Hoofdlijnen in het
recht
, Hoofdlijnen in het Nederlands recht
Hoofdstuk 1 terreinverkenning:
Het recht heeft verschillende functies, om precies te zijn 4 verschillende. Als
eerst heb je de gedragsregels, hiervan vindt iedereen dat ze moeten worden
nageleefd en opgevolgd. De gedragsregels (normen) vinden we in moreel
opzicht zo belangrijk dat ze schriftelijk worden vastgelegd. Als ze worden
overtreden staat er een straf tegenover. Het zijn daarom niet alleen ethische
normen maar ook rechtsnormen. Als tweede heb je geschil oplossende functie.
Dit houdt in dat in Nederland de rechtbank iemand straft i.p.v. Dat iemand het
recht in eigen handen neemt. De derde functie is staat in art. 7:10 lid 1 BW. Als
je iets koopt maar nog niet betaald heb, maar toch maak je het kapot. Moet je
toch het aankoop bedrag betalen. Het betreft hier de additionele (aanvullende)
functie van het recht. Als partijen vergeten zijn op een bepaalde punt afspraken
te maken, geeft het recht aan welke regel geldt. Tenslotte wordt gewezen op
instrumentele functie. Een goed voorbeeld zijn de verkeersregels.
Er zijn in Nederland verschillende rechtsbronnen. Ook dit zijn er 4 in totaal.
1. De wet
2. Het verdrag
3. Jurisprudentie
4. De gewoonte
In de wet staat alles wat strafbaar is. Er zit verschil tussen verschillende wetten.
Er is verschil tussen wet in formele zin en een wet in materiële zin. Er zijn wetten
op basis van privaatrecht. Het privaatrecht valt uiteen in twee deelgebieden, het
personen- en familierecht en het vermogensrecht. Het personen- en familierecht
regelt zaken als geboorte, huwelijk, geregistreerd partnerschap, echtscheiding,
adoptie, ondercuratelestelling en de regeling van vermogen tussen echtgenoten.
Dit staat voornamelijk in het burgerlijk wetboek. Het BW bestaat uit 9
verschillende boeken.
1. Boek personen- en familierecht
2. Boek rechtspersonen
3. Boek vermogensrecht in het algemeen
4. Boek erfrecht
5. Boek zakelijke rechten
6. Boek algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
7. Boek bijzondere overeenkomsten
8. Boek verkeersmiddelen en vervoer
10. Boek internationaal privaatrecht
In het staatsrecht staat alles geschreven over de Nederlandse overheid. De
grondwet is een ander belangrijk deel van de Nederlandse wet. Daarnaast
hebben we ook het bestuursrecht.
Rechtsgebieden Wetten
Personen- en BW 1
familierecht
Privaatrecht Vermogensrecht BW 3,5 en 6
Ondernemingsrecht BW 2
Publiekrecht Strafrecht Wb strafrecht, Wb
strafvordering
Staatsrecht Grondwet, organieke wet
, Bestuursrecht AWB
Decentrale wetgevers treffen we onder meer aan op provinciaal en gemeentelijk
niveau.
Er is een rangorde tussen verschillende organen. Ook zijn er 3 regels die gelden.
De eerste reden is dat de hogere regels gaan boven lagere regels. Bijzondere
regels gaan boven algemene regels. De laatste regel is dat jongere regels boven
oudere regels gaan.
Formele zin en materiële zin
Wetten kun je ook onderscheiden in een wet in formele zin en een wet in
materiële zin. Een wet in formele zin is een wet die tot stand is gekomen door
regering en Staten-Generaal gezamenlijk, de nationale wetgever dus. Ieder
product van deze wetgever wordt met uitsluiting van alle andere daden van
wetgeving, een formele zin genoemd. Een wet in materiële zin is iedere regeling
van een wetgever die geschreven is voor een onbepaald aantal en dus niet bij
naam genoemde personen.
Verdragen
Ook verdragen behelzen rechtsregels. Deze regels noemen we
verdragsbepalingen. Een verdrag is een afspraak, een overeenkomst, gesloten
door twee of meer staten. Een verdrag tussen twee landen heet een bilateraal
verdrag. Zijn er meer dan twee landen heet het een multilateraal verdrag.
Jurisprudentie
Jurisprudentie betekent rechtsspraak. Een vonnis wordt als hoofdregel door de
rechtbank gegeven. Een arrest wordt gewezen door een gerechtshof en de hoge
raad. Rechtbank, gerechtshof en hoge raad zijn vooral actief op het terrein van
privaatrecht.
Interpretatiemethoden
Er zijn verschillende interpretatiemethoden.
1. grammatica interpretatiemethode, bij de uitleg van een woord knoopt de
rechter aan bij de betekenis die het heeft in het alledaagse spraakgebruik.
2. de wetshistorische interpretatiemethode, de rechter beroept zich bij dit
hulpmiddel op een passage uit de parlementaire geschiedenis van de
betreffende wet.
3. de anticiperende interpretatiemethode, bij het formuleren van zijn regel
baseert de rechter zich in dit geval op toekomstig recht, op bijna-recht dus.
4. de rechtsvergelijkende interpretatiemethode, als de rechter de
rechtsvergelijkende interpretatiemethode hanteert, verwijst hij bij de
beantwoording van de vraag hoe je een vraag woord of onduidelijke zin in een
(Nederlandse) wet moet lezen, naar een buitenlandse rechtsstelsel waarin de
betreffende materie ook is geregeld.
5. de systematische interactiemethode, als de rechter de systematische
interpretatiemethode toepast, legt hij een woord of zinsnede uit een wettelijke
bepaling uit aan de hand van de regeling waarvan de bepaling onderdeel
uitmaakt.
6. de teleologische interpretatiemethode, bij de theologische
interpretatiemethode doet de rechter een beroep op de bedoeling die de
wetgever met de regeling heeft gehad. Met een beroep op deze bedoeling, geeft
hij dan invulling aan woorden in de tekst die niet geheel duidelijk zijn.
7. overige interpretatiemethodes, in vooral het privaatrecht zijn ten slotte nog
twee interpretatiemethodes van belang. De eerste is dat rechters hun uitleg van