Samenvatting Ethiek en recht in kort bestek.
Hoofdstuk 1. Moraliteit en ethiek.
1.1 Inleiding.
Moraliteit: verwijst naar de opvattingen die er zijn ten aanzien van hoe mensen zich moeten
gedragen ten opzichte van elkaar. Moraliteit gaat over wat mag en wat niet mag in de omgang met de
ander.
1.2 Kenmerken van moraliteit.
Moraliteit: is het geheel aan regels, waarden en houdingen dat het gedrag van mensen reguleert met
het oog op de belangen en het welzijn van anderen. Morele regels begrenzen de individuele vrijheid
van handelen. Niet alles wat kan en wordt gewild, is ook toegestaan. Deze begrenzing wordt gevormd
door een gemeenschappelijk belang dat uitstijgt boven het eigen belang.
1.2.1 Moraliteit gaat over gedrag van mensen.
Smalle moraliteit: de vraag die centraal staat is in hoeverre we rekening moeten houden met de
belangen en het welzijn van anderen.
Brede moraliteit: de vraag die bij deze vorm van moraliteit ook wordt gesteld is: “Wat maakt een
leven een zinvol leven?”.
Alleen mensen kunnen moreel of immoreel handelen omdat alleen mensen verstand hebben en
verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor hun gedrag.
1.2.2 Moraliteit is normatief.
Esthetiek: gaat over wat mooi of lelijk is.
Moraliteit bevat regels waarmee menselijk gedrag wordt genormeerd. Moraliteit is normatief. Er
wordt voorgeschreven hoe gehandeld moet worden in de omgang met de ander. Daar worden de
termen van goed en kwaad (bij het beoordelen van mensen), toelaatbaar en ontoelaatbaar (bij het
normeren), juist en onjuist (bij het normeren) voor gebruikt.
1.3 De bouwstenen van moraliteit.
In het bepalen van wat is toegestaan en wat niet, spelen 3 begrippen een centrale rol. Dit zijn de
bouwstenen van de moraliteit. Normen en waarden slaan op gedrag, houding heeft betrekking op de
persoon die handelt.
Normen.
Morele regels noemen we ook wel normen.
Norm: regel of richtlijn. Normen hebben een dwingend karakter, ze gebieden of verbieden bepaald
gedrag. Vaak blijven morele regels impliciet, dus de regel waaraan gedrag wordt afgemeten is niet in
een geschreven regel neergelegd.
Volgens een Amerikaanse psycholoog J. Haidt, heeft een mens 5 morele instincten.
1. Schade/zorg: bezorgdheid om het lijden van de anderen.
2. Eerlijkheid: zorg om rechtvaardigheid, eerlijkheid, fair play.
3. Loyaliteit: een zich bewust zijn van plichten ten opzichte van de groep. Zelfopoffering.
, 4. Autoriteit: een zich bewust zijn van hiërarchie, wat zich kan uiten in gehoorzaamheid, respect
en het vervullen van plichten die horen bij een bepaalde rol, of functie.
5. Zuiverheid/reinheid: wat smerig wordt gevonden, wordt niet snel gedaan. Mensen voelen
walging bij de gedachte aan de overtreding van sommige morele regels. Een delict wordt met
vies geassocieerd.
Waarden.
In de eerste plaats kunnen dingen waarde hebben (het eten is lekker). Waarde is in dit gebruik geen
zelfstandig begrip, maar van zaken, gebeurtenissen en mensen wordt de waarde vastgesteld en die
vaststelling heet waardeoordeel.
Er is een verschil tussen de waarde van zaken en die van mensen.
Zaken hebben een objectwaarde en alleen mensen hebben een morele waarde, omdat het
wel zinvol is om een mens moreel goed (of slecht) te noemen en een doos sigaren
bijvoorbeeld niet.
Soms worden deze twee door elkaar gehaald en wordt van mensen de objectwaarde
vastgesteld.
In de tweede plaats kan het woord waarde ook gebruikt worden als een zelfstandig naamwoord, als
een zelfstandig begrip.
Waarde is een abstracte grootheid: je kunt waarden niet zien, ruiken, horen, voelen et cetera.
Waarde is dan een containerbegrip voor wat richting geeft aan het handelen. Waarden geven aan
wat goed, gewenst en waardevol is.
Waarden worden pas zichtbaar in het handelen van mensen. Waarden kunnen als een principe
fungeren, maar ook als doel.
Waarden kunnen ook worden onderverdeeld in morele en objectwaarden.
Morele waarden: wie je bent, een ‘goed’ mens of een minder ‘goed’ mens.
o Bijvoorbeeld: waarheid, wijsheid en rechtvaardigheid.
o Ze worden ook wel persoonswaarden genoemd omdat ze nauw verbonden zijn met
wie iemand is.
Objectwaarden: leggen ook gewicht in de schaal, bepalen het handelen, maar maken een
mens niet per se een goed mens. Ze zeggen niet wie je bent, maar wat je hebt of wilt hebben.
o Bijvoorbeeld: geluk, rijkdom, (vriendschap).
Welke waarde het belangrijkst is, is niet voor alle mensen hetzelfde. Het is zelfs niet zo dat iedereen
dezelfde betekenis aan de verschillende waarden geeft.
Moreel pluralisme: het naast elkaar bestaan van verschillende waarden. Het kan zich voordoen als
verschillende mensen verschillende waarden aanhangen, maar ook een individu kan verschillende
onverenigbare waarden aanhangen. Het kan tot conflicten leiden.
Waarden beschrijven een doel of een uitganspunt, maar niet per se de weg die naar het doel leidt of
de manier waarop aan het beginsel gestalte moet worden gegeven.
Normen schrijven concreet gedrag voor. Ze trekken grenzen, terwijl waarden een ideaal formuleren
en zo als uitgangspunt of beginsel fungeren.