100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
samenvatting Anatomie en Fysiologie van de mens 4de druk, H2 tm H18 €8,49
In winkelwagen

Samenvatting

samenvatting Anatomie en Fysiologie van de mens 4de druk, H2 tm H18

2 beoordelingen
 8 keer verkocht

Volledige samenvatting van het boek Anatomie en Fysiologie van de mens 4de druk, Ludo Gregoire. Te gebruiken voor de opleiding voeding en diëtetiek en overige opleidingen in de gezondheidszorg.

Voorbeeld 4 van de 98  pagina's

  • Ja
  • 7 november 2017
  • 98
  • 2017/2018
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (1)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: saskiahartemink • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: ingevleugels • 6 jaar geleden

Overzichtleijk en duidelijk fijn

reply-writer-avatar

Door: laurabergmans • 6 jaar geleden

Bedankt voor je beoordeling

avatar-seller
laurabergmans
Samenvatting Anatomie en fysiologie van de mens (4de druk)


2. Cellen

2.1 Metabolisme

Metabolisme is het geheel van biochemische reacties in levende cellen. Anabole reacties

(assimilatiereacties) zijn nodig voor de bouw van lichaamseigen stoffen. Deze stoffen worden gebruikt

voor opslag, groei, herstel en onderhoud van de weefsels.

Bij katabole reacties (dissimilatiereacties) vindt afbraak van stoffen plaats. Hierbij komt chemische

energie vrij. Aerobe dissimilatie (verbranding met zuurstof) in de cel heet celademhaling.

De energie die bij dissimilatiereacties vrijkomt wordt in ATP (adenosinetrifosfaat) vastgelegd.

De cel kan grote hoeveelheden ATP maken. Zodra ergens in de cel energie nodig is wordt ATP omgezet

in ADP (adenosinedifosfaat) en komt er een portie energie vrij.

Alle stofwisselingsreacties vinden plaats met behulp van enzymen.

Enzymen:

• worden door het lichaam zelf gemaakt;

• zijn altijd eiwitten;

• katalyseren (versnellen) alle biochemische reacties die in de cel plaats moeten vinden;

• zijn reactiespecifiek: voor elk soort reactie bestaat een specifiek enzym;

• hebben een kenmerkende optimumtemperatuur en optimumzuurgraad;

• worden bij de reacties zelf niet verbruikt en zijn dus telkens weer inzetbaar;

• hebben vaak een co-enzym ('hulp-enzym') nodig om werkzaam te zijn.



2.2 Bouw van de cel

De cel is de kleinste bouwsteen van het lichaam en tegelijk de kleinste functionele stofwisselingseenheid

van het lichaam.

De cel bevat cytoplasma en wordt omgeven door de celmembraan. Het cytoplasma bestaat uit een

waterige substantie (cytosol) met daarin veel opgeloste stoffen. In het cytoplasma bevinden zich

organellen: structuren met een specifieke bouw en functie.

De uiterst dunne celmembraan bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden en is vloeibaar en

waterafstotend.

Belangrijke structuren in de celmembraan zijn:

• cholesterolmoleculen;

• membraanporiën;

• receptoreiwitten;

• glycocalix.

Water en gassen passeren de celmembraan op basis van concentratieverschillen. Dat is passief

transport: de cel speelt er geen actieve rol bij en dit transportproces kost de cel geen energie.

, De meeste stoffen die een cel opneemt of afgeeft worden actief getransporteerd. Actief transport kost de

cel energie in de vorm van verbruik van ATP. Actieve transportmechanismen zijn enzymatische pomp,

ionenpomp en blaasjestransport.

De belangrijkste organellen zijn:

• nucleus (celkern); bevat DNA met erfelijke eigenschappen en met informatie voor de eiwitsynthese in de

cel;

• ribosomen: eiwitsynthese in de cel;

• endoplasmatisch reticulum: transport van eiwitten en aanmaak van vetten;

• golgicomplex: aanmaak en transport van veel verschillende soorten stoffen;

• lysosomen: afbraak van (schadelijke) stoffen;

• mitochondriën: celademhaling en vorming van ATP;

• centrosoom: celdeling.



