Samenvatting arbeidsovereenkomstenrecht
- Week 1
Hoofdstuk 1 De arbeidsovereenkomst
1.1 De overeenkomst
Een verbintenis tot het verrichten van arbeid kan ook op andere grondslag berusten. Zo
bestaat er geen arbeidsovereenkomst met degene die ingevolge een werkstraf arbeid
verricht. Kinderen die in de onderneming of huishouden van hun ouders werkzaam zijn, doen
dat ook niet op grond van een overeenkomst.
Een bepaalde arbeidsprestatie wordt in de regel op grond van één arbeidsovereenkomst
verricht. Een werknemer kan deze arbeidsprestatie bij verschillende werkgevers een
arbeidsovereenkomst mee aangaan. Indien de 2de overeenkomst enkel dient om de
werknemer extra voordelen te verschaffen die samenhangen met de 1ste overeenkomst, dan
is bij beëindiging van de 1ste overeenkomst ook het einde van de ‘accessoire
arbeidsovereenkomst’ geïmpliceerd.
1.2 Totstandkoming en geldigheid van de overeenkomst
De arbeidsovereenkomst komt tot stand door wilsovereenstemming, derhalve door aanbod
en aanvaarding art. 6:217 BW. Een aanbod tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst
kan worden herroepen, tenzij het een termijn voor de aanvaarding inhoudt of de
onherroepelijkheid op een andere wijze uit het aanbod volgt art. 6:219 BW. Herroeping is
slechts mogelijk zolang het niet door de wederpartij is aanvaard. Niet uitgesloten is dat een
beroep van degene die het aanbod heeft gedaan op het niet tijdig aanvaarden van het
aanbod, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In zo’n geval
komt er toch een arbeidsovereenkomst tot stand.
Een arbeidsovereenkomst komt tot stand op het moment dat partijen wilsovereenstemming
bereikt over alle elementen van die overeenkomst die door hen als essentieel worden
beschouwd. De partij die de onderhandelingen voor dat moment afbreekt, kan schadeplichtig
zijn wanneer bij de wederpartij het gerechtvaardigde vertrouwen is opgewekt dat een
overeenkomst tot stand zou komen.
Een arbeidsovereenkomst en de gemaakte afspraken daarover kunnen nietig zijn wegens
strijd met de wet, de openbare orde of de goede zeden art. 3:40 BW. Zij kan vernietigd
worden wegens bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden art. 3:44 BW en
wegens dwaling art. 6:228 BW.
1.3 Elementen arbeidsovereenkomst
De arbeidsovereenkomst is gedefinieerd in art. 7:610 BW. De wettelijke definitie heeft de
volgende elementen:
a) De werknemer verbindt zich arbeid te verrichten;
b) De werkgever verbindt zich loon te betalen;
c) De werknemer verricht de arbeid in dienst van de werkgever.
Het artikel bevat daarnaast nog de woorden ‘gedurende zekere tijd’. Deze woorden hebben
geen zelfstandige onderscheidende kracht. Er bestaat niet een zekere minimumduur om van
een arbeidsovereenkomst te kunnen spreken. Het duurelement kan wel praktische betekenis
,hebben in die gevallen waarin het element in dienst weinig reliëf heeft. Hoe korter de looptijd,
hoe sterker in zo’n geval de aanwijzing dat van een arbeidsovereenkomst geen sprake is.
1.3.1 Arbeid
Indien de werknemer niet is verplicht arbeid te verrichten, bestaat er geen
arbeidsovereenkomst. Arbeid moet ruim worden opgevat. Zelfs het louter aanwezig zijn op
de werkplek kan als arbeid kwalificeren, zoals bij slaapdiensten.
De arbeid moet van waarde zijn voor de wederpartij. Is de arbeid echter primair gericht op
het uitbreiden van eigen kennis en ervaring van de werknemer, zoals bij de
stageovereenkomst, dan is de overeenkomst geen arbeidsovereenkomst. Beslissend is of
het verrichten van de werkzaamheden van de stagiair in overwegende mate in het belang is
van de opleiding die deze volgt arrest Hesseling / Stichting De Ombudsman. De enkele
omstandigheid dat in de loop van de uitvoering van een leerovereenkomst het accent
geleidelijk meer komt te liggen op productieve arbeid voor de patroon, behoeft niet te
betekenen dat de rechtsverhouding tussen partijen stilzwijgend wordt omgezet in een
arbeidsovereenkomst. De aard van de leer- of stageovereenkomst brengt mee dat de
leerling steeds meer productieve arbeid gaat verrichten.
