.
Mensen met persoonlijkheidsstoornissen beschouwen hun eigenschappen als egosyntoon,
ofwel als een natuurlijk deel van henzelf. Daarom worden mensen met
persoonlijkheidsstoornissen vaker door anderen onder de aandacht van psychologen
gebracht.
Mensen met een stemmingsstoornis of angststoornis beschouwen hun afwijkingen als
egodystoon. Zij zien hun gedrag niet als deel van hun eigen identiteit en daardoor is de kans
groter dat zij hulp gaan zoeken.
De DSM-5 verdeelt mensen met persoonlijkheidsstoornissen in drie clusters:
- Cluster A: Mensen met vreemd of excentriek gedrag. Deze groep bestaat uit mensen
met paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornissen.
- Cluster B: Mensen met overmatig dramatisch, emotioneel of labiel gedrag. Deze
groep bestaat uit mensen met antisociale, borderline, histrionische (voorheen
theatrale) en narcistische persoonlijkheidsstoornissen.
- Cluster C: Mensen die door hun gedrag vaak nerveus of angstig lijken. Deze groep
bestaat uit mensen met ontwijkende, afhankelijke en obsessieve compulsieve
persoonlijkheidsstoornissen.
Overigens hebben mensen met persoonlijkheidsstoornissen dikwijls ook andere
diagnosticeerbare psychische stoornissen.
Borderline-persoonlijkheidsstoornis:
Borderline wordt gekenmerkt door een reeks gedragsmatige, emotionele en
persoonlijkheidskenmerken. De kern is een diepgaand patroon van instabiliteit in de relaties,
het zelfbeeld en de stemming, en een gebrek aan controle over impulsen. Mensen met een
borderline-persoonlijkheidsstoornis zijn meestal onzeker omtrent hun persoonlijke identiteit,
hun waarden, doelen, carrière en misschien zelf hun seksuele geaardheid. Deze instabiliteit
van het zelfbeeld of de persoonlijke identiteit geeft hun knagende gevoelens van leegte en
verveling, Ze kunnen er niet tegen om alleen te zijn en zullen wanhopige pogingen doen om
gevoelens van verlating te vermijden. Door hun angst voor verlating gaan ze zich
vastklampen en worden ze veeleisend in hun sociale relaties, maar door hun
vasthoudendheid duwen ze vaak de mensen weg van wie ze afhankelijk zijn. Tekenen van
afwijzing kunnen hen woedend maken, waardoor de relatie nog meer onder druk komt te
staan. Hun gevoelens jegens anderen zijn daardoor intens en wisselend. Ze springen tussen
,extremen can ophemelen en verachting. Ze beschouwen mensen meestal als helemaal
goed of helemaal slecht en schieten plotseling van het ene naar het andere uiterste.
Daardoor wisselen ze vaak van partner in een reeks korte en stormachtige relatie.
Aangenomen wordt dat borderline in westerse landen meer voorkomt. De stoornis wordt bij
vrouwen vaker gediagnosticeerd. Instabiele stemmingen vormen een centraal kenmerk van
borderline persoonlijkheidsstoornis. Mensen met borderline hebben stemmingswisselingen
die kunnen variëren van woede en prikkelbaarheid tot depressie en angst. Ze worden
verscheurd door intense emotionele pijn en chronische gevoelens van woede. Vaak hebben
ze ook moeite om hun woede te beheersen. Een van de eigenschappen van borderline is de
moeite om emoties te reguleren. Vaak ontbreekt het vermogen om de activiteiten zorgvuldig
te plannen, handelt men impulsief en zonder de consequenties te overzien. Het impulsieve
en onvoorspelbare gedrag is vaak zelfdestructief en kan automutilatie en suïcidale neigingen
of opgingen omvatten.
Borderline wordt meestal in de vroege jeugd gediagnosticeerd, hoewel tekenen van de
stoornis vaak duidelijker in de adolescentie gezien worden. Vaak is er sprake van
traumatische ervaringen in de jeugd, zoals het verlies van een ouder of scheidingen,
mishandeling, verwaarlozing of getuige zijn van geweld. Therapeuten ervaren deze
categorie cliënten vaak als moeilijk. Ze eisen veel ondersteuning, handelen suïcidaal om
steun te krijgen of stoppen voortijdig met de therapie.
