Samenvatting hoofdstuk 1: Thema’s en context
ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie gaat over het identificeren en omschrijven van veranderingen in
gedrag en gedachtes. Er wordt gekeken naar welke processen er veranderen en hoe dat je
beïnvloedt. Kennis over andere deelgebieden binnen de psychologie is nodig, zodat je weet wat
je kan onderzoeken aan de hand van ontwikkeling, maar ontwikkelingspsychologie heeft ook veel
bijgedragen in andere domeinen.
De ontwikkelingspsychologie kent verschillende theorieën, maar net als bij psychologie, kan dit
vanuit verschillende dimensies, zoals cognitieve, taalkundige, emotionele, sociale en biologische
aspecten. Met name de laatste, de biologische dimensies, is populair geworden de laatste tijd.
Pas sinds een eeuw bestuderen we de ontwikkeling op een wetenschappelijke, empirische
manier. De eerste observatie was waarschijnlijk door Charles Darwin, die naast zijn
evolutietheorie ook veel invloed heeft gehad in de ontwikkelingspsychologie, door het kijken
naar de gezichtsuitdrukkingen van zijn zoon. Rond diezelfde tijd begonnen mensen ook pas
onderscheid te maken tussen kinderen en volwassenen. Daarvoor was er weinig bekend over de
kindertijd. Toen die kennis er kwam, had dit veel gevolgen voor de manier hoe kinderen
behandeld werden.
Er is veel discussie geweest over of de ontwikkeling wordt bepaald door de omgeving
(empirisme) of door genen (nativisme). Inmiddels wordt gedacht dat beide een rol spelen en
samen de ontwikkeling bepalen. Kinderen kunnen bijvoorbeeld genen hebben die de kans
vergroten op een bepaald soort gedrag, maar dit kan wel of niet tot uiting komen door de
omgeving waarin het opgroeit. Om erachter te komen welke kinderen risicogenen hebben, kun je
kijken naar hoe ze reageren op bepaalde uitdagende of risicovolle situaties.
Een andere vraag waar veel discussie over is geweest, is hoe de patronen van verandering moet
worden omschreven. Sommige zeggen dat het een continu proces is (continue ontwikkeling),
waarbij iedere nieuwe gebeurtenis wordt gestapeld op oude gebeurtenissen. Dit wordt
ondersteund dat vaak als we dingen leren, we iedere dag een beetje vooruitgang boeken, in
plaats van dat we het van de ene op de andere dag kunnen. Anderen denken dat je in stappen of
fases ontwikkelt (discontinue ontwikkeling). Een interessant perspectief komt van Siegler, die zegt
dat het beide gebeurt.
Een andere vraag die wordt gesteld is of het leren van een vaardigheid andere vaardigheden in
de weg staat of juist stimuleert. Als dit het geval is, is er sprake van domein-algemene invloed.
Anderen geloven meer in het domein-specifieke perspectief, waarbij ontwikkeling van
verschillende plekken onafhankelijk van elkaar plaatsvindt.
Sommige ervaringen kunnen extra belangrijk zijn op een bepaalde leeftijd. Een kritieke periode is
een leeftijd(speriode) waarin bepaalde ervaringen nodig zijn voor de ontwikkeling. Een gevoelige
periode is een leeftijd(speriode) waarin bepaalde ervaringen optimaal zijn voor de ontwikkeling.
Er is een onderzoek gedaan waarbij Roemeense kinderen van jonger dan 4 jaar werden
geadopteerd door Amerikaanse gezinnen, omdat ze door armoede ondervoed, niet sociaal of
mishandeld waren. Ze keken naar wat voor effecten dit had op cognitieve functies wanneer ze 6
en 11 jaar werden. Hoe ouder de kinderen waren toen ze geadopteerd werden, hoe meer ze
achteruitgingen naarmate ze ouder werden. Dit laat zien dat verwaarlozing en mishandeling op