Dit is een samenvatting van thema 1 van 'biologie voor jou 5V' 5e druk. Hierin komen de volgende paragrafen naar voren: stofwisseling, enzymen, koolstofassimilatie, voortgezette assimilatie & dissimilatie. Daarin zijn de volgende begrippen belangrijk: metabolisme, assimilatie, dissimilatie, organis...
Biologie §2 stofwisseling in cellen
Stofwisseling (metabolisme): het geheel van chemische omzettingsprocessen in de cellen
Enzymen: maken omzettingsprocessen mogelijk
Chemische energie: energie die je krijgt door het eten van energierijke stoffen
Assimilatie: het maken van grote organische moleculen uit kleine moleculen, de organische
moleculen kunnen dienen als: brandstof, reservestof, bouwstof of informatiedrager. In grote
organische moleculen zijn atomen aan elkaar gebonden door energierijke bindingen. Om die tot
stand te brengen is energie nodig
Dissimilatie: de afbraak van
organische moleculen, vaak is de
brandstof voor dissimilatie glucose
Organische stoffen: koolstofverbindingen, ze bevatten een of meer ketens van koolstofatomen. Een
organisch molecuul bevat naast koolstof (C) ook waterstof (H) en vaak zuurstof (O). De
koolwaterstofbinding is energierijk. Ook de elementen stikstof (N), zwavel (S) en fosfor (P) komen
vaak voor. Metaalionen kunnen ook zijn ingebouwd
Anorganische stof: stoffen die niet tot de organische stoffen behoren
Organische stof Anorganische stof
Groot Klein
Veel energie Weinig energie
Veel C-atomen Een of geen C-atomen
Geproduceerd door organismen Komen ook voor in natuur zonder organismen
Glucose C6H12O6: een organische stof met een relatief korte koolstofketen.
C6H12O6 Molecuulformule: van ieder soort atoom is aangegeven hoe vaak ze voorkomen in het molecuul
Structuurformule: hierin is met streepjes
aangegeven welke atomen aan elkaar zijn
gebonden
Dubbele binding: wanneer twee atomen
door twee bindingen aan elkaar zijn
gebonden
Ruimtelijk model
Autotroof: organismen die hun eigen organische stoffen kunnen maken (assimileren)
Koolstofassimilatie: anorganische stoffen CO2 en H2O omzetten in glucose, hiervoor is energie nodig
Fotosynthese: koolstofassimilatie waarbij licht de energiebron is
Heterotroof: krijgen organische moleculen van ander organismen, zij moeten voor de opbouw van
hun cellen voedsel eten
Voortgezette assimilatie: met organische moleculen nog grotere organische moleculen maken. Zo
kan je uit glucose de stoffen vet, koolhydraten, eiwitten en DNA vormen. Voor de voortgezette
assimilatie in autotrofe organismen zijn o.a. mineralen zoals nitraat en fosfaten nodig
Overdracht van stoffen en energie
tussen organismen en het milieu
De horizontale pijlen geven de
uitwisseling van stoffen en energie aan
tussen organismen en het milieu. De
verticale pijlen staan voor de
uitwisseling van CO2 en O2 tussen
koolstofassimilatie en dissimilatie.
, Stofwisselingen waarbij energie nodig is zijn gekoppeld aan ATP (adenosinetrifosfaat): dit wordt
gevormd bij fotosynthese en bij dissimilatie, ze transporteren chemische energie in de cellen. ATP is
een nucleotide, een van de bouwstenen van nucleïnezuren. ATP bestaat uit adenosine en drie
fosfaatgroepen: . In de bindingen tussen de fosfaatgroepen is veel energie vastgelegd. Wanneer
de derde groep fosfaat wordt afgesplitst ontstaat er ADP
(adenosinedifosfaat), de energie die hierbij vrijkomt, kan voor
allerlei levensprocessen gebruikt worden.
ATP kan worden gevormd bij dissimilatiereacties en bij lichtreacties
van de fotosynthese. De energie die daarbij vrijkomt wordt gebruikt
om een derde fosfaatgroep aan ADP te binden. Dat proces heet
fosforylering. Naast verbranding en fotosynthese is er nog een
andere manier op je ADP op te laden. Wanneer er een tekort aan
stoffen is om verbranding of fotosynthese plaats te laten vinden, wordt creatinefosfaat gebruikt. Er
wordt dan een fosfaat van creatinefosfaat afgehaald en als je weer in rust bent, wordt ATP weer
omgezet in ADP door een fosfaat af te staan aan creatine zodat je weer een reserve hebt:
§3, enzymen
Door de omstandigheden die in cellen heersen verlopen veel reacties op zichzelf niet of heel sloom.
Enzymen katalyseren (versnellen) de stofwisselingsreacties zonder er daarbij zelf te worden
verbruikt.
Enzymen zijn opgebouwd uit eiwitten. Daardoor heeft het een ruimtelijke vorm met veel knikken en
lussen. In een bepaald deel van het enzym bevindt zich het actieve centrum met een specifieke
ruimtelijke structuur. De stof waarop een enzym inwerkt noem je het substraat. Het actieve centrum
is het deel van het enzym waar de reactie met het substraat plaatsvindt. Een enzym is
substraat specifiek: er past maar een soort stof met een bepaalde ruimtelijke vorm op het actieve
centrum van het enzym. substraat
enzym Zodra een substraatmolecuul zich bindt, vindt de reactie plaats.
Op het moment van binding ontstaat heel even een enzym-
substraatcomplex (E-S-complex). Na de reactie laat het
ontstane molecuul (of moleculen) los van het actieve centrum
en kan een volgende reactie plaatsvinden.
Hier links zie je de werking van een enzym.
E-S-complex
De naam van een enzym is vaak samengesteld uit de naam van
het subtraat met het achtervoegsel –ase. Het enzym ATPase
werkt in op het subtraat ATP. Een stof die bij een reactie
ontstaat noem je het product. Veel reacties kunnen in twee richtingen verlopen, dat wordt ATPase
weergegeven met een dubbele pijl, de naam van het enzym wordt boven de pijlen gezet: ADP + Pi ATP
ATPases zijn een groep van enzymen die zich in de membranen van cellen of celorganellen bevinden.
Het zijn grote eiwitcomplexen die ionen, tegen het concentratie gradiënt in, over het celmembraan
kunnen transporteren. ATPase verkrijgt de benodigde energie door de omzetting van ATP in ADP en
fosfaat. ATPase kan ook andersom werken en ATP synthetiseren uit ADP en fosfaat.
Veel enzymen hebben een speciaal ion of molecuul nodig om goed te kunnen werken. Als een enzym
voor zijn werking een ander molecuul nodig heeft, wordt dit molecuul cofactor genoemd. Het
eigenlijke enzymmolecuul wordt dan apo-enzym genoemd. Een cofactor kan organisch of
anorganisch zijn. Een organische cofactor noemt men ook wel een co-enzym. Veel vitamines, NADP
en ATP zijn co-enzymen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper brittheijmans. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.