Neurobiologie Samenvatting deel 2
H9
Somatosensibele systeem functies
1) Exteroceptie: directe interactie met omgeving; tast, pijn, temperatuur.
Vb. stereogenese: herkennen van objecten via tast.
2) Proprioceptie: houding en beweging lichaam; receptoren in spieren, pezen en gewrichten
3) Interoceptie ingewanden. Bewust: pijn aan organen. Onbewust: b.v. chemoreceptoren voor
meting pH, O2 -gehalte en CO2 gehalte bloed
Eerste orde neuron (receptor in huid/afferente neuron)
Pseudo-unipolaire neuron: in zintuigcellen, lange axonen, cellichaam
in spinale ganglion (niet tussen axon en dendriet).
Sensorische transductie: omzetten van energie van stimulus in
elektrisch signaal. Permeabiliteit van kation kanalen aangepast in
afferente neuronen Depolarisatie.
Mechanoreceptoren: omringen afferente neuronen. Vezels zonder
speciale receptoren hebben free nerve endings (pijn).
Receptoren hebben lagere drempelwaarde dan free nerve endings, zijn
gevoeliger voor stimuli.
Dermatoom: stuk huid geïnnerveerd door
1 spinaal zenuw. Overlappen, waardoor
verwonding aan 1 zenuw niet leidt tot
gevoelloosheid.
Plek van schade weten, zenuwen verdoven
zonder het hele lichaam te verdoven.
Somieten: dorsale root ganglia en
bijhorende zenuw komen uit serie
somieten (gesegmenteerde opbouw van
somatische zenuwen).
Eerste orde neuronen (afferente) in huid
Verschillende soorten: leveren unieke
bijdrage aan somatische sensitisatie.
Overeenkomsten: hebben allemaal
mechanoreceptoren, met axon type Aβ.
Verschillen: receptor morfologie (axon
diameter), receptor sensitiviteit, locatie,
receptieve velden, perifere adaptatie.
Verschillende afferente neuronen:
Meisner lichaampjes, cel orgaan van Merkel, Ruffini lichaampjes, Pacinian lichaampjes.
Axon diameter: bepaalt de snelheid van AP conductie. Grootste diameter in spiervezels. Kleinere
diameter voor tast. Nog kleiner voor pijn en temperatuur.
Receptieve veld: gebied van huid opp. waar stimulatie resulteert in verandering van
actiepotentialen. Het deel van de ruimte dat de neuron kan waarnemen.
Spatiële resolutie: hoe kleiner het receptieve veld van neuron, hoe hoger de spatiële resolutie.
1
,Tweepunt discriminatie: Het vermogen om twee dicht bij elkaar gelegen geprikkelde punten nog
gescheiden te kunnen waarnemen. Verschilt erg over het lichaam.
Punten dicht bij elkaar (groen) focus met 1 neuron b.
Punten verder van elkaar (rood) focus van b neemt af en a
en c nemen toe.
Punten verst uit elkaar (blauw) activiteit van c en a stijgt
boven b uit (punten kunnen onderscheiden worden).
Tweepunt-discriminatie hangt af van:
- Receptief veld eerste-orde-neuronen
- Mate convergentie op hogere-orde-neuronen
- Het ‘center-surround’ principe door laterale inhibitie
Perifere adaptatie
Snel adapterend neuron: reageert op verandering van
intensiteit. Geven info over verandering van stimuli.
Bewegingen en trillen. Meisner, Pacinian.
Langzaam adapterend neuron: reageert op intensiteit van stimulus door met hoge frequentie te
vuren. Blijft constant, grootte, vorm en proprioceptie. Merkel, Ruffini.
Parallele pathways: door identieke transductie eigenschappen.
Mechanoreceptoren: 4 klassen
Cel orgaan van Merkel: langzaam adapterend,
kleine receptieve velden. Veel in vingertoppen.
Randen, curvatuur, punten textuur en vorm
(Braille).
Lichaam van Meissner: snel adapterend,
kleine receptieve velden (groter dan Merkel).
Lage trillingfrequenties beweging op huid
(dichtst bij huidopp.) grip.
Lichaam van Pacini: snel adapterend (sneller
dan Meissner), groot receptief veld. Diep in de
dermis. Erg gevoelig. Hoge trillingsfrequenties
grip.
Lichaam van Ruffini: langzaam adapterend,
groot receptief veld. Bij gewrichten en
huidlijnen. Ongevoelig. Proprioceptie, rek op
de huid door bv beweging.
Pathway van tactiele informatie (zie figuur volgende blz) LICHAAM
1) Eerste orde neuronen: binnen in dorsale kolommen van lagere medulla.
Mechanosensorische receptoren: vanuit onderlichaam via bundel (fasciculus gracilis) en vanuit
bovenlichaam via bundel (fasciculus cuneatus). Bundels gaan in verschillende banen de dorsale
kolom nuclei in: nucleus gracilis en nucleus cuneatus.
2) Tweede orde neuronen: projecteren op thalamus. Vanuit dorsale kolom nuclei gaan de internal
arcuate fibers over de middenlijn ventraal in een tract (medial lemniscus).
Mediale axonen: ventraal in onderlichaam, dorsaal in bovenlichaam. Gaan de pons en
middenhersenen in.
Ventral posterior lateral nucleus (VPL): einde van tweede orde neuronen.
2
, 3) Derde orde neuronen: neuronen in VPL zenden
axonen via internal capsule en eindigen in de
postcentrale gyrus van de cortex: primaire
somatosensorische cortex (SI) of de secundaire
somatosensorische cortex (SII).
Pathway van tactiele informatie: Gezicht
1) Eerste orde neuronen: in trigeminal ganglion (cranial
nerve V) komen hersenstam binnen (pons) en eindigen
op tweede orde neuronen in trigeminal brainstem
complex.
Trigeminal hersenstam complex: bestaat uit 1) principal
nucleus: lage drempelwaarde neuronen.
2) spinal nucleus: pijn, temperatuur.
2) Tweede orde neuronen: via trigeminal lemniscus
(tract) omhoog naar ventral posterior medial nucleus
(VMP) in SI en SII.
Ventrale posteriore complex (VP): van de
thalamus. Bestaat uit VPL en VMP.
VPL: van de medial lemniscus met
somatosensorische informatie van het lichaam
en posterior van het hoofd.
VMP: axonen van de trigeminal lemniscus van het gezicht.
Primaire somatische sensorische cortex
SI: gelegen in postcentrale gyrus van de pariëtaal kwab en heeft 4 regio’s: Brodmann’s areas 3a, 3b,
1 en 2. Elke regio heeft gescheiden, complete representatie van het lichaam somatotopische
map. De dichtheid receptoren is groter in de regio’s van handen en de lippen. Gebieden verschillen in
functie.
3
, Gebied 3b en 1: reageren op stimuli van de huid.
Gebied 3a: reageert op stimuli van proprioreceptoren.
Gebied 2: reageert op tactiel (huid) en proprioreceptoren.
Gebieden projecteren naar SII, hier is functioneren afhankelijk van activiteit van SI. Gebied 3b:
grootste dichtheid aan projecties. Projecteert op 1 en 2.
SII: zendt naar limbische structuren zoals amygdala en hippocampus (leren en geheugen).
SI: projecteren info naar gebied 5 en 7 en geven input aan motor en premotor gebieden in de
frontale kwab spiercontractie.
Center-surround principe
Toename van vuurfrequentie in het center
afname van vuurfrequentie in het surround.
Inhibitoir interneuron door laterale inhibitie.
Belangrijk voor informatie over de plaats van de
stimulus.
4