Goederenrecht werkcolleges 2017-2018, Tilburg University, Roberto Haak
Werkcollege 1: Verdieping Goederenrecht
Leerdoelen
▪ U kunt begrippen als zaak, vermogensrecht, goed, beperkt recht, (blote) eigendom, recht op
naam, etc. omschrijven en toepassen;
▪ U kunt ingewikkelder casus oplossen over overdracht van goederen (roerende zaken, onroerende
zaken, registergoederen, vermogensrechten).
▪ U kent het onderscheid tussen absoluut en relatief toekomstige goederen.
▪ U kent en beheerst de vereisten voor een overdracht bij voorbaat van toekomstige goederen.
▪ U kunt uitleggen welke goederen in een faillissementsboedel vallen (art. 20 en 21 Fw).
▪ U kunt de gevolgen van een faillissement voor de beschikkingsbevoegdheid van een schuldenaar
opsommen en toepassen in een casus (art. 23 Fw).
▪ U kunt verbintenisrechtelijke rechten van goederenrechtelijke rechten onderscheiden en
uiteenzetten op welke wijze de onderscheidenlijke rechten in faillissement van een schuldenaar
worden behandeld (art. 26 Fw).
▪ U kunt de gevolgen van een faillissement voor de levering van een goed (al dan niet bij voorbaat)
toepassen in een casus (art. 35 Fw).
Verplichte literatuur
▪ Pitlo/Reehuis & Heisterkamp, Goederenrecht, Deventer: Kluwer 2012, Hoofdstuk 1, 3 t/m 6, 8 en
15.3
▪ J.H. Nieuwenhuis, Hoofdstukken vermogensrecht (meest recente druk); H 11 en 13.
Verplichte jurisprudentie
▪ HR 4 december 1998, NJ 1999, 549 (Potharst/Serrée)
Casus: Frank Boeijen (gebaseerd op het Hertentamen P&V 2017)
De succesvolle Nijmeegse zanger Frank Boeijen verdient het grootste deel van zijn geld door het
verzorgen van drukbezochte theatershows. Voor een uitzinnige menigte brengt hij zijn
indrukwekkende en ontroerende repertoire ten gehore. Na afloop van ieder optreden kan Frank
Boeijen het geld dat door het theater is opgehaald met de verkoop van kaartjes innen. Deze
vordering op naam bedraagt meestal tussen de EUR 10.000 en EUR 15.000. Frank wil deze
vorderingen graag laten voorfinancieren door zijn bank en onderzoekt de mogelijkheden die
vorderingen (voor zover nodig bij voorbaat) te cederen aan zijn bank.
Vraag 1
a) Zijn de vorderingen op de theaters in beginsel overdraagbaar?
Je lost het op door (1) Identificatie (2) overdracht: 3:1 jo. 6 jo. 83 lid 1 BW (3) Vereisten overdracht.
Art. 3:1 BW goederen = zaken & vermogensrechten => i.c. 3:6 vermogensrecht dus 3:1 jo. 6 jo. 83 lid
1 BW. 3 vereisten voor overdracht * Geldige titel = vloeit voor uit verbintenis * BB * Levering = 3:94
lid 1 openbare cessie = akte & mededeling OF 3:94 lid 3 stille cessie = notariële akte OF akte +
,registratie. In beginsel zijn ze dus overdraagbaar.
b) Op welke twee wijzen kunnen deze vorderingen (in beginsel) worden geleverd?
3:94 lid 1 BW openbare cessie: akte & mededeling
3:94 lid 3 BW stille cessie: notariële akte OF akte + registratie.
(TT) c) Het is 1 januari 2017. Franks theatertour begint op 1 februari 2017. Kan Frank de
vorderingen op de theaters door middel van een stille cessie leveren op 1 januari 2017? Waarom
niet?
De vorderingsrechten bestaan nog niet op het tijdstip van levering én de rechtsverhouding ook niet
(3:94 lid 3). Voor de rechtszekerheid van de bank dat Frank zal betalen. Als van tevoren al een
rechtsverhouding bestaat zoals bij 1a) kon het wel (3:94 lid 3 jo. 97 lid 1 BW).
d) Wat zou het gevolg zijn voor de cessie van de vorderingen op theaters als Frank Boeijen op 2
februari failliet zou gaan en hij daarna nog 5 concerten geeft (op 12 februari, 2 maart, 9 maart, 14
april en 28 april).
