21e eeuw en de moderne mens thema 3: autonomie
Hoorcollege 1 19-12-2023 PF & OWP
In het Janssen artikel werd er gekeken naar de ontwikkeling van
automatisering van de afgelopen 50 jaar.
Hierin werd er een venndiagram gemaakt: dingen die met
elkaar overlappen, hebben eigenschappen van beide en
dingen die buiten de cirkel liggen zijn anders
Sinds de invoering van automatische systemen werd er ook
gekeken naar veiligheid-kritische systemen.
De afgelopen 20 jaar wordt er meer voor de niet
professionele gebruiker ontwikkelt wordt
o Online chat bots op sites
>> Iets wat ontwikkeld is voor de niet professionele gebruiker met
een veiligheid-kritisch systeem wat geautomatiseerd is zijn
bijvoorbeeld gepersonaliseerde gezondheidsapps
Een automatische auto staat bijvoorbeeld in het midden, waar de 4 aspecten van automatisering voorkomen:
1. Het is geautomatiseerd
2. Het is een veiligheid-kritische situatie
3. Het wordt gebruikt door niet professionele gebruikers (iedereen met voldoende geld kan het gebruiken)
4. Het is een situatie waar de sensoren van de auto ertoe doen (embodied) en waar de auto op getraind is doet
er ook aan toe (situated)
Embodied: het lichaam van een robot (de sensoren, actuatoren) bepalen wat de robot kan waarnemen en doen
Situated: je bent gesitueerd in een bepaalde context > de manier waarop je als mens getraind bent heeft invloed op
hoe je handelt
Dit decennium is een interessante en cruciale tijd voor mens-automatisering interactie en psychologie, doordat er
veel technologische innovatie is en het ook steeds meer mens-georiënteerd (human centered) is.
De plekken waar automatisering wordt toegepast is steeds beter, dus steeds meer mensen die niet getraind
zijn om iets te gebruiken kunnen alsnog iets gebruiken > er wordt meer rekening gehouden met mensen
Emergerende trend 1: interdisciplinariteit & breedte (meer kansen voor psychologen later)
- Training & de-skilling
o Hoe trainen we mensen dat ze instaat zijn om correct te handelen als ze te maken krijgen met
automatisering.
- Culturele verschillen/normen/conventies
o In verschillende culturen staan mensen meer open voor automatisering (Japan)
- Gebruikers die afwijken van de gemiddelde gebruiker (slecht ziend, mindervalide)
o Veel technische innovaties worden niet goed ontworpen voor afwijkende gebruikers, hier kunnen
psychologen beter op inspelen
- Toepassing van bredere set van methoden en technieken om menselijk gedrag te begrijpen
o Meer inter- & multidisciplinaire technieken gebruiken
In het Janssen artikel worden er verschillende trends genoemd die aan de menselijke autonomie raken:
- Emerging 1: breedte en interdisciplinariteit
- Emerging 2: regulatie en “explainability”
- Emerging 3: ethische en sociale dilemma’s
- Emerging 4: menselijke, humane ervaring (mag je nog zelf kiezen of je wilt rijden of moet alles automatisch)
>> heeft te maken met autonomie want, wie beslist er? De mens of het systeem?
Doordat 90% van de verkeersongelukken ontstaan door menselijke factoren (moe, afleiding, emoties) hebben
techneuten bedacht om de mens helemaal weg te halen door auto’s automatisch te maken
,Er zijn verschillende niveaus van auto automatisering:
- Een tesla is bijvoorbeeld niveau 2: een mens moet nog
naar de omgeving kijken, maar de auto zal binnen de
lijnen blijven en voldoende afstand houden van andere
auto’s
- Hedendaags wordt er nu meer ontwikkelt voor niveau 3,
waarbij de mens meer op de auto moet letten. Maar als
er een alarm afgaat dat de mens moet ingrijpen, moet je
ook ingrijpen
Evergreen 1: functie en taak allocatie > hoe
verdelen we taken tussen mens en machine?
Operationele en tactische taken kunnen bijv. door de machine
worden uitgevoerd en strategische taken door de mens
MaBa-MaBa vuilkal: ‘’Men-Are-Better-At’’/’’Machines-Are-Better-At’’ wat gebruikt kan worden bij taakverdeling. We
denken dat computers beter zijn in sommigen taken en dat mensen weer beter zijn in andere taken. DIT IS NIET ZO
ZWART-WIT > sommige mensen zijn alsnog beter in ‘machine’ taken en computers kunnen soms beter weer
‘mensen’ taken uitvoeren.
