Encyclopedie der rechtswetenschap
Week 1
Basisbegrippen
Moraal = ethiek Het denken over goed en kwaad. Hoe je als mens zou behoren te leven
Smalle ethiek: ethiek die zich beperkt Locke hanteert een smalle ethiek. Hij is
tot regels/ normen die noodzakelijk zijn voorstander voor een liberale staat die
voor het vreedzaam samenleven op een neutrale manier de vrijheids- en
eigendomsrechten van allen moeten
beschermen. Mensen sluiten een
maatschappelijk verdrag een daarbij
dragen ze niet alle rechten over (recht
van zelfverdediging, bestraffing en
afdwingen van schadevergoeding), het
doel van de overdracht is juist
onproblematisch van de fundamentele
rechten te kunnen genieten.
Brede ethiek: ethiek (morele normen) Plato hanteert een brede ethiek, hij
die betrekking heeft tot alle aspecten ontwikkelde een theorie over de ideale
van het gehele menselijke leven staatsinrichting met nauwkeurige
voorschriften voor de levenswijze van
alle onderdanen, al naar gelang van hun
maatschappelijke positie (hiërarchisch).
Het gehele staatsleven is gericht op
morele opvoeding van burgers tot
deugdzame mensen (deugdenethiek)
Voor een aristocratie, waar de koning-
filosofen regeren. De massa kan zich
, niet uit de grot bevrijden en zo de ware
wereld zien, filosofen moeten hen hierbij
helpen.
- Perfectionisme: mensen voorschrijven zich volledig te richten naar een ideaal
van volmaaktheid/ perfectie. Staatsideaal
Verschil brede ethiek en Het doel van brede ethiek is om universele richtlijnen te creëren die mensen kunnen
perfectionisme gebruiken om morele beslissingen te nemen in hun leven. Brede ethiek heeft meer
betrekking op het individu.
Perfectionisme is niet zozeer gericht op het creëren of geven van morele normen om
naartoe te leven, maar is gericht op het nastreven van excellentie/ volmaaktheid en
deugdzaamheid. Perfectionisme heeft vaak te maken hoe een staat is ingericht.
Plato’s ethiek is breed en perfectionistisch
- Brede ethiek: normen en regels die het gehele menselijk leven betreffen
(individu). PLATO: vier deugden (rvh, wijsheid, moed en zelfbeheersing)
moeten altijd in acht worden genomen. Plato schrijft dus aan elk
individu voor op welke manier hij moet leven.
- Perfectionistisch: de staat en het volk moet streven naar een ideaal van
volmaaktheid (staat). PLATO: zijn rechtsfilosofie/ gedachtegoed omvat
ook de staat, de samenleving is hiërarch opgebouwd (koning-
filosofen, soldaten en bevolking). Iedereen moet op zijn manier
deugdzaam en rechtvaardig leven, en zich zo ontwikkelen naar zijn
einddoel.
Vrijheid
Positief: overheid is aanwezig (sociale
voorzieningen)
Negatief: als je niet wordt gehinderd ohn Locke hanteert een negatief
,door de aanwezigheid van iets (geen vrijheidsbegrip. Hij gaat uit van een
overheidsdwang) neutrale staat. De staat moet zijn
burgers het ongestoorde genot van
hun rechten garanderen. Wat zij
bijvoorbeeld met hun eigendom doen
gaat de staat niets aan, zolang zij de
rechten van andere niet aantasten.
De rechten die conflicten
veroorzaken kunnen overgedragen
worden aan de overheid. De mensen
dragen niet al hun rechten over: het
doel is namelijk om zonder
problemen van rechten te genieten.
De rechten die overgedragen worden
zijn die op zelfverdediging,
bestraffing en het afdwingen van
schadevergoeding. De regering
regeert maar doet dit namens de
gemeenschap en niet uit eigen
bevoegdheid.
Wezens Vrijheid: vrijheid om je tot een Aristoteles hanteert een wezen
waar mens te ontplooien vrijheidsbegrip. DMV zijn zijnsleer
ontwikkeld Aristoteles een grondslag
voor zijn ethiek: het goede voor elk
wezen is het vervolmaken van
immanente aanleg, dus hetgeen zijn
soort kenmerkt. Bv eikel tot boon.
Door dat de mens zich van de
overige natuur onderscheidt door zijn
, rede, is het goede voor hen door een
zo redelijk mogelijke levenswijze,
harmonie en geluk te bereiken. Deze
wezensvrijheid bereik je bijvoorbeeld
door actieve deelname aan het
politieke leven
- Paternalisme: je bepaalt voor iemand anders wat goed is voor die persoon.
Zijnsleer/ ontologie Wat in de werkelijkheid bestaat
Kennisleer Hoe we kennis kunnen verkrijgen
RP vs NR
Rechtspositivisme Natuurrecht
Het rechtspositivisme ontkent elk toevallig verband tussen Bij de filosofische stroming natuurrechtsleer heeft recht een
recht en moraal. Recht is datgene wat door bevoegde noodzakelijk verband met moraal, met name
overheidsorganen wordt uitgevaardigd en effectief wordt rechtvaardigheid. Het verband tussen recht en moraal
gehandhaafd. Recht en moraal zijn gescheiden, dus ook al is bestaat van nature, onafhankelijk en voorafgaand aan de
het recht onrechtvaardig, het zal alsnog effectief menselijke wetten. Natuur Rechtsgeleerden stellen dan ook
gehandhaafd moeten worden. Rechtspositivisten hechten dat immoreel positief recht is geen recht is (universele
dan ook het meeste waarde aan rechtszekerheid. waarden)
❖ Het bestaan van een rechtsorde (RZH) is belangrijker - Klassiek natuurrecht: baseert het idee van rvh op het
dan RVH en DGH bestaan van god. Er is een universele, onveranderlijke
door god gegeven eeuwige wet die de basis vormt
- Beschrijvend en normatief rechtspositivisme. voor rvh en moraliteit. Deze wet is te vinden door
Overeenkomst: recht moet niet aan RVH worden gebruik t maken van de menselijke rede.
getoetst. - Naturalistisch natuurrecht: natuurlijke wet kan worden
afgeleid uit de empirische studie van de natuurlijke
WC 1 wereld, hieruit kan men morele en ethische principes