Dit is een beknopte samenvatting van de leerstof voor het toelatingsexamen van de Premaster Geneeskunde in Groningen. Het is een overzicht van alle stof die je goed moet onthouden en kan stampen. Het betreft hoofdstuk 1, 2, 4 t/m 9 & 16(fysiologie) & hoofstuk 34 t/m 36 (immunologie + bloedgroepen) ...
50% tot 70% van het lichaam is vloeistof
- ECF = ⅓, natrium + chloride + bicarbonaat ionen + voedingsstoffen
- ICF = ⅔, kalium + magnesium + fosfaat ionen
Bloed in bloedsomloop doorloopt het circuit 1x per minuut in rust (6x als lichaam erf actief is)
Continu mixen ECF bloedplasma en interstitiële vloeistof → homogeniteit
Membraan tussen alveoli en lumen longcapillairen = 0,4 tot 2,0 micrometer
Thyreoidstimulerend hormoon (TSH): verhoogt chemische reacties → belangrijk voor
groei, energiehuishouding en stofwisseling
Insuline: regelt glucosemetabolisme (verlaagt bloedsuikerspiegel: glucose → glycogeen)
Adrenocorticale hormonen (bijnier): regelen Na+, K+ en eiwitmetabolisme
Parathyreoide hormonen (PTH): controleren Ca2+ en fosfaat in bot
Integumentum (huid + aanhangsels) bevat 12% tot 15% van het lichaamsgewicht →
beschermt het lichaam tegen beschadigingen → grens tussen interne omgeving en
buitenwereld
Ademhalingscentrum geprikkeld bij te hoge concentratie CO2 → sneller ademen
Baroreceptoren gestimuleerd door rekking → arteriële druk te hoog → impulsen
vasomotorische centrum geïnhibeerd → verminderde activiteit hart + vasodilatatie
bloedvaten
,Hst. 2
Cellen
- 70% tot 80% bestaat uit water
- Eiwitten = 10% tot 15% van de celmassa
- Fosfolipiden en cholesterol (oplosbaar in water) = 2% van de celmassa
- Triglyceriden = 95% van de celmassa
- Koolhydraten (in de vorm van glucose) = 1% van de celmassa (3% in spiercellen en
6% in levercellen)
Lipide dubbellaag:
- Fosfolipiden: komen voornamelijk voor in lipidendubbellaag, hydrofiele kop en
hydrofobe staart → niet doorlaatbaar voor water oplosbare stoffen
- Sfingolipide: bescherming tegen schadelijke stoffen, signaaloverdracht,
aanhechtingsplek extracellulaire eiwitten (in kleinere hoeveelheid aanwezig)
- Cholesterol: bepaalt permeabiliteit wateroplosbare stoffen en controleert
vloeibaarheid membraan
Membraaneiwitten:
- Integrale eiwitten (steken hele membraan door, poriën voor wateroplosbare stoffen)
- Perifere eiwitten (aan 1 kant → enzymen/regelaars voor transport door kanalen)
Membraankoolhydraat:
- Glycocalyx (losse koolhydraatlaag, negatief geladen): komen voor met
glycoproteïnen of glycolipiden
ER: verwerken moleculen + transporteren (kan 30-40 x zo groot zijn als celmembraan)
- Ruw ER (granulair): synthese eiwitten → wel ribosomen
- Glad ER (angulair): synthese lipiden (fosfolipiden en cholesterol) → geen ribosomen
Golgi apparaat: synthese koolhydraten, die niet in ER gemaakt kunnen worden + maakt van
ruwe eiwitten (uit ER) werkende eiwitten (aanvullende verwerking van stoffen die al in ER
zijn gevormd)
- 3-5 min eiwitten in ER → 20 min eiwitten in Golgi → 1-2 uur uitgescheiden door cel
- Calcium zorgt voor exocytose
Lysosomen → blaasjes, door afbraak Golgi apparaat → hydrolasen (spijsvertering)
Peroxisomen → gevormd door zelfreplicatie → oxidasen (H2O2, waterstofperoxide vormen)
Mitochondria (krachtpatsers van cel): cristae met oxidatieve enzymen + opgeloste enzymen