Link met functieleer: hoe goed is de mens in verschillende soorten aspecten van taken? Idee voor functie allocatie:
- Je reduceert taken die moeilijk of vervelend zijn voor mensen
- De machine neemt nu deze taken over
- De mens kan nu concentreren op de overige taken en doet die beter dan eerder
>> in realiteit gaat de mens juist nu andere dingen doen, er is afleiding doordat de mens minder hoeft op te letten
De ironie van automatisering (Bainbridge 1983)
Het moderne perspectief op functie allocatie is dat de
mens en machine juist samen werken als team en dus
samen een systeem zijn. Ook is een mens niet perfect,
maar een systeem zeker ook niet. Daarbij vermindert
automatisering taken niet, maar veranderen ze taken
juist meer.
Realistischer mens/systeem taak allocatie
Evergreen 2: vertrouwen, (in)correct gebruik, verwarring
Er zijn verschillende manieren van gebruik en verschillende manieren van vertrouwen:
- Bij goed gebruik (USE), is er ook een goed niveau van vertrouwen (opletten op de weg en auto)
o Het vertrouwen van het systeem > TRUST
- In de praktijk is er veel misbruik (MISUSE) van automatische auto’s (op je telefoon kijken, want ‘de auto
doet het wel’) > het te veel vertrouwen van het systeem > OVERTRUST
- Er kan ook DISUSE zijn. Als er te weinig vertrouwen in het systeem is, zal je alarmen van de auto negeren
o Het te weinig vertrouwen van de automatische auto > UNDERTRUST
- Daarbij kan er ABUSE zijn van automatische systemen
o Komt door verwarring in machines (bijv. bepaalde standen op de magnetron of oven, waar dienen ze
voor? Er zijn te veel features bij technische apparaten) > CONFUSION
Voor deze evergreen zijn er voornamelijk vragen, want antwoorden zijn er nog niet genoeg:
- Hoe ontstaat een situatie waar automatisering intuïtief correct wordt gebruikt (“use”)?
- Hoe ontstaat & blijft er een juist niveau van vertrouwen tussen mens en machine?
- Functieleer perspectief: bouw op sterktes (& zwaktes) van menselijke cognitie (& machine), zonder in valkuil
van “MaBa-MaBa” te vallen (begrijpen wanneer mensen en machines tekortkomen)
Hoe reageren mensen op ander soort alarmgeluiden tijdens een taak zoals autorijden? In het experiment hoorde je
eerst 3 ongeveer dezelfde alarmgeluiden maar dan steeds wat hoger, daarna hoorde je een totaal ander soort
dierengeluid, hoe reageert de mens hierop? ARTIKEL VAN DER HEIDEN
,Als je niet aan het autorijden bent en dus niks doet (STATIONAIRY), maar
gewoon in de stoel zit is de response van het brein op zo’n uniek dierengeluid
sterker ten opzichte van de response op de constante alarmgeluiden
De piek van amplitude is dus bij de stationaire conditie het sterkst. Als je
niks doet ben je ontvankelijk voor externe nieuwe signalen
In de DRIVING conditie waar mensen aan het rijden waren, was de
response minder sterk op zo’n uniek dierengeluid
In de AUTONOME rij conditie lag dit precies tussen de twee condities in.
In een ander onderzoek kregen mensen tijdens het rijden woorden te horen zoals
‘taxi’, waarbij ze daarna een passend werkwoord voor moesten bij verzinnen.
Ze kregen eerst de constante alarmpiepjes te horen, toen het woord en daarna
weer wat constante piepjes en uiteindelijk het unieke geluid.
Als je alleen de woord taak doet en de geluiden te horen
krijgt, gaat je ontvankelijkheid naar beneden t.o.v.
stationair (gele balken, de grijze balken zijn stationair)
Als je de woord taak combineert met het autonoom
rijden zie je dat de ontvankelijkheid voor andere
signalen ook minder
Het brein is dus minder ontvankelijk voor auditieve alarmen
tijdens het geautomatiseerd rijden, in het bijzonder wanneer
mensen aan andere taken werken. Maar automatische
voertuigen zijn juist vaak afhankelijk van auditieve alarmen
Door pre-alerts (voorwaarschuwingen) te geven:
- Kan een chaffeur op een voor hun naturlijk punt van taak
te wisselen > de reactie hoeft nu ook niet onmiddellijk te zijn
- Zal de chaffeur eerder naar de weg kijken
- Zal de chaffeur beter reageren bij gevaarlijke situaties
Deel OWP
Criteria voor volwassen zijn volgens een vragenlijst afgenomen bij beginnende volwassenen:
1. Zelfredzaamheid (self-sufficiency) 74%: verantwoordelijkheid voor de consequenties van eigen gedrag
2. Familie 56%: familie onderhouden en beschermen
3. Je aan normen en regels houden 47%: geen problemen met politie
4. Biologische mijlpalen 42%: vruchtbaarheid
5. Wettelijke mijlpalen 40%: 18 worden om te stemmen en te mogen rijden
6. Verandering in sociale rollen 22%: opleiding afmaken, fulltime werk etc.
>> het belangrijkste criterium is dus zelfredzaamheid
Deze criteria voor volwassenheid is veranderd in de afgelopen decennia, na de oorlog. Het volwassen worden
wordt steeds meer uitgesteld dan toen:
- Levensfase tussen 18-25 is de emerging adulthood (beginnende/ontluikende volwassenheid)
- Deze levensfase staat relatief vrij van normen en verwachtingen > er is minder monitoring door ouders
- Als jonge volwassen van nu de ruimte krijgen van ouders om hun eigen leven te exploreren, gaan ze meer
experimenteren met sociale rollen (wat voor een persoon wil je zijn), romantische relaties (waar val je op,
wat vind je fijn?), werk, ideologie en religie
Erikson keek vroeger meer naar fases tussen de leeftijden 6-65: basisschoolleeftijd (industry), adolescentie
(identity), vroege volwassenheid (intimacy) en middelbare volwassenheid (generativity)
Kenmerkend voor identity (adolescentie) is dat er volgens Erikson een belangrijke volgorde is: je moet eerst
de fase van identiteit hebben afgesloten VOORDAT je pas naar de volgende fase van intimacy kan gaan (als
je niet weet wie jij bent kan je niet van iemand houden of diepe vriendschappen sluiten)
Bij identity denkt Erikson aan een twee trap raket: eerst komt er exploratie en daarna pas commitment
, Arnett heeft de theorie van Erikson aangepast zodat er nog tussen de adolescentie en vroege volwassenheid de
emerging adulthood fase bestaat.
De fase van identiteit duurt nu langer en is opgerekt. Hierdoor komt de fase van identiteit boven de fase van
intimiteit te hangen, wat betekent dat er nu meer wisselwerking is en je niet per se eerst je identiteit hoeft
te vormen voordat je pas intimiteit kan ervaren. De identiteit wordt ook gevormd door de relaties die je hebt
De nieuwe emerging adulthood fase gaat het meer over self-sufficiency (zelfredzaamheid)
Wij als mensen worden dus steeds autonomer en dit zou kunnen door de
veranderingen in opvoeddoelen.
Ouders willen hedendaags meer zelfstandigheid en vrije wil voor
hun kinderen dan vroeger
Ouders vinden hedendaags gehoorzaamheid en aanpassing
minder belangrijk dan vroeger
Andere speculaties waarom mensen steeds meer autonoom worden:
- De maatschappij wordt steeds complexer (technologie etc.)
waardoor er een langere exploratiefase is
- De lengte en flexibiliteit van opleidingen schept ruimte voor
exploratie maar conserveert ook afhankelijkheid
- Er zijn instituties zoals tussenjaren en wereldreizen voor
exploratie
Alsnog is er veel heterogeniteit in deze ontwikkelingen. Dit is vooral in veel westerse maatschappijen in hoge SES-
groepen. In andere bevolkingsgroepen die een lagere SES en meer praktisch zijn zie je dit minder. Ook in religieuze
groepen zoals Mormonen zie je dat de hedendaagse ontwikkelingen niet heterogeen zijn, ze trouwen bijvoorbeeld
nog steeds jonger. Ook zijn er verschillen tussen regio’s (stad vs. land in China/India).
Maar ieder persoon zal pieken en dalen hebben in bepaalde dingen zoals romantische relaties en financiële
status, het is dus niet erg als je af en toe in je leven minder of meer tevreden bent dan op een andere leeftijd
Autonomie betekent het hebben van een vrije wil, los van alle beperkingen. Dit richt zich op het vormen van een
identiteit door middel van werk, relaties en levensvisie. Iedereen heeft een unieke identiteit, maar toch is iedereen
ook verbonden door de rollen (vader, moeder, zoon, dochter)
Je innerlijke kompas bereik je door 2 processen, beschreven door James Marcia:
1. Exploratie > bestaande opvattingen in twijfel trekken en experimenteren met rollen en identiteiten
o Dit proces staat op de 1e plek en is het belangrijkste
o Er is veel crisis, doordat je vaak faalt in deze fase met verschillende identiteiten
2. Commitment > na exploratiefase identificeer je je met een bepaalde identiteit (vastlegging van)