Samenvatting domein 7: taalstructuren en welgevormdheid (28 vragen)
7.1 Fonetiek, fonologie, morfologie, semantiek en lexicologie.
Descriptieve grammatica De grammatica die de taalkundige schrijft van een taal geeft de
kennis van alle sprekers weer
Prescriptieve grammatica Schrijft voor welke vormen van een taal goed zijn en welke
niet, anti-verandering
Gemeenschappelijke eigenschappen van talen Universalia
- Alle talen bestaan uit kleine elementen (klanken, handvormen)
- Alle gesproken talen hebben klinkers en medeklinkers
- In alle talen kan men een bezwering ontkennen, vragen stellen en bevelen geven
- Alle talen hebben woorden voor zwart, wit, donker en licht
Onomatopee(ën) klanknabootsende woorden (kukeleku, niezen, tsjilpen) het woord
weerspiegeld de werkelijke betekenis
Fonetiek technische klankleer, verschil tussen bak en dak, trillingsfrequentie
Fonologie klankleer, welke klanken zijn er/combinaties , hoe klinkt het etc.
Morfologie woordleer, hoe zijn woorden opgebouwd, tafel-tje-s , woord-leer, vervoeging
ww’en
Semantiek betekenisleer, betekenis van woorden, zinnen en combinaties, relaties tussen
woorden
Syntaxis zinsleer, grammatica, welke onderdelen zitten er in zinnen
Pragmatiek gebruik van taal, hoe gebruik je het
Consonant: medeklinker
Vocaal: klinker
Morfeem: een deel van een woord met een eigen betekenis, dat niet in kleine woorddelen
met eigen betekenissen kan worden opgesplitst.
- Vrij morfeem: komt als zelfstandig woord voor. (struik in struikrovers)
- Gebonden morfeem: komt uitsluitend voor in een combinatie met een vrij morfeem (-s
in struikrovers).
Prefix (voorvoegsel): gebonden morfemen die voor een vrij morfeem worden geplaatst.
Suffix (achtervoegsel): gebonden morfemen die achter een vrij morfeem worden geplaatst.
Grafeem: een foneem is een spraakklank die wordt geschreven door middel van de
grafemen. In onze taal is dat een letter of lettercombinatie. Ei, eu oe zijn allemaal grafemen.
Het Nederlands kent 34 verschillende fonemen en we hebben daarvoor 26 letters.
Foneem: de kleinste klankeenheid die een verschil in betekenis uit kan maken. Eenvoudige
voorbeelden van fonemen in de Nederlandse taal zijn de /b/ in /bak/ en de /d/ in /dak/: de /b/
respectievelijk de /d/ zorgen er als enige voor, dat het woord een andere betekenis krijgt, dus
zijn dit fonemen
Allofoon: varianten van hetzelfde foneem (uitspraakverschillen) die geen betekenisverschil
met zich meebrengen. De –k in kit en in kat wordt anders uitgesproken en op een andere
plaats in de mond. Als je de ene –k verandert door de andere k- blijft de betekenis gelijkt.