Goed tentamen antwoord
1. Artikel
2. Uitleg
3. Conclusie
ONTSTAAN ‘’OBLIGATOIRE’’ OVEREENKOMST
Obligatoire = dat er een verbintenis (tussen crediteur en debiteur) uit voortvloeit
Ø Art. 6:217 BW
- Bij een standaard overeenkomst zijn er 2 verbintenissen
- Een OVK komt tot stand door een aanbod + aanvaarding à zijn beide
“rechtshandelingen”
• Aanbod = ‘’Een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst. Hierin moeten
alle essentiële elementen voorkomen. Ontbreekt een v.d. elementen, dan is
het geen aanbod maar een uitnodiging tot onderhandelen.’’
§ Essentiele elementen: Product, prijs, hoeveelheid, kwaliteit, tijdstip
van levering, plaats van levering.
• Voorbeeld: A koopt auto bij garage. A is de debiteur van het geld en crediteur
van het geld, de garage is de crediteur van het geld en debiteur van de auto.
- “Wanprestatie” mogelijk: jouw deel v.d. overeenkomst niet nakomen
- Op welk tijdstip ontstaat de OVK?
Ø Art. 3:37 lid 3 BW (‘’ontvangsttheorie’’)
• De OVK is klaar, als de aanvaarding (van het aanbod) de wederpartij bereikt:
§ Op het moment dat de brief op de deurmat (wanneer het HUIS en niet
de PERSOON bereikt) valt;
• Dus als je op vakantie bent, is de overeenkomst al rond op het
moment dat de brief bij je thuis op de deurmat ligt!
§ Op het moment dat de e-mail verzonden is;
§ Op het moment dat het telefonisch/mondeling akkoord is gegeven.
Ø Art. 6:227c lid 2 (als consument koopt bij webwinkel)
Ø Art. 3:37 lid 5 BW (intrekking)
o Voorkomt dat er een geldig aanbod tot stand komt
o Moet met een sneller communicatiemiddel à moet eerder dan of gelijktijdig
met jouw bericht
§ Brief: e-mail/appen/bellen/fax/mondeling aanspreken
§ Mondeling aanbod/bellen: kun je niet intrekken!
- Een geldig aanbod verliest haar rechtskracht door:
Verval of herroeping van het aanbod
Ø Art. 6:221 BW (verval)
o Lid 1: tijdsverloop (mondeling/schriftelijk aanbod)
o Lid 2: verwerping door wederpartij
Ø Art. 6:219 BW (herroeping)
o Elk aanbod is herroepelijk
o Tenzij
§ Het aanbod al geaccepteerd is OF en acceptatiebericht is verstuurd
, § Het aanbod onherroepelijk is
OPGAVE 22: intrekking
Scholten is, naast zijn baan als automonteur, handelaar in tweedehandsauto’s. Hij biedt op
15 augustus 2012 aan Van Veen schriftelijk een auto (merk Volkswagen, type Golf 1.8,
bouwjaar 2008, kleur rood, kilometerstand 85.000, in zeer goede staat) te koop aan voor de
prijs van € 12.000,-. Volgens de ANWB/BOVAG-koerslijst is dit een redelijke prijs. Het aanbod
geldt tot 1 september 2012. De schriftelijke aanbieding bereikt Van Veen 17 augustus 2012.
Op 20 augustus 2012 verstuurt Van Veen een brief waarin hij het aanbod aanvaardt. Op 21
augustus 2012 valt de brief van Van Veen in de brievenbus van Scholten.
Scholten is echter ten gevolge van een ongeval op 19 augustus 2012 in het ziekenhuis beland
en heeft nog niemand kunnen vragen de post naar het ziekenhuis door te sturen. Van Veen
is niet op de hoogte van het ongeval. Op 28 augustus wordt Scholten ontslagen uit het
ziekenhuis.
Vraag a: geef gemotiveerd aan tot welk moment Scholten zijn aanbod nog kan intrekken.
Art. 3:37 lid 5 BW stelt dat intrekking voorkomt dat een geldig aanbod tot stand komt. Dit
door de aanbieder te bereiken met een communicatiemiddel dat eerder of gelijktijdig
aankomt als zijn aanbod. Het schriftelijke aanbod bereikt van veen op 17 augustus 2008.
Scholten kan zijn aanbod dus toch intrekken t/m 17 augustus.
Vraag b: indien het aanbod niet wordt ingetrokken, op welk moment komt dan de
overeenkomst tot stand?
Artikel 6:217 stelt dat aanbod + acceptatie nodig is voor het sluiten van een overeenkomst.