Stoornissen in het gebruik van middelen:
Afhankelijkheid, misbruik en verslaving vallen onder stoornissen in het gebruik van
middelen. Je kan stimulerende middelen, verdovende middelen of bewustzijnsveranderende
middelen gebruiken. Sommige middelen werken op meerdere manieren.
Risicofactoren:
- Erfelijke factoren (met name bij alcoholgebruik)
- Persoonsgebonden factoren, zoals het gebruik van andere middelen of het hebben
van een andere psychiatrische aandoening.
- Omgevingsfactoren, zoals een instabiele gezinssituatie of de invloed van vrienden en
leeftijdsgenoten.
Etiologie en pathofysiologie:
Een stoornis in het gebruik van middelen ontstaat als gevolgen van een complex samenspel
tussen bovengenoemde risicofactoren, het soort middel en de beschikbaarheid ervan. Soms
gebruikt de zorgvrager het middel om nare emoties, zoals angst en verdriet, of lichamelijke
klachten te dempen. Aanvankelijk geeft het gebruiken van het middel een prettig gevoel door
een direct effect op het beloningssysteem van de hersenen.
Symptomen en diagnostiek:
Als de zorgvrager voldoet aan 2-3 criteria, heeft hij volgens de DSM-5 een milde stoornis in
het gebruik van middelen.
- Vaker en in grote hoeveelheden gebruiken dan het plan was.
- Mislukte pogingen om te minderen of te stoppen.
- Gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd.
- Sterk verlangen om te gebruiken.
, - Door gebruik tekortschieten op het werk, op school of thuis.
- Blijven gebruiken, ondanks het feit dat het gebruik problemen op relatiegebied met
zich meebrengt.
- Door gebruik hobby’s, sociale activiteiten of werk opgeven.
- Voortdurend gebruik zelf wanneer dit gevaar oplevert.
- Voortdurend gebruik, ondanks weten dat het gebruik lichamelijke of psychische
problemen mee neemt.
- Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen.
- Het optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer
van de stof te gebruiken.
Behandeling:
De behandeling hangt onder andere af van de ernst van de stoornis. De behandeling kan
ambulant plaatsvinden of in een instelling. Bij een deel van de zorgvragers moet detoxificatie
(ontgifting) plaatsvinden. Medicatie kan worden gegeven als vervanging van een middel, om
te ontgiften en om te verlangen naar het middel te remmen. Psychologische behandeling
kan variëren van motiverende gespreksvoering tot cognitieve gedragstherapie.
Complicaties en prognose:
De complicaties en prognose hangen af van de ernst van het gebruik en van het soort
middel. Door gebruik van het middel kunnen lichamelijke complicatie optreden, zoals
ondervoeding, een CVA of het syndroom van Korsakov. Bij het syndroom van Korsakov
treden ernstige geheugenstoornis op als gevolgen van hersenbeschadiging door een tekort
aan vitamine B. Ook kan het sociaal maatschappelijke gevolgen hebben, financiële en
psychiatrische problemen.
Persoonlijkheid:
Een stabiel patroon van omgaan met jezelf en anderen, waaraan iemand herkenbaar is,
over alle situaties heen, noemen wij een Persoonlijkheidsstijl.
Aan een persoonlijkheid stijl herken je iemand, het is een eigen manier die herkenbaar is.
Iedereen heeft bepaalde persoonlijkheidstrekken, die soms lastig maar ook nuttig en grappig
kunnen zijn. Hangt af van de situatie. Zolang je je stijl maar flexibel kunt aanpassen aan de
situatie. Afhankelijk van de situatie passen wij onze persoonlijkheid stijl aan.
Normale mensen bestaan niet. Iedereen heeft zo zijn eigenaardigheden, zolang als mens er
maar goed mee weet om te gaan. Normaliteit is verdunde pathologie.
Wanneer wordt een persoonlijkheidsstijl een persoonlijkheidsstoornis?
Als je persoonlijkheid, de wijze van omgaan met jezelf en anderen, je in de weg gaat zitten,
gaat leiden tot problemen in de omgang met anderen, studie-en werkproblemen of
relatieproblemen.
Persoonlijkheidsstoornis:
Wordt gekenmerkt door een diepgeworteld star omgangs-waarnemings- en denkpatroon dat
kan leiden tot ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren. Het vermogen om
verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen gedrag is gestoord. Er is een beperkte kijk op
zichzelf, de omgeving en de wereld om hen heen.