2.3 De levenscyclus van de cel

De levenscyclus van de cel bestaat uit drie fasen: delingsfase, groeifase en functionele fase. In de

delingsfase vindt mitose plaats: uit een moedercel ontstaan twee identieke dochtercellen.

De mitose verloopt in meerdere fasen. Hierbij worden de chromosomen eerst verdubbeld, zodat na de

splitsing de beide dochtercellen weer het juiste aantal chromosomen (46 = 23 paar) krijgen.

In de groeifase krijgt de cel de afmeting en de samenstelling van de cel waaruit zij door deling is

ontstaan.

In de functionele fase krijgt de nieuwe cel haar bestemming. Afhankelijk van hun bestemming gaan

cellen differentiëren en specialiseren.

Differentiatie is een anatomisch begrip: het krijgen van een bepaalde vorm en afmeting. Specialisatie is

een fysiologisch begrip: het kunnen uitvoeren van speciale taken. Gedifferentieerde en gespecialiseerde

cellen kunnen zich niet meer delen.

Het lichaam heeft veel stamcellen, zij differentiëren en specialiseren niet. Hun functie is om te blijven

delen, zodat dode cellen in het lichaam kunnen worden vervangen.


3. Weefsels

Een weefsel is een verzameling gespecialiseerde cellen met dezelfde bouw en veelal met een

kenmerkende tussencelstof (matrix). Het weefsel is zodanig georganiseerd dat het een of meerdere

specifieke functies kan uitoefenen.

De vier hoofdgroepen weefsels zijn: epitheel (dekweefsel), steunweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel.



3.1 Epitheel

Epitheel (dekweefsel) is een begrenzend weefsel en heeft de volgende kenmerken:

• er is geen tussencelstof;

• de cellen liggen tegen elkaar aan;

• het bevat geen bloedvaten;

,• het heeft een slijtfunctie: cellen sterven af en worden continu nieuw aangemaakt;

• het zit met een dunne laag, de basaalmembraan, vast aan het onderliggend weefsel.

Functies van epitheel zijn: bescherming, transport van stoffen en secretie van stoffen.

Eenlagige epithelen zijn:

• plaveiselepitheel (plaatepitheel, endotheel, mesotheel);

• kubisch epitheel;

• cilindrisch epitheel;

• trilhaarepitheel.

Meerlagige epithelen zijn:

• verhoornend plaveiselepitheel;

• niet-verhoornend plaveiselepitheel;

• overgangsepitheel.

Klierweefsel is ontwikkeld uit ingezonken epitheel en heeft een secretiefunctie. Er zijn exocriene klieren

(klieren met externe secretie) en endocriene klieren (klieren met interne secretie).

3.2 Steunweefsel

Steunweefsels hebben een verbindende, steunende of verzorgende functie. Ze geven steun aan het

lichaam, beschermen de organen en bepalen hun vorm en onderlinge beweeglijkheid.

Steunweefsel bestaat uit cellen met daaromheen een kenmerkende matrix (tussencelstof) die door

gespecialiseerde steunweefselcellen wordt gemaakt. De matrix bepaalt de functie en de vorm van het

betreffende type steunweefsel. Op grond van de matrix zijn er vier typen steunweefsel:

• bindweefsel, dit heeft een elastische, rekbare en soepele matrix;

• kraakbeen, dit heeft een rubberachtige matrix;

• bot, dit heeft een harde matrix;

• bloed en lymfe, dit heeft een vloeibare matrix.

Bindweefsel heeft een geleiachtige matrix die drie typen eiwitvezels kan bevatten: collagene vezels,

elastische vezels en reticulaire vezels. Afhankelijk van de vezelsamenstelling onderscheid je: straf

bindweefsel, elastisch bindweefsel, losmazig bindweefsel, vetweefsel en reticulair bindweefsel.