→ vorming ATP → meer mitochondriën vormen wanneer cel meer ATP nodig heeft
,Cytoskelet (geeft cel stevigheid, vorm en beweeglijkheid): ectoplasma + actine
microfilamenten (7 mm) + intermediaire filamenten (8-12 mm) + microtubuli (25 mm)
Nucleus = controlecentrum cel, stuurt cel aan om te groeien, te repliceren of te sterven
- Nucleolus → maakt rRNA (wordt groter wanneer de cel eiwitten maakt)
Endocytose = proces waarbij cel stoffen van buiten het membraan opneemt
Pinocytose = opnemen van minuscule deeltjes
- Coated pits → clathrin (eiwit) → receptoren → kost calcium en ATP (uit ECF)
Fagocytose = opnemen van grote deeltjes (bacteriën, hele cellen, afstervend weefsel)
- Door weefselmacrofagen en WBC’s
- Opsonisatie (bindt antilichaam aan receptor fagocyt) → neemt deeltje mee
- Pinocytotische/fagocytotische vesikel + lysosomen → spijsverterings blaasje
- Residuaal lichaam (deeltjes die niet verteerd kunnen worden)
Bacterie dodende middelen lysosomen:
- Lysozymen: lost celwand bacterie op
- Lysoferrine: binden ijzer en andere stoffen → stoppen groei bacterie
- Zuur met Ph 5.0 → activatie hydrolase
Autolyse = verwijderen van hele cel + vormen van een nieuwe
Autofagie = afbreken verouderde organellen en grote ophopingen eiwitten → recyclen
- Autofagosomen + lysomen → autolysosomen
Mitochondriën halen energie uit voedingsstoffen → oxidatieve reacties
- Koolhydraten → glucose
- Eiwitten → aminozuren
- Vet → vetzuren
Vorming ATP
1. Glucose → pyrodruivenzuur (2 ATP), in cytoplasma
2. Pyrodruivenzuur → acetyl-CoA, in mitochondriën
3. Citroenzuurcyclus:
a. acetyl-CoA → CO2 + H2O
b. CO2 diffundeert cel uit
c. H2O (extreem reactief) koppelt aan O2 → veel energie vrij → 36 ATP
Amoeboïde voortbeweging (kruipende beweging): door WBC’s en macrofagen
- Pseudopodium aan uiteinde cel
- Chemotaxis = belangrijke initiatiefnemer
Ciliaire beweging (zweepachtige beweging): in ademhalingsstelsel en eileiders
, Hst. 4
Membraan = barrière voor watermoleculen en in water oplosbare stoffen →
eiwitmoleculen vormen alternatieve wegen
- Transporteiwitten
- Kanaaleiwitten (waterige ruimtes)
- Dragereiwitten (binden met moleculen/ionen)
Mate diffusie afhankelijk van:
- Hoeveelheid beschikbare stoffen
- Snelheid kinetische beweging
- Aantal en groottes membraanopeningen
Eenvoudige diffusie = zonder interactie met een dragereiwit (neemt proportioneel toe met
concentratie stof)
Gefaciliteerde diffusie = met interactie van dragereiwit
- Mate gefaciliteerde diffusie bereikt maximum wanneer concentratie stof toeneemt
- Glucose en aminozuren dmv gefaciliteerde diffusie
- GLUT4 (eiwitkanaal) geactiveerd door insuline → diffusie van glucose 10-20 x
vergroot
Poriën: staan altijd open
Eiwitkanalen: selectief permeabel → afhankelijk van
- Diameter
- Vorm
- Elektrische lading
- Chemische binding aan binnenkant
Kaliumkanalen: selectiviteitsfilter door → pore loops + carbonyl oxydens (interactie met K+)
Natriumkanalen: erg klein + erg negatief geladen
Nernst vergelijking: bepaalt elektrische verschil dat zorgt voor balans bij bepaald
concentratie verschil → EMF (elektromotorische kracht) = 61log (C1/C2)
Druk in capillairen is 20 mm Hg groter dan erbuiten
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper maloubonting. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.