Ethiek filosofen met belangrijke kenmerken en begrippen
Inhoudsopgave
Lawrence Kohlberg...........................................................................................................................11
Alasdair Maclntyre............................................................................................................................11
Simone de Beauvoir..........................................................................................................................11
Joan Tronto.......................................................................................................................................11
Zorgethiek.........................................................................................................................................12
Mary Ellen Richmond........................................................................................................................14
Marie Kamphuis................................................................................................................................14
Ethisch relativisme............................................................................................................................17
Ayn Rand...........................................................................................................................................17
Jeremy Bentham...............................................................................................................................17
1
,John Rawls (PDF ‘Van gedachten wisselen’ paragraaf 6.2)
Uitgangspunt Rawls: Eerlijk zullen we alles delen
Economische rechtvaardigheid: daarmee doelen we veelal op een eerlijke verdeling van
rijkdom (p. 167).
Sociale rechtvaardigheid duidt op een sociale ordening waarin het recht op onderwijs,
arbeid, gezondheid en het recht op het recht eerlijk verdeeld zijn (p. 167).
Ecologische rechtvaardigheid gaat om de eerlijke verdeling tot natuurlijke hulpbronnen
(bijvoorbeeld schoon water en schone lucht) (p. 167).
Rawls bedenkt een oorspronkelijke situatie. In de oorspronkelijke situatie bestaan geen
natuurrechten en geen natuurwetten. Rechtvaardigheid is volgens Rawls geen natuurrecht,
maar een principe. Het principe van rechtvaardigheid moet door onszelf worden vastgesteld.
Dit moet op een eerlijke manier gebeuren (p. 167).
Rawls bedenkt dus een oorspronkelijke situatie waarin op een eerlijke manier het
principe van rechtvaardigheid geformuleerd kan worden. Omdat we geneigd zijn om
te redeneren vanuit ons eigenbelang, is het noodzakelijk uit te gaan van een situatie
waarin we niet weten wat ons eigen belang is. Daarom weten we in de
oorspronkelijke situatie niet wie of wat we zijn (p. 168).
In de oorspronkelijke situatie wordt van gedachten gewisseld over de vraag wat rechtvaardig
is. Het gaat hier om sociale rechtvaardigheid, dat wil zeggen om de rechtvaardige verdeling
sociale primaire goederen waar iedereen belang bij heeft: rechten en vrijheden, kansen en
mogelijkheden, welvaart en inkomen, zelfrespect, macht en gezag. Natuurlijke primaire
goederen zijn bijvoorbeeld gezondheid en intelligentie (p. 169).
Wanneer we niet weten wat ons eigenbelang is, hoe kiezen we dan? Volgens de
maximinregel. Volgens deze regel zorgen we ervoor dat in onzekere situaties de slechtste
posities in de maatschappij het alsnog goed hebben. Zo halen we het maximale uit de
minimale mogelijkheden (p. 169).
Principes van rechtvaardigheid (p. 170):
1. We hebben allemaal gelijke en maximale vrijheid die verenigbaar is met de gelijke
vrijheid voor anderen. Mijn vrijheid is de vrijheid van anderen.
2. Het tweede principe van rechtvaardigheid gaat over sociale en economische
ongelijkheid. Moeten we de koek eerlijk verdelen? Wat is eerlijk verdelen? Krijgt
iedereen evenveel? Etc. Volgens Rawls moeten de sociale en economische ongelijkheden
zo worden georganiseerd dat:
a. De minst bevoorrechte leden van de samenleving worden bevoordeeld, behalve
wanneer ongelijke behandeling voor iedereen voordelen heeft (het principe van
rechtvaardige uitzondering);
b. Iedereen eerlijke kansen en mogelijkheden heeft om posities die voor allen
openstaan te verwerven.
Het principe van verschil: wanneer het verschil dat wordt gemaakt in het voordeel is van
iedereen en niet ten nadele van de minst bedeelden in de samenleving (p. 170).
Schadebeginsel: Haar grens ligt daar waar de vrijheid van het
individu schade brengt aan een ander individu.
2
, Martha Nussbaum (PDF ‘Van gedachten wisselen’ paragraaf 6.3)
Theorie capabilities approach.
De kern van de capabilities approach is dat we over zorg niet moeten denken vanuit
belangen en kosten en baten, maar vanuit menselijke vermogens. En dat we die moeten
beschermen. Belangen kunnen tegen elkaar worden weggestreept; menselijke vermogens
niet, omdat zij onlosmakelijk zijn verbonden met de menswaardigheid van het leven. Daarom
kunnen zij ook niet worden opgevat als instrumenten of middelen om het bestaan
menswaardig te maken: dan zouden ze immers kunnen worden vervangen. De vermogens
van mensen ‘zijn basisrechten van burgers die allemaal noodzakelijk zijn voor een fatsoenlijk
menswaardig leven.’ (p. 173).
De essentiële menselijke waarden/de 10 capabilities (p. 173 & p. 174):
1. Leven. Het vermogen om een menselijk leven van normale duur tot het einde toe te
leiden, niet voortijdig te sterven of zo te reduceren dat het niet meer de moeite waard is
te leven;
2. Lichamelijke gezondheid. Het vermogen om een goede gezondheid te hebben, inclusief
het vermogen zich voort te planten en voedsel en onderdak te verwerven;
3. Lichamelijk onschendbaarheid. Het vermogen ons te verplaatsen, gevrijwaard te zijn van
geweld. Gelegenheid tot seksuele bevrediging en keuzes inzake voortplanting;
4. Zintuigelijke waarneming, verbeeldingskracht en denken. Het vermogen de zintuigen te
gebruiken, te denken, te fantaseren, te redeneren en deze dingen te doen op een
menselijk waardige wijze. Dit wordt geïnspireerd door onderwijs, cultuur en wetenschap
en gegarandeerd door het recht op vrije meningsuiting en vrijheid van
godsdienstbeoefening;
5. Gevoelens. Het vermogen om zich te hechten aan dingen en mensen, om lief te hebben
en ons te bekommeren om anderen, te rouwen, te beminnen en verdriet te hebben. en
dat we niet in onze emotionele ontwikkeling worden geremd door angsten en extreme
zorgen;
6. Praktische rede. Het vermogen een idee te vormen van het goede en kritisch stil te staan
bij het doel van ons leven;
7. Sociale banden. Het vermogen met en voor anderen te leven, andere mensen te
erkennen en zich om hen te bekommeren, om mee te doen in sociale interactie en zich te
verplaatsen in de situatie van anderen. Beschikken over maatschappelijke fundamenten
die ons beschermen tegen vernedering en het zelfrespect vergroten. Het uitsluiten van
discriminatie op basis van ras, geslacht, seksuele geaardheid, etniciteit, kaste, religie en
nationale herkomst;
8. Andere biologische soorten. Het vermogen te leven met zorg voor en in relatie met
dieren en planten;
9. Spel. Het vermogen te lachen, te spelen, te genieten;
10. Vormgeving van de eigen omgeving. Het vermogen te kunnen participeren in politieke
keuzen die ons leven bepalen. In staat zijn eigendom te verwerven en eigendomsrechten
te hebben op gelijke voet met anderen.
Menselijke waardigheid. Waardigheid is een doel op zichzelf. Nussbaum verwijst voor deze
stelling naar Kant, die stelt dat respect betekent dat we ieder mens als doel in zichzelf
beschouwen en niet als middel om een ander doel te bereiken (p. 175).
3