Bedrijfseconomie examenstof
Hoofdstuk 1: basisvaardigheden
Bij bedrijfseconomie gaat het over het gedrag van individuele ondernemingen.
Commerciële organisaties: het doel is het behalen van winst
● Banken, fabrieken en winkels
Niet-commerciële organisaties: het behalen van winst is niet het doel
● Sportverenigingen, milieu-organisaties en consumenten organisaties
Hoofdstuk 2: basisrekenvaardigheden
Procent: 1/100
Promillage: 1/1000
Ongewogen gemiddelde: berekenen we door de verschillende waarden op te tellen en te
delen door het aantal waarden
Gewogen gemiddelde: we vermenigvuldigen de verschillende waarnemingen met het
gewicht en delen het daarna door de som van de gewichten
Indexcijfer: een verhoudingsgetal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is
veranderd t.o.v. een afgesproken tijdstip
● Het tijdstip waarmee je vergelijkt noem je "het basisjaar", die is gelijk aan 100
Formules:
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde van de omzet (verkoopprijs - inkoopprijs)
Nettowinst = brutowinst - overige kosten
Indexcijfer = (waarde lopende jaar / waarde basisjaar) x 100
Indexcijfer omzet = (prijsindex x hoeveelheidsindex) / 100
Hoofdstuk 3: balans, winst-en-verliesrekening en liquiditeit
Een balans is een overzicht van alle bezittingen, schulden en het eigen vermogen van een
onderneming op een bepaald moment. De bedragen zijn inclusief btw.
● Debetzijde: bezittingen
➔ Vaste activa: kapitaalgoederen die meer dan één productieproces of meer
dan een jaar meegaan, zoals: grond, terreinen, gebouwen, machines, auto's
en inventaris
➔ Vlottende activa: kapitaalgoederen die maar één productieproces of minder
dan een jaar meegaan, zoals: voorraden en debiteuren
➔ Liquide middelen: de middelen waarmee we kunnen betalen, zoals tegoeden
bij de bank en het bedrag in kas
● Creditzijde: schulden
➔ Eigen vermogen: permanent vermogen dat de eigenaar zelf in de
onderneming inbrengt, blijvend beschikbaar voor de onderneming
➔ Lang vreemd vermogen: schulden met een looptijd van langer dan een jaar,
zoals de hypothecaire lening
, ➔ Kort vreemd vermogen: schulden met een looptijd korter dan een jaar, zoals
crediteuren of in het rood staan bij de bank
Debiteuren: klanten van wie nog geld ontvangen moet worden, maar aan wie al wel
geleverd is
Crediteuren: leveranciers van wie de goederen zijn ontvangen, maar die we nog wel
moeten betalen
Inventaris: verschillende posten van de vaste activa op een hoop
Vreemd vermogen moet worden terugbetaald (afgelost) en het leidt tot het betalen van rente
(interest). Het is in tegenstelling tot eigen vermogen tijdelijk vermogen.
Op de winst- en verliesrekening (resultatenrekening) komen alle kosten (verliezen) en
opbrengsten (winsten) te staan over een bepaalde periode. De bedragen zijn exclusief btw.
● Scrontovorm: naast elkaar
➔ Links staan kosten, rechts opbrengsten
➔ Nettowinst komt links onder de kosten (opbrengsten - kosten)
➔ Nettoverlies komt rechts onder de opbrengsten
● Paginavorm: onder elkaar
➔ Omzet - inkoopwaarde = brutowinst, daaronder brutowinst - kosten =
nettowinst
In de liquiditeitsbegroting maken we een overzicht van de verwachte ontvangsten en
uitgaven. De bedragen zijn inclusief btw. Er komen geen afschrijvingskosten op deze
begroting.
● Bovenaan staan de ontvangsten, daaronder de uitgaven, door deze van elkaar af te
halen krijg je het eindsaldo
➔ Ontvangsten: debiteuren, contante verkopen, kasstorting en
beleggingsopbrengsten
➔ Uitgaven: privéopnamen, aflossing lening, diverse betaalde kosten,
kasstorting, crediteuren, lonen, winstuitkering, omzetbelasting, vakantiegeld,
sociale lasten, rente, diversen, huur-/leasekosten, af te dragen btw, inkoop
materialen, interestkosten
Hoofdstuk 5: verzekeren, sparen en lenen
Bij een verzekering verplicht de verzekeraar zich om tegen ontvangst van een premie de
verzekerde schadeloos te stellen wegens een verlies, schade of gemis van verwacht
voordeel door een onzeker voorval.
● Schadeverzekering: verzekering waarbij de uitkering door de verzekeraar afhankelijk
is van de geleden schade, zoals: aansprakelijkheidsverzekering, brandverzekering,
transportverzekering, bedrijfsschadeverzekering, rechtsbijstandsverzekering
● Sommenverzekering: verzekering waarbij de uitkering door de verzekeraar
afhankelijk is van het moment dat verband houdt met het leven of sterven van een
bepaald persoon, zoals: levensverzekering, lijfrenteverzekering, uitvaartverzekering,
overlijdensrisicoverzekering
Over premie en bijkomende kosten betalen we 21% assurantiebelasting.
, Polis: akte waarin de verzekeringsovereenkomst wordt opgenomen.
Verzekerde som: de waarde waarvoor alle goederen verzekerd zijn
Gezonde waarde: de waarde van alle verzekerde goederen op het moment voordat de
schade ontstaat
Sparen: een deel van je inkomen niet uitgeven en het opzij zetten voor later
● Als je geld op een spaarrekening bij een bank zet, krijg je rente over het gespaarde
bedrag. Dit is een beloning voor het beschikbaar stellen van vermogen.
➔ Rentepercentage is afhankelijk van: looptijd, hoogte van het spaarbedrag en
de ontwikkeling op financiële markten
➔ Spaarrisico's: kans op faillissement van de bank, koopkrachtvermindering als
het inflatiepercentage hoger is dan het rentepercentage
Lenen: je leent geld van bijvoorbeeld de bank en moet vervolgens rente betalen over het
geleende bedrag
● Bij een lening betaal je aflossing (het geleende bedrag wordt in delen terugbetaald)
en rente/kredietkosten (vergoeding die je moet betalen, omdat je geld van een ander
hebt gebruikt).
Consumptief krediet: is bestemd voor particulieren voor consumptieve doeleinden, zoals
de aankoop van een auto of een televisie, een verbouwing van de woning, etc.
➔ Doorlopend krediet: bank en consument spreken af dat de consument krediet mag
opnemen tot een bepaald bedrag dat in een bepaalde tijd terugbetaald moet worden.
Afgeloste bedragen kunnen opnieuw worden opgenomen en de consument hoeft niet
steeds opnieuw afsluitkosten te betalen. De bank heeft weinig zekerheid.
➔ Persoonlijke lening: een lening aan de bank voor een bepaald doel. De consument
neemt het hele bedrag ineens op en de afgeloste bedragen mag hij niet opnieuw
opnemen. Het is erg overzichtelijk.
➔ Koop en verkoop op afbetaling: de koopprijs van een roerende zaak wordt betaald in
termijnen.
➔ Huurkoop: bij huurkoop blijft de verkoper eigenaar totdat de laatste termijn is betaald.
Er is meer zekerheid voor de verkoper.
Formules:
Verzekeringsbreuk = (verzekerde som / gezonde waarde)
> 1 oververzekering
< 1 onderverzekering
Schade-uitkering = verzekeringsbreuk x schadebedrag