Artikel 3:37 lid 3 BW stelt dat een OVK klaar is, als de aanvaarding de wederpartij bereikt. Dit
is het moment waarop de brief in de brievenbus van Scholten valt, dit is dus op 21 augustus
2008.
Ø Art. 6:217 BW à
• Voor een overeenkomst zijn 2 geldige rechtshandelingen nodig:
1. Aanbod (rechtshandeling): verklaring (=wil)
2. Aanvaarding (rechtshandeling): verklaring (=wil)
• Beide rechtshandelingen moeten ook geldig zijn à
Ø Art. 3:33 BWà voor elk geldige rechtshandeling is vereist:
1. Een WIL
2. Een VERKLARING
Normaal geldt: wil = verklaring. Is dit het geval, dan heb je een deal.
• Stel: verklaring ¹ wil
Ø Art. 3:33 BW (WILSONTBREKEN) à OVK is nietig (ontstaat niet)
o Bijzonder geval van wilsontbreking à Geestelijke stoornis, art. 3:34 BW. Om
hier een beroep op te doen moet je bewijzen:
o Het bestaan v.d. stoornis
§ Structureel gek (dement/down/inrichting)
§ Tijdelijk gek (overspannen/burn-out)
o Link tussen de stoornis en het sluiten v.d. deal
• TENZIJ de wederpartij een beroep kan doen op art. 3:35 BW ‘’Vertrouwensleer’’
, o Mocht de wederpartij erop vertrouwen dat de verklaring ook echt zijn wil
was. Vb.: mocht de wederpartij erop vertrouwen dat het aanbod van 80 euro
echt zijn wil was.
• De OVK is dan geldig maar vernietigbaar, (bij vernietigbaar heb je de
keuze, deze ligt alleen bij de zwakkere partij)
OPGAVE 5: totstandkoming OVK
Zacht fruitkweker Aalbes bericht supermarkteigenaar Braam per fax dat hij 1000 kilo
aardbeien à € 1,25 per kilo te verkopen heeft.
Situatie I = Braam bericht zijnerzijds per fax dat hij de partij voor deze prijs wil hebben. Is
hier een overeenkomst tot stand gekomen, en zo ja, op welk moment?
Situatie II = Stel, in het door Braam ontvangen faxbericht staat als prijs abusievelijk € 1,15
aangegeven. Overigens blijft alles als in I.
Is hier een overeenkomst tot stand gekomen?
Situatie III = Stel, in het door Braam ontvangen faxbericht staat als prijs € 0,25 aangegeven.
Overigens blijft alles als in I.
Vraag: Is hier een overeenkomst tot stand gekomen?
• Situatie I: Art. 6:217 eist voor een OVK à aanbod + acceptatie. Voldoet niet aan 3:33
wil ¹ verklaring. 1,25 ¹ 1,15 à Geen OVK
• Situatie II: Art. 3:35, mocht Braam erop vertrouwen dat 1,15 ook echt de bedoeling
was? Ja. Wel OVK!
• Situatie III: Geen deal.
OPGAVE 12.
Dhr. Van Beek is eigenaar van een goedlopend garagebedrijf. De zaken gaan zo goed, dat het
huidige bedrijfspand te klein is geworden. Van Beek zoekt derhalve een grotere
bedrijfsruimte. Begin 2012 leest hij in de krant dat dhr. Haarhuis een grote bedrijfsruimte te
koop aanbiedt voor € 650.000,-. Na een grondige bezichtiging en na het raadplegen van
enkele deskundigen komt Van Beek tot de conclusie dat het pand degelijk gebouwd is en
uitermate geschikt is voor zijn doeleinden.
Tijdens de onderhandelingen over de prijs blijkt dat Haarhuis absoluut niet bereid is om ook
maar iets te zakken in de vraagprijs.
Thuis gekomen raadpleegt Van Beek zijn adviseurs. Deze zijn van mening dat het pand, hoe
geschikt ook in hun ogen slechts ongeveer € 550.000,- waard is. Hierop besluit Van Beek om
dit definitieve aanbod schriftelijk aan Haarhuis mee te delen. Op 20 mei 2012 stuurt hij
Haarhuis een brief, waarin hij per vergissing niet € 550.000,-, maar € 650.000,- noemt.
De brief bereikt Haarhuis op 23 mei 2012. Haarhuis reageert de volgende dag direct (per fax)
en hij laat Van Beek weten dat hij zeer verheugd is dat de koopovereenkomst nu voor de
oorspronkelijke vraagprijs (€ 650.000,-) tot stand is gekomen.
Van Beek is zeer geschrokken en vraagt zich drie dingen af:
Vraag a: Tot welk moment precies kan/kon hij zijn (foutieve) aanbod nog intrekken?