Bindweefsel bevat:

• fibroblasten (bindweefselcellen), deze onderhouden en produceren de matrix (in reticulair bindweefsel

worden ze reticulumcellen genoemd)

• macrofagen, deze ruimen schadelijke stoffen en dode lichaamscellen op;

• vetcellen (adipocyten), deze slaan vetdruppels op;

• mestcellen (mastocyten), deze spelen een rol bij de afweer

Kraakbeen bestaat uit kraakbeencellen omgeven door een rubberachtige en doorschijnende matrix die is

opgebouwd uit chondrine (kraakbeenlijm) en collagene vezels. De drie typen kraakbeen zijn hyalien

kraakbeen, elastisch kraakbeen en vezelig kraakbeen. Kraakbeen bevat geen bloedvaten.

Botweefsels bestaat uit botcellen en een harde matrix van kalkzouten en collagene vezels. Botweefsel is

gestructureerd in osteonen (botbuizen). Botweefsel is goed doorbloed via de haverskanalen. We

, onderscheiden twee typen botweefsel: compact been en sponsachtig been. Botweefsel wordt continu

afgebroken en weer opgebouwd.

Bloed en lymfe hebben uit een vloeibare matrix en hebben een transportfunctie. Bloed bestaat uit

bloedcellen en bloedplasma. Het stroomt in een gesloten buizensysteem, het bloedvatenstelsel. Lymfe

bestaat voornamelijk uit vocht en leukocyten, afkomstig uit de interstitiële ruimte rondom de

weefselcellen. Lymfe stroomt door het lymfevatenstelsel.



3.3 Spierweefsel

De functie van spierweefsel is beweging. De drie typen spierweefsel zijn: glad spierweefsel,

dwarsgestreept spierweefsel en hartspierweefsel.

Dwarsgestreept spierweefsel is opgebouwd uit veelkernige spiercellen: spiervezels. Deze zijn gevuld met

myofibrillen die uit actine- en myosinefilamenten bestaan. De filamenten kunnen, onder verbruik van

ATP, in elkaar schuiven waardoor de spiercel (en uiteindelijk de hele spier) korter wordt. De

skeletspieren bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel. Ze staan onder invloed van het animale

zenuwstelsel (willekeurig).

Gladde spieren bevinden zich in de wand van de inwendige organen. Ze staan onder invloed van het

vegetatieve zenuwstelsel (onwillekeurig).

Het hart bestaat uit hartspierweefsel. De hartspiercellen werken autonoom doordat ze door een

prikkelautomaat in het hart zelf worden aangestuurd.



3.4 Zenuwweefsel

Zenuwweefsel bestaat voor de helft uit neuronen (zenuwcellen) en de andere helft uit neuroglia

(steuncellen). Neuronen vervoeren impulsen (elektrische stroompjes); neuroglia verzorgen, onderhouden

en beschermen de neuronen.

De functie van zenuwweefsel is impulsgeleiding waardoor animale en vegetatieve functies van het

lichaam uitgevoerd kunnen worden.

Het neuron bestaat uit een groot cellichaam met meerdere tot zeer veel (meestal korte) dendrieten en

één (soms heel lange) axon.

De drie typen neurogliacellen in het centrale zenuwstelsel zijn: astrocyten, oligodendrocyten en

microgliocyten. Neuroglia van het perifere zenuwstelsel bestaat uit één type cellen: de schwanncellen.


4. Topografie

Topografie beschrijft de plaats- en richtingaanduidingen van de lichaamsstructuren. Bij voorkeur wordt

hiervoor de Terminologia Anatomica gebruikt.



4.1 De anatomische houding

De anatomische houding is de internationaal afgesproken uitgangshouding bij topografische

beschrijvingen.

In deze houding:

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper laurabergmans. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 68175 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€8,49  8x  verkocht
  • (2)
In winkelwagen
Toegevoegd