De vrijheid van de wederpartij van de opdrachtgever om al dan niet op het werk te
verschijnen en opdrachten te aanvaarden, sluit op zichzelf niet uit dat er sprake is van een
arbeidsovereenkomst. Wel vormt deze vrijheid een indicatie voor de afwezigheid van een
dergelijke overeenkomst. Of desalniettemin is voldaan aan de vereisten van 7:610, hangt af
van de verdere omstandigheden van het geval, waarbij in het bijzonder van belang is wat
geldt indien betrokkene wel op het werk verschijnt en een opdracht tot werk aanvaardt, en de
frequentie waarmee, en de duur waarvoor dat doorgaans geschiedt arrest Deliveroo. Wordt
slechts incidenteel gebruikgemaakt van de vrijheid van komen en is de werkende gehouden
eenmaal aangevangen werkzaamheden af te maken, dan staat deze vrijheid als regel niet in
de weg aan de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst.
Uitgangspunt is dat de werknemer de arbeid zelf verricht art. 7:659 lid 1 BW. De vrijheid om
zich te laten vervangen is op zichzelf niet onverenigbaar met het bestaat van een
arbeidsovereenkomst. Of deze omstandigheid meebrengt dat niet aan de omschrijving van
7:610 is voldaan, hangt volgens de HR af van de verdere omstandigheden van het geval.
Daarbij is onder meer van belang of in de praktijk daadwerkelijk meer dan incidenteel gebruik
wordt gemaakt van de vervangingsmogelijkheid en onder welke voorwaarden de
opdrachtgever daarvoor toestemming verleent arrest Deliveroo. Wanneer de
opdrachtnemer zich min of meer structureel door iemand anders kan laten vervangen, en hij
dus de mogelijkheid heeft tegelijkertijd voor diverse opdrachtgevers arbeid te verrichten, zal
de overeenkomst als regel niet als arbeidsovereenkomst kwalificeren.
Slechts natuurlijke personen kunnen werknemers in de zin van 7:610 zijn. Een
managementovereenkomst met een bv is dan geen arbeidsovereenkomst. Dit sluit niet uit
dat de bestuurder van de bv zich persoonlijk jegens de opdrachtgever kan verbinden arbeid
te verrichten. Is de overeenkomst van de bv slechts een papieren constructie, dan zal toch
het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen bestuurder en opdrachtgever worden
geconcludeerd arrest PGGM / Stichting Thuiszorg Rotterdam.
1.3.2 Loon
Een contractuele relatie is slechts een arbeidsovereenkomst, indien voor de verrichte arbeid
loon verschuldigd is. Onder loon in de zin van 7:610 is te verstaan de door de werkgever
verschuldigde contraprestatie voor de arbeid, die in iets anders dan in pensioen bestaat. De
naam die de partijen aan de tegenprestatie toekennen, doet niet ter zake.
,Veelal zal loon in geld worden vastgesteld. Kost en inwoning, vrije woning, onderricht en
andere verstrekkingen in natura zijn ook als loon te beschouwen indien het verschaffen
daarvan rechtstreeks uit de arbeidsovereenkomst voortvloeit en tegenprestatie de arbeid
vormt. De wet geeft geen limitatieve opsomming van geoorloofde loonvormen, maar daaruit
mag niet worden afgeleid dat geen sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst indien
partijen een tegenprestatie in andere vorm zijn overeengekomen.
1.3.3 In dienst
Een dienstverband zal inhouden dat de dienstverrichter, de werknemer, aan een zeker gezag
van de wederpartij, de werkgever, is onderworpen. De laatste kan aan de dienstverrichter
bindende instructies geven. Dit is de gezagsverhouding zoals kenmerkend is voor de
arbeidsovereenkomst.
De bevoegdheid van de werkgever om aanwijzingen te geven hoeft niet betrekking te
hebben op de inhoud van de bedongen arbeid. De aard van de werkzaamheden kan
meebrengen dat degene die de arbeid verricht, bij de uitvoering van zijn taken een grote
mate van vrijheid geniet. Hierbij geldt dat de werkzaamheden desalniettemin in loondienst
kunnen worden verricht. Aan het gezagselement zal dan zijn voldaan, als de werkgever
bevoegd is aanwijzingen te geven ter bevordering van de goede orde binnen de
onderneming of het werkverband.
Het enkele feit dat de werktijden contractueel zijn vastgelegd, is ontoereikend voor het
aannemen van een gezagsverhouding. Daarvoor is ten minste vereist enigerlei zeggenschap
over de wijze waarop binnen die werktijden de werkzaamheden dienen te worden verricht.
