Privaatrecht – samenvatting H2, H3, H4,
H6 en H7
Grondslagen Ondernemingsrecht; Van Zeijl en Adriaansen (ISBN: 9789001593322) > H2, H3, H4
Grondslagen Vermogensrecht; Van Zeijl en Adriaansen (ISBN: 9789001593360) > H6, H7
Inhoud
Hoofdstuk 7 (Ondernemingsrecht).........................................................................................................3
H7.1....................................................................................................................................................3
H7.2....................................................................................................................................................3
H7.3....................................................................................................................................................4
H7.4....................................................................................................................................................5
H7.5....................................................................................................................................................5
H7.6....................................................................................................................................................5
H7.7....................................................................................................................................................6
H7.8....................................................................................................................................................7
H7.9....................................................................................................................................................7
H7.10..................................................................................................................................................8
H7.11..................................................................................................................................................8
Hoofdstuk 6 (Ondernemingsrecht).........................................................................................................9
H6.1....................................................................................................................................................9
H6.2....................................................................................................................................................9
H6.3..................................................................................................................................................11
H6.4..................................................................................................................................................12
H6.5..................................................................................................................................................13
H6.6..................................................................................................................................................13
H6.7..................................................................................................................................................14
H6.8..................................................................................................................................................14
H6.9..................................................................................................................................................15
H6.10................................................................................................................................................15
H6.11................................................................................................................................................15
Hoofdstuk 2 (Vermogensrecht).............................................................................................................17
H2.1..................................................................................................................................................17
H2.2..................................................................................................................................................17
H2.3..................................................................................................................................................18
H2.4..................................................................................................................................................19
Hoofdstuk 3 (Vermogensrecht).............................................................................................................21
, H3.1..................................................................................................................................................21
H3.2..................................................................................................................................................21
H3.3..................................................................................................................................................25
H3.4..................................................................................................................................................26
Hoofdstuk 4 (Vermogensrecht).............................................................................................................27
H4.1..................................................................................................................................................27
H4.2..................................................................................................................................................29
,Hoofdstuk 7 (Ondernemingsrecht)
H7.1
Wat moet de schuldeiser doen als de schuldenaar ondanks zijn aanmaningen niet wil nakomen?
‘Tenzij uit de wet, uit de aard der verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt, wordt hij die
jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op
vordering van de gerechtigde, veroordeeld’ (art. 3.296 lid 1 BW).
De schuldeiser moet de rechter inschakelen, dit mag niet zelf geregeld worden. Eigenrichting (= het
zich recht verschaffen zonder rechtsgang) is verboden. De regels hiervoor worden gegeven in het
(burgerlijk) procesrecht.
H7.2
In het burgerlijk procesrecht wordt uitgegaan van een aantal hoofdbeginselen, die kenmerkend zijn
voor de burgerlijke of civiele procedure. Deze hoofdbeginselen zijn zo fundamenteel van aard dat het
bij het ontbreken daarvan onmogelijk is een procedure te voeren of deze in gevaar brengen (art. 6
ERVM, de Grondwet en art. 19 e.v. Rv):
- Recht op rechtspraak en rechtsbijstand: bij burgerlijke geschillen is er een recht op
rechtspraak door een overheidsrechter (art. 6 EVRM, 17 en 112 GW). Door het beginsel van
verplichte procesvertegenwoordiging kan men zich van voldoende rechtsbijstand verzekeren.
Procespartijen moeten zich laten vertegenwoordigen door een activiteit, welk juridische
bijstand verleent in alle soorten juridische zaken. Als een procespartij zonder advocaat in het
geding verschijnt betekent dit voor de gedaagde dat hij bij verstek wordt veroordeeld, tenzij
deze vordering de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt. In de procedure bij de
kantonrechter geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging, dus hierbij kan de
rechtzoekende zelf optreden of zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een
gemachtigde (bijv. een jurist van de vakbond).
- Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter: de rechter moet onbevooroordeeld
tegenover partijen en hun geschil staan, hij mag zich niet door factoren van buitenaf laten
beïnvloeden. De rechter mag zich verzoeken zich te mogen verschonen (art. 40 en 41 Rv) en
partijen die menen dat de rechter niet onpartijdig is, kunnen hem wraken (art. 36 e.v. Rv).
- Horen van beide partijen: procesrecht gaat uit van gelijkheid van partijen, dus is het beginsel
dat beide partijen gehoord moeten worden een zeer belangrijk principe van het procesrecht.
Uitzondering: het kan zijn dat de gedaagde of zijn advocaat geen gehoor geeft aan de oproep
in het geding te verschijnen, in zo’n geval kan de gedaagde bij verstek worden veroordeeld
(art. 139 Rv).
