Gedrag en psychologie - Chapter 1
• Complexiteit: Een kenmerk van systemen bestaande uit veel inter-
acterende eenheden.
• Reactiviteit: De neiging van mensen om hun gedrag te veranderen
wanneer ze worden geobserveerd.
• Causaliteit: De studie naar hoe handeling of gebeurtenissen een
bepaalde uitkomst veroorzaken.
• Perceptie: Het proces van selectie, organisatie en interpretatie van
informatie over de wereld, zoals overgebracht door de zintuigen.
• Selectieve aandacht: Het perceptuele proces van selectief focussen
op bepaalde stimuli.
• Gestalt theory: Een theorie over het gedrag die de actieve en
creatieve aard van waarnemen en leren benadrukt.
• Schemata: Een denkkader waarin kennis, overtuigingen en
verwachtingen worden georganiseerd en gebruikt om gedrag te
leiden.
• Confirmation bias: Bevestigingsvoorkeur: Een cognitieve fout op
basis van de neiging om te zoeken naar informatie die iemands
overtuigingen bevestigd, en tegenstrijdige informatie negeert.
• Functionalisme: Een benadering uit de psychologie ontwikkeld door
William James, die de analyse van de processen van de hersenen
benadrukt.
• Structuralisme: Een benadering uit de psychologie ontwikkeld door
Wilhelm Wundt, die probeert om de inhoud van het brein te
analyseren aan de hand van introspectie (zelfreflectie).
• Inductie: Het proces van het vormen van algemene principes vanuit
specifieke waarnemingen.
,• Deductie: Het proces van het vormen van specifieke conclusies
vanuit algemene principes.
• Self-report: Zelfrapportage: Een methode van dataverzameling
waarin een individu zijn eigen gedrag of mentale toestand op een
bepaalde manier moet beschrijven.
• Naturalistic observation: Naturalistische observatie:
Onderzoeksmethode waarbij gedrag wordt geobserveerd vanuit de
natuurlijke omgeving, zonder in te grijpen of omstandigheden te
controleren.
• Participant observation: Participerende observatie:
Onderzoeksmethode waarbij de onderzoek deel wordt van de groep
die hij wenst te observeren.
• Unobtrusive measure: Onopvallende meting: Meting van
gedrag gericht op het voorkomen van reactiviteit.
• Case study: Gedetailleerde beschrijving van een persoon.
• Independent variable: Onafhankelijke variabele: Variabele in een
experiment dat systematisch wordt gevarieerd door de
onderzoeker, om er achter te komen wat het effect is op het
gedrag.
• Dependent variable: Afhankelijke variabele: Het gedrag dat is
gemeten om de effecten van de onafhankelijke variabele te meten.
• Diffusion of responsibility: Diffusie van verantwoordelijkheid:
Vermindering van het verantwoordelijkheidsgevoel van een
individu, in een situatie waarin zich ook andere mensen bevinden.
• Quasi-experiment: Quasi-experiment: Onderzoeksopzet waarbij
deelnemers aan groepen worden toegewezen op basis van
variabelen die niet kunnen worden gemanipuleerd (geslacht, lengte
etc.).
• Debriefing: Het spreken met de deelnemers aan het einde van een
onderzoek, om de ware aard van het onderzoek toe te lichten en
eventuele vragen te beantwoorden.
⇧
,De biologische benadering - Chapter 2
• Dualisme: De overtuiging dat lichaam en geest gescheiden zijn,
maar wel met elkaar konden interactieren door middel van een
pineal gland (pijnappelklier) in de hersenen.
• Materialisme: De veronderstelling dat al het gedrag een
fysiologische basis heeft. Mensen zijn ervan overtuigd dat de geest
en het lichaam een eenheid vormen.
• Localization of function: Functielocalisatie: De veronderstelling dat
bepaalde functies in verband staan met bepaalde gebieden van de
hersenen.
• Heredity: Erfelijkheid: De biologische transmissie van kenmerken
van de ene generatie naar de andere.
• Neurotransmitter: Chemische stof dat signalen overdraagt tussen
zenuwcellen in het zenuwstelsel.
• Hormoon: Chemische stof die betrokken is bij veel aspecten van
het metabolisme en bij het lange-termijn functioneren van het
lichaam.
• Neuropeptide: Chemische stof die kan fungeren als een
neurotransmitter en als hormoon. Chemische boodschapper op
andere neuronen.
• Punding: Patienten blijven nutteloze handelingen herhalen, dit
wordt veroorzaakt door dopamine.
• Dopamine: zorgt ervoor dat je actiever wordt, minder honger hebt
en een beter humeur krijgt.
• Psychoactive drug: Chemische stof die een merkbaar effect heeft
op de mentale toestand of gedrag. Ze tasten de communicatie
tussen neuronen aan
• Endorfine: Een neuropeptide die een belangrijke rol speelt bij pijn
en gemoedstoestanden.
• Stimulant: Een drug die vermoeidheid vermindert, fysieke activiteit
en stemming verhoogt en honger vermindert. Bijvoorbeeld:
cafeïne, nicotine, cocaïne. Zorgt voor een tolerantie.
, • Depressant: Depressivum: Een drug die de activiteit van het
centrale zenuwstelsel vermindert. Bijvoorbeeld: alcohol
• Anti-anxiety drugs: Een drug die angstgevoelens vermindert.
• Antidepressant: Een drug die de activiteit van de neurotransmitter
serotonine versterkt en depressie vermindert. Bijvoorbeeld
fluoxetine
• Hallucinogens:: Een drug die hallucinaties opwekt. Bijvoorbeeld:
wiet, mdma, LSD. Verbetert ook de stemming
• Cerebral hemispheres: Hersenhelften: Twee halve bollen,
bestaande uit de cortex en de onderliggende structuren, die het
grootste deel van de hersenen beslaan.
• Corpus callosum: Corpus callosum: Brede band van zenuwvezels
die de twee hersenhelften verbinden.
Roger Sperry dacht dat scheiden van de 2 hersenhelften geen
invloed had op ons gedrag.
• Cerebral dominance: Lateraliteit: Neiging van een hersenhelft om
bepaalde functies te domineren. (Rechtshandig zijn)
• General adaptation syndrome: Een model met stadia van stress,
gemaakt door Hans Selye, waarbij je achtereenvolgens een
alarmfase (moment van stress, zweten rennen trillen) , een
weerstandsfase (observeerbare uitingen van stress verminderen)
en een uitputtingsfase (te lange periode van constante stress, kan
zich uiten in een burn-out) hebt.
• Evolutie: Een theorie die slaat op de ontwikkeling van de
diversiteiten, door middel van variaties die aan het nageslacht zijn
doorgegeven door vererving. Darwin
• Theory of emotion: William James en carl lange, gingen er vanuit
dat we eerst een fysiologische respons op de wereld hebben en dan
pas deze ervaren als emotie. Walter Cannon en Philip bard gingen
hier tegenin en vonden dat subjectieve gevoelens en fysiologische
reacties gescheiden eigenschappen van emotie zijn.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper verburgsamantha. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,69. Je zit daarna nergens aan vast.