1.3.4 De afbakening met de overeenkomst van opdracht
De drie elementen van 7:610 lid 1 moeten in een contractuele arbeidsverhouding aanwezig
zijn om te kunnen spreken van een arbeidsovereenkomst. Ontbreekt een element, dan zal
de overeenkomst gewoonlijk als een overeenkomst van opdracht moeten worden
aangemerkt.
In arrest Groen / Schroevers formuleerde de HR als uitgangspunt dat partijen die een
overeenkomst sluiten die strekt tot het verrichten van werk tegen betaling, deze
overeenkomst op verschillende wijze kunnen inrichten. Welke rechten en verplichtingen
tussen partijen hebben te gelden, wordt volgens het arrest bepaald door hetgeen hun bij het
sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze
waarop zij de overeenkomst feitelijk hebben uitgevoerd en aldus daaraan inhoud hebben
gegeven.
Er wordt belangrijke betekenis gehecht aan de bedoeling van partijen bij het aangaan van de
overeenkomst. De HR heeft in arrest X / Gemeente Amsterdam te kennen gegeven dat zijn
overwegingen niet zo gelezen mogen worden. Niet van belang is of partijen ook de bedoeling
hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst kunnen
laten vallen. Zij kunnen zich niet aan het wettelijke regime onttrekken enkel door hun
overeenkomst van opdracht of aanneming van werk te noemen. Andersom, als een
overeenkomst als arbeidsovereenkomst wordt aangeduid, maar in de uitvoering niet de
strekking heeft dat arbeid wordt verricht, kan dan niet als arbeidsovereenkomst worden
gekwalificeerd. X / Gemeente Amsterdam verduidelijkt dat de bedoeling van partijen slechts
van belang is bij de vaststelling van de inhoud van de overeenkomst (de uitlegfase). Zij
speelt geen rol in de daaropvolgende fase (de kwalificatiefase), waarin beoordeeld moet
worden of sprake is van een arbeidsovereenkomst.
In de kwalificatiefase is niet één enkel kenmerk van de contractuele relatie beslissend. Of
een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt af van alle
, omstandigheden van het geval in onderling verband bezien. Het gaat om het totale plaatje. In
arrest Deliveroo heeft de HR een niet-limitatieve opsomming gegeven van voor de
kwalificatie relevante gezichtspunten. Van belang zijn onder meer:
- De aard en duur van de werkzaamheden;
- De wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
- De inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verrichten in de
organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden
verricht;
- Het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
- De wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is
gekomen;
- De wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
- De hoogte van deze beloningen;
- Of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt; en of hij
zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen.
De HR voegt aan bovenstaande gezichtspunten nog toe dat het gewicht dat bij de
kwalificatie toekomt aan contractuele bedingen mede afhangt van de mate waarin dat beding
daadwerkelijk betekenis heeft voor de partij die de werkzaamheden verricht.
Behoort het werk tot de reguliere bedrijfsvoering van de werkgever, dan is dat een
belangrijke aanwijzing voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, zeker wanneer de
wijze van uitvoering van de werkzaamheden niet wezenlijk verschilt van die door reguliere
werknemers.
Heeft de werknemer een grote vrijheid ten aanzien van tijdstip, de plaats en de inhoud van
zijn werkzaamheden, dan is dat een belangrijke indicatie dat we te maken hebben met een
andere overeenkomst. Andere aanwijzingen daarvoor zijn onder meer dat betrokkene zijn
diensten aanbiedt aan diverse opdrachtgevers, de mogelijkheid anderen het werk te laten
uitvoeren, etc. De beschreven benadering geldt niet alleen wanneer partijen zelf twisten over
de vraag of tussen hen een arbeidsovereenkomst bestaat, maar ook wanneer een derde
betoogt dat de tussen partijen bestaande rechtsverhouding als arbeidsovereenkomst moet
worden aangemerkt. Ook als het gaat om de loonbelasting en de sociale
werknemersverzekeringen worden dezelfde criteria gehanteerd arrest De Gouden Kooi.
1.3.5 Rechtsvermoeden
Is onduidelijk hoe de relatie van partijen moet worden gekwalificeerd, dan kan art. 7:610a
BW een rol spelen. Dit artikel bevat een rechtsvermoeden. Het bepaalt dat hij die:
a) Ten behoeve van een ander,
b) Tegen beloning door die ander, en
c) Gedurende 3 opeenvolgende maanden, wekelijks dan wel gedurende ten minste 20
uren per maand arbeid verricht.