Art. 23 FW heeft tot gevolg dat Frank bob is op 2 februari maar overdracht was 1-2. Art. 35 lid 2 FW
‘’voor de dag van fail. een toekomstig goed.’’ Frank kan 12-2, 2-3, 9-3, 14-4 en 18-4 niet cederen
vanwege bob en de shows komen in de boedel van Franks curator.
e) Stel dat de moeder van Frank haar auto heeft geparkeerd bij het huis van Frank voordat hij
failliet gaat. Wat zijn de gevolgen van Franks faillissement?
Als auto op naam van Franks moeder staat niets want dan kan ze revindiceren (5:2). 3:109 jo. 119 =
bezitter wordt vermoed eigenaar te zijn (in beginsel). Art. 20 FW algeheel beslag.
Frank Boeijen heeft een mooie nieuwe gitaar gekocht bij Electric Guitar N.V. Levering zal
plaatsvinden op 12 mei 2017. Betaling dient na facturering plaats te vinden.
Vraag 2
a) Is Franks recht op levering van de gitaar (in beginsel) overdraagbaar?
In beginsel is de levering van de gitaar overdraagbaar (3:83). Leveringsrecht is een vorderingsrecht
dus overdraagbaar.
b) Op welke twee wijze(n) kan dit recht op levering worden geleverd?
Openbare cessie: akte & mededeling (3:94 lid 1)
Stille cessie: notariële akte OF akte & registratie (3:94 lid 3)
c) Op 14 mei ontvangt Frank een factuur inzake de levering van de gitaar van (de hem verder
onbekende vennootschap) Incasso B.V. Daarop staat vermeld dat de vordering tot betaling van de
koopprijs aan Incasso B.V. is gecedeerd. Aan welke eisen moet zijn voldaan wil deze cessie geldig
zijn?
Vorderingsrecht op naam overdragen gaat via (3:83)3:84
- GT = (stille) cessie vloeit voort uit de verbintenissen gecreëerd door stille cessie
- BB = Ja EG is gevoegd
- Levering = OF 3:94 lid 1 = akte & mededeling
, OF 3:94 lid 3 = authentieke akte OF geregistreerde onderhandse akte
d) Op welke wijzen kan de gitaar aan Frank Boeijen worden geleverd? Geef daarbij aan welk van de
beschreven alternatieven het meest voor de hand ligt.
Onmiddellijk bezitter = de eigenaar die zijn gitaar vasthoudt (A)
3:90 bezitsverschaffing: 3:114 = bezitsoverdracht => 3:90 jo. 114
3:91 In geval van levering ter uitvoering van een verbintenis tot overdracht onder voorwaarde door
machtsverschaffing
3:95 RZ, niet-registergoederen die niet in de macht van vervreemder zijn via een akte
VOOR 3:90 jo. 115 sub a CP = A is eigenaar en onmiddellijk bezitter, B=B
NA A is onmiddellijk houder, B is eigenaar en middellijk bezitter
VOOR 3:90 jo. 115 sub b BREVI MANU = A is eigenaar en middellijk bezitter, B is onmiddellijk houder
voor A (brevi: je test gitaar een tijd uit en koopt dan)
NA B = onmiddellijk bezitter en eigenaar, A=A en rijker
VOOR 3:90 jo. 115 sub c LONGA MANU = A is eigenaar en middellijk bezitter, C is onmiddellijk
houder voor A, B=B
NA C is onmiddellijk houder voor B, B is eigenaar en middellijk bezitter, A=rijker
e) Stel dat Electric Guitar N.V. geen eigenaar was van de aan Frank geleverde gitaar, aan welke
voorwaarden moet in dat geval zijn voldaan wil Frank toch eigenaar worden van die gitaar?