- Beslissing binnen redelijke termijn: zowel de rechter als partijen moeten voorkomen dat de
procedure onredelijk wordt vertraagd (art. 20 Rv)
- Waarheidsbeginsel: partijen zijn verplicht de feiten die zij aandragen volledig en naar
waarheid weer te geven en het is niet toegestaan bepaalde feiten achter te houden
- Verplichting tot het verstrekken van inlichtingen: de rechter kan in alle gevallen en in elk
stadium van de procedure partijen of een van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten
of bepaalde bescheiden over te leggen (art. 22 lid 1 Rv)
- Beslissing die alle geschilpunten betreft: partijen hebben er recht op dat de rechter een
beslissing neemt op alle onderdelen die zij vorderen (art. 23 Rv)
- Partijautonomie: de rechter vervult in de burgerlijke procedure geen actieve rol bij het
onderzoek. In een burgerlijke procedure leggen partijen hun geschil voor aan de rechter,
waarbij hij de rol van scheidsrechter speelt en de partijen autonoom zijn. De rechter mag
alleen bewijs van betwiste feiten opleggen (art. 149 lid 1 Rv): lijdelijkheid van de rechter
, - Ambtshalve aanvulling van de rechtsgronden door de rechter: het is de rechter wel
toegestaan de rechtsgronden ambtshalve aan te vullen (art. 25 Rv). Rechtsgronden zijn de
juridische regels waarop de eiser zijn eis heeft gebaseerd, zoals wanprestatie of
onrechtmatige daad.
- Verbod van rechtsweigering: rechter mag niet weigeren een geschil te beslissen (art. 26 Rv)
- Openbaarheid van behandeling en uitspraak: zittingen zijn openbaar (art. 121 GW, art. 27 Rv),
d.w.z. dat iedereen de behandeling van een rechtszaak kan bijwonen. Omdat de kans bestaat
dat ten gevolge van openbaarheid van de behandeling en het vonnis vertrouwelijke gegevens
van partijen bekend worden, geld als waarborg een geheimhoudingsplicht (art. 28 Rv)
- Motivering van de beslissing: als de rechter uitspraak doet, moet die uitspraak de gronden
waarop de uitspraak gebaseerd is, bevatten (art. 121 GW, art. 30, 230 lid 1 sub e, 287 lid 1 Rv)
- Verbetering en aanvulling van de beslissing: de rechter die de uitspraak heeft gedaan, kan
een voor ieder kenbare, eenvoudige vergissing in deze uitspraak herstellen
Daarnaast zijn de volgende kenmerken van burgerlijk procesrecht van belang:
- Onderzoek en beslissing in twee instanties: het burgerlijk procesrecht heeft als kenmerk dat
beslissing en onderzoek in twee instanties plaatsvinden, waarbij beide rechterlijke instanties
zowel de feiten als het daarop toepasselijke recht onderzoeken. Het voor de eerste keer
voorleggen van een geschil aan de rechter noemen we de procedure in eerste aanleg of in
eerste instantie. Die eerste instantie is de rechtbank. Zijn partijen het niet eens met de
beslissing, dan kunnen zij hun geschil nog eens aan een hogere rechter voorleggen, dat doen
ze door het instellen van het rechtsmiddel hoger beroep: de rechter in tweede instantie of in
tweede aanleg is het gerechtshof, tenzij hoger beroep uitgesloten is of het een vordering
betreft die niet meer bedraagt dan € 1.750 (art. 332 lid 1 Rv)
- Toezicht op de rechtspraak door middel van cassatie: ondanks het onderzoek in twee
instanties kunnen partijen van oordeel zijn dat de rechter bij zijn beoordeling t.a.v. hun zaak
het recht niet op de juiste wijze heeft toegepast. Dan kunnen zij de zaak aan de Hoge Raad
voorleggen, door het instellen van een rechtsmiddel, cassatie genoemd.
- Niet-kosteloosheid van de procedure: procederen kost geld, kostenposten hierbij zijn:
Salaris van een advocaat
Kosten van de dagvaarding (eiser)
Kosten van getuigen en deskundigen (indien nodig)
Vast recht of griffierecht (art. 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken)
Kan een procespartij gezien de hoogte van haar inkomen de proceskosten niet zelf
bekostigen, dan kan zij op grond van de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging krijgen.
H7.3
De tot de rechterlijke macht behorende gerechten zijn (art. 2 Wet RO):
a. De rechtbanken (sector civiel en sector kanton)
b. De gerechtshoven
c. De Hoge Raad
De rechtbank is in eerste aanleg bevoegd kennis te nemen van alle burgerlijke zaken (art. 42 Wet RO).
Door de kantonrechter worden behandeld:
- Zaken betreffende (persoonlijke) vorderingen van max. € 25.000 (art. 93 sub a Rv)
- Zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, als er duidelijke aanwijzingen
bestaan dat de vordering geen hogere waarde heeft dan € 25.000 (art. 93 sub b Rv)
- Zaken betreffende een arbeidsovereenkomst, (algemeen verbindend verklaarde bepalingen
van) een collectieve arbeidsovereenkomst, een vutovereenkomst, een agentuur-, huur- of
consumentenkoopovereenkomst, een overeenkomst van consumentenkrediet (art. 7.57 BW)
of van goederenkrediet (art. 7.784 BW), ongeacht het beloop of de waarde van de vordering
(art. 93 sub c Rv)