Bescherming tegen bob bij overdracht roerende zaak, niet-registergoed 3:86 lid 1:
- Levering door bezitsverschaffing: ja 3:90
- Roerende zaak, niet-registergoed of toonder- of ordervordering: ja, gitaar (3:3 lid 2)
- Verkrijger is te goeder trouw: verkrijger mag niet weten van de bob of van het gebrek
- Anders dan om niet (ook als € 1,- betaald is en de prijs is € 1000,-): ja redelijke prijs
- Aan alle voorwaarden van overdracht is voldaan (t + l): ja
3:86 lid 3: Bij diefstal 3 jaar recht op 3:86 lid 1 tenzij 3:86 lid 3 van toepassing is:
sub a: consumentenkoop 7:1
sub b: geld
Extra voorwaarde: niet CP leveren (3:115 sub a) (niet zo relevant)
Conclusie: Frank kan beroep doen op bescherming bob en Frank is eigenaar van de gitaar (opties GDR
zijn op maar eventueel VBR).
f) Stel dat Guitar N.V. de vordering op Frank eerst aan Incasso B.V. heeft gecedeerd en daarna
nogmaals aan Factor B.V., kan Factor B.V. in dit scenario via een beroep op derdenbescherming
alsnog rechthebbende worden op de vordering op Frank? (Je mag aannemen dat de vordering nog
niet is betaald.)
Eventueel o.g.v. art. 3:88:
- Registergoed, recht op naam o.i.d. wat niet in 3:86 staat: vordering is recht op naam
- Bob eerdere overdracht: ja dat blijkt
- Verkrijger te goeder trouw: ja casus doet niet anders vermoeden
- Eerdere ongeldigheid niet bob => geldige titel, levering
, Conclusie: Cessionaris Incasso BV heeft cessie gekregen o.g.v. (3:83)3:84 en daarom is Electric Guitar
bob om ook aan Factor over te dragen (nemo plus beginsel).
g) Stel dat Frank niet wil dat de vordering tot betaling van de koopprijs wordt overgedragen door
Guitar N.V. Formuleer een contractueel beding waarmee Frank dit effect (goederenrechtelijk)
bereikt en geef daarbij aan in welk contract dit beding moet worden opgenomen. (Zie voor vraag g
ook de stof bij HC 4. Van belang zijn de arresten Oryx/Van Eesteren en Coface/Intergamma.)
‘’De uit deze overeenkomst voortvloeiende vorderingen zijn niet aan een ander te cederen in de zin
van 3:83 lid 2 BW’’’ en dit blijkt inderdaad uit de arrest Oryx/Van Eesteren en Coface/Intergamma.
EXTRA OEFENSTOF (Hertentamen P&V 2017)
Geef gemotiveerd aan of de onderstaande stellingen juist dan wel onjuist zijn. Per goed antwoord
kan 1 punt worden verdiend. Ter motivering volstaan enkele regels, maar niet of onjuist
gemotiveerde antwoorden worden fout gerekend. Voor het behalen van het punt moeten zowel de
motivering als de kwalificatie “juist/onjuist” correct zijn.
a) Een overdracht tot zekerheid is ongeldig wegens het ontbreken van een geldige levering.
Onjuist want o.g.v. 3:83 lid 3 geldt er een fiduciaverbod in beginsel.
b) Vruchtgebruik op een onroerende zaak wordt gevestigd door bezitsverschaffing.
Onjuist, want de juiste wijze van vestiging gaat d.m.v. 3:98 jo. 202 en dus een notaris en akte.
c) Uit een schenkingsovereenkomst vloeit geen geldige titel voor overdracht van het geschonken
goed voort.
Schenken (7:175) is een geldige titel en dus een reden voor overdracht. Een eenzijdige verbintenis is
ook een geldige titel dus onjuist.
d) Een bezitter van een zaak kan niet c.p. het bezit daarvan overdragen.
Voor cp geldt dat de vervreemder het bezit van een goed moet hebben. Dus bijv. een laptop je aan
een vriend geeft en dan koopt hij hem). Houder kan niet cp leveren dus onjuist (3:111 lid 3, intervisie
bij houdershcap) (3:90 lid 2: levering later tijdstip))